Ja, de metropool maakt je klein.

Ik kijk met verstikt verlangen

door duizend mensenwalmen op naar de zon;

en zelfs mijn vader, die zich tussen de reuzen

van zijn dennen- en eikenbossen

gedraagt als de grote tovenaar,

is tussen deze protserige muren

niet meer dan een boers oud mannetje.

O, kom in beweging, jullie duizenden!

Ooit zag ik jullie in een sterheldere winternacht

tussen de trieste rijen van de gaslantaarns

als een reusachtige worm, een leger,

een uitweg zoeken uit jullie benauwenis;

maar toen kropen jullie een betaalde zaal binnen

en hoorden door rook en bierwalm woorden schallen

over vrijheid, gelijkheid en nog zo wat.

Ga toch naar buiten en zie de bomen groeien: ze zijn stevig geworteld en laten zich opkweken,

en allemaal strekken ze zich anders naar het licht.

Jullie hebben toch voeten en vuisten,

voor jullie hoeft geen houtvester ruimte te scheppen,

maar jullie staan daar en schept jezelf tuchthuismuren –

ga dan toch weg, schep land voor jezelf! land! kom in beweging!

vooruit! ga op weg!