Laten we, net als de achtbaan, in complete stilstand beginnen. Met de barsten in de stoeptegels. Zeven jaar. Wat is zeven jaar voor een stoep? Zo te zien is hij er nauwelijks door gesleten, heeft hij er geen nieuwe barsten aan overgehouden (gelukkig is het onmogelijk in de barsten een voorstelling of patroon te zien).
Zeven jaar stoep. Hoe groot is de kans dat er iemand op deze wereld is die zich dit stukje stoep herinnert? Mogelijk alleen iemand als Joey, maar die is waarschijnlijk dood.
 
Joey was een klein, hoepelvormig mannetje met een minimodel wandelstok, rondscharrelend over Second Avenue, tussen de vijfde en de zesde straat. Tien jaar lang had hij de stoep tussen die twee zijstraten noodgedwongen bestudeerd. Hij kende de geschiedenis van putten en van kuiltjes, wees op een losliggende tegel onder de etalage van een ansichtkaartenwinkel. Hij was de enige die dat wist, zei hij met een smal trots lachje. Zomers om half vijf waren er uitstekende richels die een smalle zwarte schaduw wierpen. Van sommige barsten of gaten wist hij de herkomst (een container onverschillig uit een vrachtwagen gekieperd, een onoordeelkundige en haastige reparatie aan een spuitende brandweerkraan).
Ik heb Joey in het voorjaar van 1982 vergeefs gezocht. Een klein nauwkeurig geheugen, een levend archief van een paar honderd meter stadsstoep, is waarschijnlijk voorgoed verdwenen, uitgedoofd.
 
Ik wil deze stoep niet meer vergeten. In Juni 1980 sieren twee smalle onkruidrandjes de stoeprand, in November van hetzelfde jaar tot een aanzienlijke strook uitgegroeid. Een teken dat hier niemand meer loopt? Maar dat lijkt in tegenspraak met de dramatische verandering van het kaartjesloket, dat kleine vrolijke hokje, in Mei 1979 van onderen licht aangetast en in Juni 1980 met wervender, nee wervelender letters van hetzelfde opschrift voorzien. Maar aan deze nieuwe hoop op klandizie wordt danig afbreuk gedaan door het verdwijnen van de P in het grote reclamebord ernaast. En, als om het raadsel nog te vergroten, in 1982 zijn zowel loket als onkruid verdwenen. Op de plek waar het loket stond prijkt nu een graffiti, Witte draak, die ik onmiddellijk verbind met de achtbaan op de achtergrond. Achtbanen, door energieke exploitanten voortdurend over het terrein verplaatst. In het lage namiddaglicht rijzen ze als stalen draken omhoog terwijl de zeewind door hun roestige slingerende buizenstelsels klaagt.
 
Round-up, résumé: als de kromme Joey wijs ik op wat verdween. Zo houd ik het vast. Dat is mijn methode.
In gedachten laat ik de stroken armeluisgras de rode biezen van het loketje beklimmen. Ik lijst de afwezige reizigers met een dunne grasrand in.