In De Rerum Natura omschrijft Lucretius het begrip clinamen principiorum, ofwel de oorspronkelijke afbuiging als volgt: ‘De atomen vallen in een kaarsrechte baan door de Leegte, onder invloed van hun eigen gewicht. Maar op onbepaalde momenten en onbepaalde plaatsen, vertonen ze een minieme quasi-afwijking, die juist voldoende is om van een wijziging van het evenwicht te spreken’.

In deze klassieke atoomtheorie kan de vorming van lichamen uit de oer-atomen alleen plaatsvinden door een onvoorziene en onvoorspelbare verstoring van de regelmaat. Wie de gedragingen van de lichamen en hun bewegingen onderzoekt stuit dus uiteindelijk op uiterst kleine, maar beslissende zwenkingen, die het machtige raderwerk van natuurwetten dat de materie bestiert zijn vorm geven.

Dat wat genoemd wordt, waar op gezinspeeld wordt, bestaat in het universum dat Perec onder de titel Het Leven een gebruiksaanwijzing schiep. Een naam, een verwijzing, een beschrijving maakt dat iets of iemand onderdeel uitmaakt van de wereld die dit boek is. En dat wil zeggen, zo letterlijk als maar kan. Niet de poëtische evocatie of de persoonlijke interpretatie, maar de preciese en heldere benoeming geeft ieder onderdeel zijn recht op deelname. Het boek bevat alles wat Perec dierbaar was in het leven en is letterlijk de behuizing van die verzameling.  Een verzameling die zo gevarieerd is, dat zij de de indruk van volledigheid wekt: ambachten, wetenschappen, muziek, films, beeldende kunst, verre landen, vreemde culturen, sporten, gerechten en wijnen, literatuur, speelgoed, meubelen, puzzles en huishoudelijke en dagelijkse details. En ja, de meest uiteenlopende mensentypes bevolken het pand dat in dit boek geportretteerd wordt.

Ook wanneer je bent ingelicht over de structuur van het boek (de 42 lijsten, de honderd vakken waarin de dwarsdoorsnede is opgedeeld, de paardensprong die al die vakken aandoet), kan de indruk van een botte opeenstapeling blijven bestaan. De regels die Perec voor zichzelf aanlegde vormen dan gezamenlijk een procedure om te ontkomen aan een interpreterende, betekenisvolle volgorde om de elementen in op te voeren. Een vlucht voor de traditionelere vormen van de roman. Een ontwijking van drama, psychologisme en symboliek. Een ingenieuze machinerie van regels die een grote berg fragmenten tot een literair prozaboek verwerkt.

Maar als je het boek leest en de belangrijkste personages en hun ondernemingen leert kennen wordt al snel duidelijk hoe sterk de vorm van de roman gedicteerd wordt door wat erin verteld wordt, door het beeld van het leven dat erin gepresenteerd wordt. Zoals aan een dierbaar voorwerp, bijvoorbeeld een antieke kandelaar niet te zien is hoe dierbaar hij is, maar de manier waarop hij bij een verhuizing behandeld wordt dat goed laat zien; zo voert Perec al zijn uitverkoren verhalen, verwijzingen en voorwerpen het liefst zonder interpretatie op. Om hun betekenis leesbaar te maken door de manier waarop ze een rol vervullen in het systeem dat het boek is. Meaning is use, om Wittgenstein na te zeggen.

Het effect van het uit elkaar trekken van de literaire betekenis en de literaire presentatie (waarmee Perec één van de wegbereiders van de hypertekstuele literatuur werd) is tweeledig. Je leest de afzonderlijke verhalen met in je achterhoofd het ruimtelijke systeem waarvan ze deel uitmaken, gespitst als je bent op echo’s en gedaante-verwisselingen van wat je al gelezen hebt. Je kunt het lezen met richtingsgevoel noemen.

Maar tegelijkertijd valt door die onopgesmukte en quasi-formele presentatie (een volgend vertrek op een andere verdieping) een scherper licht op het fragment zelf. Op de feitelijke dingen en de mensen erin. Het unieke van ieder voorwerp en personage, hoe weinig spektaculair ze ook mogen zijn wordt erdoor verhevigd. Schoolmeisjes, grote geleerden, speelgoed, tafelkleedjes, bediendes en mislukte kunstschilders, ze krijgen een even intense aandacht. Niets of niemand is decor of narratieve ruis. Alles is een potentieel veelbetekenend oppervlak.

Het opzij schuiven van de evocatieve, interpreterende literaire stijlmiddelen maakt dat je als lezer je ogen beter de kost geeft en het eigene van het ding of verhaal in al zijn feitelijkheid scherper in zich opneemt. De functie die het onderdeel in het geheel vervult wordt er even door opgeschort. Het brengt de lezer bovendien dichter bij de betekenis van de beslissing om dit verhaal of dit onooglijke voorwerp überhaupt in een gebruiksaanwijzing voor het leven op te nemen.

Dat het boek als een spel in elkaar zit, ieder pathos ontbeert en geen dramatische plot heeft wil niet zeggen dat het een neutraal of jolig gestemd werk is. Het verhaal van het huis is een verhaal van vele mensenlevens en net als in de werkelijkheid zijn er weinig succesverhalen bij. Sterker, de meeste zijn getekend door teleurstelling en vergeefsheid. Natuurlijk is er plaats voor romantische avonturen en bedwelmende liefdes, maar de mensen die door stom ongeluk, tragische misverstanden en hun eigen fouten de glans uit hun leven zien verdwijnen zijn in de meerderheid. De ijzeren wet van groei, bloei en verval; de overal sluimerende verleidingen van overmoed, jaloezie en wraak; de gevaren van waanzin en pathologische onverschilligheid; de niemand sparende eenzaamheid, ze spelen in de meeste verhalen een belangrijke rol en geven het boek een melancholieke grondtoon.

Met die observatie krijgt het tweede deel van de titel (‘een gebruiksaanwijzing’) meer betekenis. Tegen het verval en het verdwijnen, tegen het wegebben van de krachten in het gevecht tegen de entropie, zet dit boek de onwankelbare mentaliteit van de legpuzzelaar in. Maar het is geen vlucht in spielerei, geen escapisme. Het is letterlijk een gebruiksaanwijzing: het boek doet ons voor hoe de feiten die tot melancholie of erger zouden kunnen stemmen kunnen worden getemd. Dat wil zeggen hoe er een spel mee kan worden gespeeld.

Het springende punt in Perecs legpuzzel-metafoor is de precisering, dat de ware puzzel gemaakt is door een puzzelmaker die ieder stukje afzonderlijk zijn vorm geeft. Hij speelt met degene die de puzzel zal oplossen. Iedere vondst of misleiding van de puzzelaar is door hem bewust in de puzzel aangebracht. De legpuzzel metafoor, die het stelsel van voorschriften en regels veronderstelt waarmee het boek geschreven is, verwijst naar een opvatting over literatuur.

Om de al te menselijke entropie de baas te blijven en te kunnen spelen moet de schrijver in Perecs ogen zijn eigen fantasie en psychologie wantrouwen. Of precieser, op die symbolische inhouden kan hij beter niet de vorm en verschijning van zijn verhaal baseren. Ze zijn veel beperkter dan de meesten denken en bovendien zwaarwichtig en dus onhandig in de omgang. Ze staan in de weg en benemen het zicht.

De schijnbaar lege en willekeurige beperkingen en voorschriften produceren een veel grotere vrijheid. Zo kan de schrijver via de onaangedaanheid van de vorm zijn verlangens en onderwerpen van gedaante zien veranderen en ze onderzoeken, verrijken en verscherpen. De terugkeer naar het strenge en betekenisloze universum van de letters, de puzzelachtige regels en de wiskunde zijn een reinigend middel. Een licht-maker. Geen doel op zich, maar een manier om steeds nieuwe manieren te vanden om de eeuwenoude betekenissen kracht en intensiteit te geven.

Zo dicht was het netwerk van regels dat Perec toepaste bij het schrijven van Het Leven een gebruiksaanwijzing dat hij uitgelaten uitriep dat het boek zichzelf geschreven had. Voor Perec was het zich ontslagen voelen van de dwang tot zelfbewuste authenticiteit van groter belang dan voor de meesten. Hij voelde zich namelijk letterlijk een vervalsing.

Zijn ouders en het grootste deel van zijn familie overleefden de oorlog niet. Hij werd als kleuter naar de Franse Alpen geëvacueerd. Denk erom, je heet Georges, je bent niet joods, je bent een katholiek Frans jongetje, zeiden zijn verzorgers. Zo groeide hij op, zonder iets te weten van de mensen die hem op de wereld hadden gezet. Hun herkomst, hun cultuur, hun taal waren als bij toverslag verdwenen. Een leegte, een hiaat in zijn identiteit, maar tegelijkertijd zijn geschiedenis. Hoezeer hij ook zijn verstand en persoonlijkheid oplaadde en ontplooide met de kennis, informatie, kunst, muziek die hem omringde, hoe ‘veel’ hij ook werd, altijd bleef het hiaat bestaan: een niet-weten, het bewijs van een nooit meer te doorgronden catastrofe en een nooit meer te heroveren identiteit.

In een nooit gepubliceerde vroege roman van Perec kan een vervalser van renaissancekunst het niet meer verkroppen dat het succes van de vervalsingen hem alle erkenning van zijn talent en inspanningen ontneemt. Hij moet dus opzettellijk een fout aanbrengen om anderen zijn werk te kunnen laten teruglezen. De uiterste konsekwentie is dat hij zijn opdrachtgever de keel afsnijdt.

In Het Leven een gebruiksaanwijzing draagt de man die veertig jaar lang de puzzels maakt waarmee de excentrieke miljonair Bartlebooth zijn leven vult, dezelfde naam als die vervalser uit de eerste roman: Gaspard Winckler. Ook deze ambachtsman neemt wraak op zijn opdrachtgever. In de vierhonderdnegenendertigste puzzel, die helemaal gelegd is op één stukje na, blijft een leemte over die de vorm heeft van ‘bijna een perfecte X’. Bartlebooth overlijdt aan de puzzeltafel met in zijn hand een stukje puzzel in de vorm van een W.

Een afwijking in het verder zo perfect beheerste systeem dat Bartlebooth van zijn levenswerk gemaakt had. Een ongerijmde en onverklaarbare storing. Met dit kleine en fatale detail lijkt Winckler zich het hele project toe te eigenen. Hij drukt zijn stempel op een onderneming die al zijn toegewijding en vernuft, ja zijn hele actieve dreigt uit te wissen.

De wraak van Winckler is de wraak van degene die niet anders kon dan gedwee meespelen. Hij heeft aan één enkele sabotagedaad genoeg om een dodelijke steek toe te brengen aan de onderneming die op het uitwissen van al zijn vindingrijkheid en inspanning gericht was. Ergens in het boek wordt Winckler gevraagd waarom hij dan in godsnaam ooit de opdracht van Bartlebooth heeft aangenomen en het reusachtige project op zijn schouders heeft genomen.

‘Dat kwam omdat ik nog jong was’, is het enige dat hij erop antwoordt. Georges Perec had hetzelfde kunnen zeggen.

Perec is de man van het hiaat. In 1979 maakte hij samen met Robert Bober een film over Ellis Island, de gebouwen waarlangs miljoenen, grotendeels arme Europeanen in het begin van deze eeuw de Nieuwe Wereld betraden. Daaronder dorpsgenoten en familie van Perecs voorouders uit Polen. Wat zocht Perec op Ellis Island? Niet een beeld van de gevoelens van de Poolse joden en Siciliaanse boeren die hier en masse tot Amerikaan werden omgesmeed. In Je suis né schrijft Perec: ‘Dit is voor mij de plek van de ballingschap zelf, dat wil zeggen, de plaats waar plaats afwezig is, de plek van de diaspora’. En wat verderop: ‘Dat wat ik ben gaan zoeken op Ellis Island, is het beeld van dat punt waarop terugkeer onmogelijk is, het bewustzijn van die radicale breuk. Wat ik daar heb willen ondervragen, onderzoeken, op de proefstellen is mijn eigen eerworteling met die niet-plek, die afwezigheid, die barst waarop iedere zoektocht naar sporen, het woord en het andere gebaseerd is’.

Het hiaat is voor de van zijn wortels afgesneden Perec de enige toegangspoort naar het vertellen van zijn verhaal, dat onder andere het verhaal van onteigening en verdwijning is. Maar het is ook zijn enige houvast om een eigen stempel te drukken op het leven. Perec, de perfecte vervalsing, op dat ene, ook door hemzelf nauwelijks van enige concrete, beleefde inhoud te voorziene detail na: hij is joods, maar weet niet wat het is om het te zijn.

Dat hiaat is niet op te vatten als mankement of gebrek, maar als clinamen: het is de kleine zwenking die alle atomen tot lichamen smeedt. Klein kan die zwenking alleen zijn als hij zichzelf niet benoemt, maar als het Andere van het omringende systeem optreedt: als de x-vormige leemte, waar het w-vormige puzzelstukje voor over blijft. Oftewel, als de minuscule afwijking die het hele verhaal in reverso van betekenis voorziet.

Het mooie is natuurlijk dat dit wel en niet over de joodse identiteit gaat, maar over het leven van iedereen. Alleen, Perec was ervoor nodig om de gebruiksaanwijzing ervan te schrijven.

Perecs clinamen werkt zo: dat je door te kijken wetenschap verwerft over wat je niet kunt zien; door te luisteren ontdekt wat je niet kunt horen; door te schrijven ontdekt wat je onontkoombaar nooit zult zijn, al draag je het beeld ervan in je binnenste mee; dat al die blinde vlekken je vergezellen als schaduwen en geleidelijk reisgenoten en vrienden worden.

Perec vond een manier om ze te laten verschijnen zonder ze af te beelden, zonder ze te herleiden tot een versie van wat gezien, gehoord, geschreven kon worden of iets wat hij kon zijn. Dat is een soort toveren, en zoals dat gaat met magie, hoofdzakelijk goochelen.

Mijn bewondering voor Perec is niet in de eerste plaats gebaseerd op zijn verbluffende vindingrijkheid en virtuoze nauwkeurigheid maar eerder op het pad dat hij heeft afgelegd; en op de wijze waarop hij zijn spoken bestreden heeft, dat wil zeggen zijn zelfhaat, achterdocht en wraakgevoelens; en op hoe hij vervolgens in een aantal heel verschillende boeken listen verzon om ze al schrijvend buiten spel te zetten. Maar de meeste bewondering geldt zijn overwinning: dat hij die pijnlijke en onherstelbare leegte die de vorm van zijn leven bepaalde, wist om te bouwen tot een speelse tekstmachinerie. Een machinerie die feest voortbrengt, een melancholiek feest maar toch bovenal een viering van de vriendschap en de samenwerking, van bewondering en satire, van spel en vernuft, van liefdevol ambacht en geduld, kortom een eerbetoon aan het plezier.

In dit boek van Perec is het hiaat geen gemis, geen gebrek dat pijn en geweld opwekt, maar een deur waardoor muziek, schilderkunst, eten en drinken, wetenschap en techniek, film en sport en honderden mensen binnenkomen. Ze komen samen in een boek, dat ze niet onderwerpt aan het geweld van een persoonlijke mythe. Ze behouden hun eigenheid, ook al speelt de bouwer van het huis een spel met alles wat hij heeft uitgezocht en uitgenodigd. Het is een spel volgens regels die de maker ervan op veelbetekenende punten overtreedt of vergeet. Zo neemt Perec zijn zachtaardige wraak op de puzzelende lezer. Behalve clinamen is het hiaat ook gewoon goochelaarsbedrog.

Het mooiste van dit boek is de combinatie van systematiek en de afwezigheid van verbaal geweld. Het evenwicht tussen melancholie en plezier. Het ademt een enorme geestelijke vrijheid, alle claustrofobie die in de concentratie op het ene huis en de vele contraintes kan schuilen ten spijt. Gezien het pad dat Perec heeft afgelegd zou je de grootheid van dit boek zo kunnen omschrijven: deze gebruiksaanwijzing van het leven heeft een speelse, maar ook spinozistische allure. Het is Perecs literaire overwinning op zijn schrijverschap.