I Het Mechanische
II Het Elektrische
III De Mantel
IV Het Model
V Het Handelen
VI Het Bewegen
VII Het Kijken
VIII Het Lezen
IX Het Circuit
X Het Produkt

81 Zien

Wanneer wij een apparaat waarvan wij de funktie en werking niet kennen proberen te snappen, ‘wentelen’ wij het. Levert het wentelen niets op dan beginnen we met het oog strak op het mechaniek gevestigd druk op het apparaat uit te oefenen om te zien wat er ‘gebeurt’. Wentelen is een vorm van ‘zien’ hoe een apparaat in elkaar zit, terwijl het uitoefenen van druk bedoeld is om het apparaat ‘in beweging te brengen’.
Zien hoe een apparaat in elkaar zit is wat anders dan zien hoe het beweegt. Bovendien is ‘zien’ wat anders dan hoe een apparaat feitelijk ‘is’.

82 Zijn

Hoe een apparaat ‘is’ wordt niet bepaald door de finale staat waarin het verkeert, maar moet opgevat worden als een totaal van gedaanten – een optelling van existentievormen die het apparaat vanaf het eerste plan op papier tot de laatste definitieve konstruktie heeft doorgemaakt. Immers voordat een apparaat af is en ons zijn definitieve vorm kan tonen, heeft het achtereenvolgens een ‘bestaan’ geleid als IDEE, als koncept, als cijferwerk, als diagram, als ontwerptekening, als ‘exploded model’, als schaalmodel, als besteklijst, als verzameling onderdelen, en uiteindelijk als verhandelbaar en van handleidingen voorzien artikel.
Men zou kunnen zeggen dat ieder definitief apparaat voortdurend zijn eigen ontstaansgeschiedenis, als een soort overlevingspakket, met zich mee draagt. Om deze beeldspraak vol te houden kunnen we zeggen dat dit pakket zich als een parachute ontvouwt wanneer het apparaat defekt raakt en zijn bestaan letterlijk aan een zijden draad hangt. Op dát moment wordt met een ruk zijn hele ontwikkelingsgang geïnverteerd, en blijkt het apparaat in feite een gelaagd bestaan te leiden.

83 Defekt

Een auto die defekt is wordt in een garage onderworpen aan een geïnverteerde behandelings-sequens die – net als een film die achteruit loopt – begint met het uit elkaar nemen van bepaalde’ziek’ verklaarde delen en eindigt met het gedemonteerde te verifiëren aan de hand van werkplaats-instruktieboeken, lijsten, diagrammen en voorschriften. En de ‘timemachine’ werkt op volle toeren wanneer de eigenaar te horen krijgt dat het defekte onderdeel niet meer te krijgen is – niet meer ‘bestaat’ – op is – waarmee de auto met een klap gereduceerd wordt tot de staat waarin het verkeerde voor zijn konceptie: namelijk die van een IDEE.
Op analoge wijze wordt een ‘defekt’ iemand in een ziekenhuis opgesplitst in temperatuurgrafieken, meterschalen, röntgenfoto’s, grammen medicijnen, latijnse diagnoses, om over operatieve demontages en vervangingen nog maar te zwijgen. De existentie van de patiënt blijkt een soort bouwdoos waaruit, wanneer alle omstandigheden meezitten, voor de toekomst mogelijk iets goed funktionerends te konstrueren valt.

84 Beeld (1)

Hoe een apparaat feitelijk ‘is’ wordt in niet onbelangrijke mate bepaald door het BEELD dat wij ons van het apparaat vormen.
Overeenkomstig het ‘gelaagde’ bestaan dat een apparaat leidt, is dit BEELD op te vatten als het totaal van BEELDEN waarin het apparaat van fase tot fase gedacht is: van geïnspireerde eerste idee tot cijfermatige kalkulaties, van proefontwerp tot praktisch werkend model, van besteklijst tot technische handleiding. Dus niet als BEELD van het finale apparaat alleen, ook al geeft dit de uiterlijke vorm van de mantel nog zo fraai weer en verleiden de kontouren en de glanzende kleuren ervan ons nog zozeer deze in-beeld-brenging als ‘echt’ te kwalificeren. (Immers hoe meer een apparaat af is, hoe meer het BEELD ervan met de uiterlijke kontour van het apparaat overeen zal stemmen. Het meest natuurgetrouwe BEELD van het definitieve apparaat is dan ook het apparaat-zelf wanneer het omhoog gestoken wordt: zonder dat zouden Technische Musea amper bestaansrecht hebben.)

Technici uit Shanghai, met een diagram getekend op een schoolbord, tegen de achtergrond van een chemische installatie in de buitenlucht, 1965. De Chinese arbeiders op de foto demonstreren op theatrale wijze de opvatting dat zowel het omgaan met techniek in de dagelijkse praktijk, als de theoretische onderbouw hiervan en het denken hierover, niet opgesplitst moet worden in personen en funkties, maar moet worden begrepen als evenzovele kapaciteiten die iedere werknemer kan opbrengen wanneer dat van hem (door het kollektief en onder druk van de omstandigheden) gevraagd wordt. (China Pictoral, 1970)

85 Beeld (2)

Het beeld, waarin het apparaat al naargelang de ontwikkelingsfase van schets tot kant-en-klaar- artikel wordt gefixeerd, is pas volledig wanneer het zowel abstrakte als konkrete informatie bevat.
Abstrakte gegevens zijn bijvoorbeeld alle getalsmatige betrekkingen tussen punten en waarden zoals deze in doorsneetekeningen, schema’s en diagrammen, verzamellijsten en tabellen worden uitgedrukt. Konkrete gegevens daarentegen worden in beeld gebracht via getekende bewegingsroutes van bewegende onderdelen, via perspektieftekeningen, ‘exploded models’, schaalmodellen et cetera.
We kunnen zeggen dat ieder apparaat zijn abstrakte gedaante toont in de vorm van een systeem-van-betrekkingen (tussen waarden) dat wij kortheidshalve het ‘betrekkingsysteem’ van het apparaat noemen. Daarnaast bezit het een systeem van-bewegingen (van onderdelen) dat wij ‘bewegingssysteem’ noemen, waarmee het apparaat zijn konkrete gedaante toont.

86 Wentelen (1)

Iedere ingenieur – van de vroegste tijden tot nu toe – tracht beide systemen zo leesbaar en overdraagbaar mogelijk in beeld te brengen. Hij doet dit door het apparaat (de automaat, het gebouw) niet alleen van vóren doch ook van opzíj en van bóven te tonen; maw. Hij ‘wentelt’ het apparaat om daarmee inzicht in zowel de konstruktie als de werking te kunnen verstrekken.
Dit wentelen van apparaten is zo oud als het denken over de wereld oud is. Zeker wanneer wij het begrip ‘apparaat’ verruimen tot dat van het zonnestelsel, de materiële voorstelling van de aarde als bol, en niet te vergeten het min of meer abstrakte muzikale tonenstelsel als ruimtelijk mechanisme waarin toonbetrekkingen en toonbewegingen zich letterlijk in de ruimte ‘polyfoon’ wentelen.

87 Wentelen (2)

‘Wentelen’ van apparaten betekent in eerste instantie uitzoeken wat de zíj- en wat de bóvenkant van een apparaat is. Is dit bekend, dan is tevens zijn positie zowel ten opzichte van de aarde als ten opzichte van zijn gebruiker vastgesteld.
Bij grote zware apparaten en machines die massief op de aardbodem staan bestaat over wat hun onder-, zij- en bovenkant is geen misverstand. Terwijl hun voor- en achterkant bepaald wordt door de positie van de ingang en de uitgang van het apparaat, en natuurlijk door de richting waarin het apparaat beweegt wannéer het beweegt. Bij lichtere huishoudelijke apparaten en gereedschappen is datgene waarop het zijn werking uit moet gaan oefenen ‘aarde’ (zoals het conserveblik ‘aarde’ is voor de blikopener, en de wang ‘aarde’ voor het scheermes) en noemen wij de kant van het apparaat die daar naar toe gericht is, zijn voor-, zij- of onderkant.

‘Combined Apple Parer and Corer’, 1877. Een huishoudelijk apparaat dat geen feitelijke onderkant schijnt te bezitten vanwege het ontbreken van een duidelijke voet, hand, mond en uitgang. Pas wanneer het apparaat met enkele schroefklemmen aan de tafelrand is vastgezet en in werking treedt (het schilt en ontklokhuist appels) begrijpen wij hoe het apparaat ‘gedacht’ is. (U.S. Patent 191.669, 5 jun. 1877)

88 Van-boven

Alle mechanische apparaten en machines die massief op aarde staan tonen hun bewegingssysteem wanneer wij ze van opzij bekijken: bekijken we ze daarentegen van boven (of van onder) dan tonen ze hun betrekkingssysteem. Omdat alle komponenten van een apparaat, machine of voertuig – om te kunnen staan – per definitie hoogte bezitten, lijkt het alsof het apparaat van boven bekeken alle hoogte verloren heeft en als een gestold en star symmetrisch silhouet plat en onbeweeglijk op het aardoppervlak ‘ligt’. Of en hoe het beweegt wordt niet onthuld. Het is alleen maar vlak, zoals een konstruktietekening vlak is.

89 Van-opzij (1)

Het bewegingssysteem van voertuigen die zich mechanisch over aarde voortbewegen ‘zit’ dwars op de voortbewegingsrichting: op die plaats wordt geopenbaard hoe de zuigers, drijfstangen, hefbomen, tandraderen en toevoerlijnen samenzweren en hun bewegingsplannen volvoeren.

90 Stephenson

Stephenson Patentee 2-2-2, 1937, van-opzij en van-onder bekeken. De lijnenstruktuur van de tekening van de Stephenson Patentee van-opzij bekeken bezit noch een horizontale noch een vertikale symmetrie omdat deze lijnen enigerlei ornamentale betekenis missen, en in feite opgevat moeten worden als ‘regististraties van opeenstapelingen van massa’s’. Het lezen van de zijkant van de Stephenson Patentee van boven naar beneden of van voren naar achteren resulteert dan ook in een verslag met steeds nieuwe informatie. (Zouden de lijnen ornamentaal bedoeld zijn en geen ‘zwaarten’ uitdrukken, dan zou het spiegelbeeld van de bovenkant van de horizontaal doormidden gesneden tekening de ‘werkelijkheid’ van het onderdeel volledig dekken. En precies zo zou het spiegelbeeld van het voordeel met de ‘werkelijkheid’ van het achterdeel overeenkomen: en de informatie van het lezen zou zich herhalen.)
Daarentegen is de lijnenstruktuur van de lokomotief van-onder bekeken wel ornamentaal, en komt qua beeld en indeling overeen met die van oosterse tapijten: namelijk aan weerszijden van de lengte-as symmetrisch en ten opzichte van de breedte-as, zoals met name bij gebedskleden, in een kop-romp verhouding. De Stephenson Patentee van-onder bekeken ligt dan ook letterlijk als een tapijt onbeweeglijk en plat op aarde. (The Steam-engine, D. Lardner, 7th. Ed. London, 1860)

91 Van-opzij (2)

Bij meer langwerpige voer-, vaar- en vliegtuigen zijn de komponenten uiteraard zoveel mogelijk achter elkaar geplaatst. Al deze ‘apparaten’ tonen van-opzij een beeldopeenvolging van onderdelen die uitstekend zou kunnen dienen om in een toverlantaarn als een spannend verhaal voorbij te trekken: een ‘enveloppe’ van een drama. En zoals bij alle verhalen slechts de struktuur van de opeenvolging van de dramatis personae het verhaal spannend maakt, en niet zozeer het aandikken ervan, zo telt bij een lokomotief niet zijn breedte (die van-opzij bekeken die van een fiets nabij komt) doch slechts zijn in een X-Y-stelsel gedachte golvende horizontaliteit.

92 Van-voren

Rijdende voertuigen moeten nooit van-voren bekeken worden, want de voorkant ervan is een soort bovenkant die naar voren is gericht. (Zoals wanneer wolkenkrabbers gehorizontaliseerd zouden worden tot oceaanstomers.) En omdat bovenkanten nu eenmaal geen deel uitmaken van het bewegingssysteem, bewegen rijdende apparaten van-voren bekeken niet: zij dijen alleen maar uit, zoals in een tekenfilm een waakhond uitdijt wanneer die dreigend op ons afkomt.

Stephenson Patentee 2-2-2, 1837, drie maal van-voren bekeken. Dat wil zeggen eenmaal van-voren tegen de voorkant aan, eenmaal van-voren tot en met de helft van de lokomotief, en eenmaal van achteren tegen de achterkant aan. Vanwege de radiaalvormige symmetrie van het lokomotieflichaarn manifesteren de drie kontouren zich als kongruente filmkaders – drie plakjes film – met een steeds wisselende beeldinhoud. De Stephenson Patentee aldus 1000 maal gemikrotomeerd, levert een ongeveer 40 sec. durende film op van een zwaar ademend, om voedsel en offers vragend ALTAAR. (The Steam-engine, D. Lardner, 7th. ed. London, 1860)

 93 Symmetrie

Van boven bekeken bezitten voortbewegende stelsels een vrijwel volledige symmetrie ten opzichte van hun bewegingsrichting, De mate van symmetrie en vooral de geringe en exakt aangebrachte afwijkingen daarvan, bepalen de ‘klasse’ van het apparaat. Hoe rommeliger de symmetrie hoe meer we kennelijk met een hybride stelsel te maken hebben dat tot de lagere soorten van het apparaten-rijk gerekend moet worden. Vergelijk maar eens het bovenaanzicht van een motorfiets met dat van een motorfiets-met-zijspan, en het verschil in klasse springt onmiddellijk in het oog. Van-opzij echter valt dit verschil volledig weg omdat daar de bewéging telt die nu eenmaal niet door het zijspan maar door de motorfiets wordt bepaald.

94 UFO (1)

Bij staande machines en werktuigen die wijdbeens op een punt van de aarde blijven doorhameren, dikteert de faktor ‘zwaarte’een min of meer radiale opstelling van de komponenten rond het onderwerp van hun handeling. Ergo summa: de kombinatie van een apparaat dat een radiale struktuur bezit en zich tóch verplaatst vinden we ‘onmogelijk’ en dus griezelig en noemen we UFO. Iets níet-identificeerbaars.

95 UFO (2)

Kommentaar.
Evenals ‘à l’heure de I’observatoire – les amoureux’ van Man Ray, drukt het ‘wens’beeld van een vliegende UFO een geëxalteerde vorm van louter VOORKANT uit: een voorkant zonder diepte maar wel in de ruimte – als een fantoom, uit een ‘andere wereld’, ver naar achter verwijzend.
UFO’s hangen enigszins scheef boven de wereld, balancerend en wiebelend tussen fiktie en feit. In deze houding gunnen ze ons af en toe een glimp op hun werkelijke existentie: die van een schijf met amper zijkant, amper hoogte en beslist geen feitelijke voorkant. (Want als de ‘mond’ van Man Ray om zijn uiterlijke overeenkomst met een mensenmond, tóch voorkant genoemd wordt waar bevindt zich dan de achterkant’?)
Een UFO – en daarin komt het met de mond op het schilderij van Man Ray overeen – is in de eerste plaats een TEKEN, dat tegen een vertikaal naar achter gekanteld luchtruim (ondanks de perspektivische wolkjes) verschijnt als boodschap zonder inhoud.

UFO in 1954 boven Rouen, Frankrijk (foto met lijnen aangevuld)

Man Ray: ‘A l’heure de l’observatoire – les amoureux’, 1932-34. ‘In een nevelig landschap ontwaart men, nauwelijks zichtbaar in het halfschemer, een observatorium met twee koepels als borsten, Daarboven zweven twee rode lippen in een grijsblauwe hemel, als twee lichamen in omhelzing. Erg freudiaans.’ Autobiografie p. 227-228. (Olieverfschilderij 100 x 250,4 cm.)

 I Het Mechanische
II Het Elektrische
III De Mantel
IV Het Model
V Het Handelen
VI Het Bewegen
VII Het Kijken
VIII Het Lezen
IX Het Circuit
X Het Produkt