Je had verschillende soorten.
Sommige in de vorm van van een drop-
vormig wagentje, een sleepkarretje
achter de auto gehangen, andere
als een hoge, misvormde
topzware schoorsteen.
Je moest ze met speciale lucifers aansteken.
Bij mijn speelgoed was ook
een generator, zilverkleurig
mooi en gestroomlijnd
achter een rode auto van hout.
Op een avond reden we met een taxi
door Småland, stopten bij een
boerderij om brandhout te tanken.
Een rode rij huizen
tot vlak bij de weg,
een zwarte deur, daarvoor lag het hout.
Ik herinner me niet of er
een houtbediende bij was. De chauffeur heette Joel
en kende mijn vader.
Veel mensen ondervonden schade
van het generatorgas
(dat vrijkomt bij onvolledige
verbranding van hout)
anderen stierven. Er waren
vele soorten generatoren. Ze
liepen nogal slecht, vereisten
veel geduld, voorzichtigheid,
zoals gezegd, velen stierven. Ze funktioneerden.
Na de oorlog, een hele tijd
na de bevrijding met zijn bloemen en bogen en konfetti
(met zijn algemene vrede- en vrijheidsroes
raakte zijn been beklemd tussen de spaken van mijn vaders
achterwiel en moest ik met een benzineauto naar huis.
Ik was dolgelukkig met een benzineauto te mogen rijden.
 
In principe is benzine
niet beter dan generatorgas.
 
 
(uit ‘ingrepp-modeller’, ingrepen-modellen, 1965)
 
 
Naar de inleiding