Het zeegat in,
de kreeftengang door:
waar het licht wordt
traint de verdwijning,
heerst het vacuum:
spijkervelden, los-
geslagen sneeuwsoorten,
blue stellar objects:
geen verstandhouding.
Algen; wieren.
Verder landinwaarts:
je schorsen, je distel.
Periode van prekaire
ontregelingen; je
semantische snippers –
de eigenlijke monaden,
het werkelijke isolement.
Een mug (de mug)
beklimt, desnoods:
bestijgt een olifant
(de olifant).
Zo gooide iemand eens een bal op.
Deze stuiterde nog enige malen,
bleef toen zo goed als stil liggen.
Landingen;
naderingen.
Land genoeg, zee
genoeg, verte genoeg.
Als er een eenhoorn opduikt
zal ik hem moeten doden;
als ik de koptelefoon opzet
zal ik nog verder afkoelen.
Zij doet haar waaier
dicht; staat op; en strijkt
haar rok glad: Colloïden
verhalen van warmte? A-
dem prijst de dennenaald?
Een hemellichaampje is in
het vruchtwater geplonst?
De onvlinder – de
grijze, gespikkelde – was hier.
Het ene geschenk: een toestel
om de tijd mee weg te zuigen
uit dingen, uit organismen.
(Over het andere geschenk
kan men beter zwijgen).
vrijwel) niets -. Weinig
doet er toe. Het voorwerp
dat ik fixeer, is op zoek
naar zijn woorden en hun
cercle. Ik schenk een glas
bier in; open de portable:
2, 3 absences zullen bekend
raken, een voorwerp raken;
er vrijwel nooit geweest zijn.
In het helikoptergebied:
de wisselende gezangen;
de korzelige regenzones.
Bij elk nieuw gezang,
hoe kort ook, wissel
ik van sneeuwbril;
krimpt mijn ijsappel.
Terwijl bont
schuift of rukt aan/
over plastic, aan/over
metaal, de verijzerde geliebte (la
princesse lointaine) zich onthult,
zich bagatelliserend opheft.
Overmacht
van het gestolde; insektoïde
bewegingen; selektieproeven
met semantische dubbelfilters -.
Communicatie is er nog wel,
maar een van die soort die in
zijn staart bijt en zijn staart-
angel recht door zijn kop slaat.
Ik keer terug naar
de kaktus. Ik denk niet
aan licht. Ook denk ik
het niet. (Licht). Op de
tast verwond ik mijzelf;
een spel zo eenvoudig
dat ik het graag -.
Masten; metalen – en nog eens:
masten. Ook fijnzinnige wittebrood-
strukturen, de kust aanduidend,
en oneerbaar benaderd door
zout. Veel meer naar links,
ver buiten het beeld zelfs:
zo’n kleine bronstige speelgod,
aan de pacific knoeiend.
Een witte raaf
op een witte walvis;
een waarnemend subjekt
(gepostuleerd); geen water,
laat staan zout water -. Elkaar
voortdurend bijsturend (feed-
back) moeten zij maar zien
hoe zich uit deze tekst
te verwijderen.
Denkend langs / door
verschillende concepten (dun
meisje zal worden leeggepikt
omdat zij de spreeuwen voerde;
skalp van een dikkerd; di-
gitaliserende kikker) staak
ik de herdenking van een
toekomst, stel mij in op
scheermuizenspraak, buig,
wuif, en vloei af.