Totdat./ Halt.
Zo begint het: ‘totdat’.
(Dat is n.l. zijn begin).
Vers 2 luidt: ‘halt’.
(En door stopbewegingen te maken
komt het inderdaad tot stilstand).
Langzaam; dat moet.
Wat het eerst stilstaat,
staat er, mag ook het eerst
naderen. Zie de schildpad
die in de cactus huist:
kan wel een zomer uitvinden
tussen alle winterslapen door.
In het holst; langs de veer,
de schroefdraad. Overheersen
van één vertragingsmodel;
de beweging onder handen –
de beweging uitgekleed,
ontvezeld en ontzenuwd.
De ontseinde ontcijferde.
Daar dan:
een rib uit het zeebeest.
En de andere signalen?
Fffft! andere signalen.
Wou je iet-
(Dat het zwijgen nu moest inzetten.
(Wie het zwijgen nu moet inzetten.
Igo In de snow-fruit,
waar thans komt opzetten:
mist. (Voorspeld, maar niet
echt verwacht). Iemand die
zich daar bevindt, moet zijn
ploegscharen maar aangorden,
wetend dat hij niets uithaalt
tegen vochtwand en glasdruk.
Dag zon, dag maan: terug- en
weggekoppeld. Controle middels
impulsen uit vergeetveld.
Geen zijde of krijt dit keer.
(Zie vroeger). ‘Seizoenloos
verblijf in rustige omgeving’,
midden in het enige signaal
dat een witnaald uitzendt.
Tijdens het aftasten
van de o. en w. horizon
was er circa 360° gedraaid.
En wat deed het uit de reflector?
:sneeuwen. En wat vraagt fabel-
meisje? (: stonden hier vroeger
geen lariksen?); schrijlings op
haar dunne gebloemde tijger
een ander gedicht binnenrijdend.