Alle jonge kikkermeiden waren gek op een zekere kikker,
Hij was in alles hun kampioen.
Iedereen die hem zag wilde onmiddellijk met hem trouwen.
Wanneer hij in lange sprongen voorbij kwam werd het doodstil.
Want deze kikker sprong verder dan een haas.
Hij was groener dan het gras.
Hij rook sterker dan augurk.
De kikkermeiden hielden hun adem in.
Wat de kikker ook deed, iedereen vond het enorm.
Op een dag smikkelde de kikker van een bord kevers toen hij ogen voelde
prikken in zijn rug.
Hij keek om.
Daar stonden de kikkermeiden.
Vol bewondering keken zij naar zijn bek.
Af en toe viel eentje achterover in de bosjes.
‘Is er iets?’ vroeg de kikker met volle mond.
‘We willen allemaal met je trouwen,’ zeiden de kikkermeiden.
De kikker slikte de kevers door en zei verlegen: ‘Kom morgen maar terug. Ik kan nu niet goed kiezen
tussen kikkers en kevers.’
De volgende dag groef de kikker een enorme kuil in de modder.
Razendsnel groef hij er een kuil naast.
Daarnaast groef hij nog een kuil.
Tevreden leunde hij op zijn schep en dacht na over dingen die vanzelf gaan.
De zon komt vanzelf op, dacht hij.
Ik word ‘s morgens vanzelf wakker.
Kuilen graven gaat ook haast vanzelf.
Toen hoorde hij het zachte schrapen van kelen.
Hij draaide zich om en keek de kikkermeiden aan.
De meiden konden weer geen woord uitbrengen.
‘Is er iets?’ vroeg hij.
‘Onze afspraak,’ stamelde eentje, ‘weet je nog?’
‘Oja,’ zei de kikker, ‘maar nu kan ik weer niet kiezen tussen kikkers en
kuilen.’
‘Kan je niet gewoon zeggen of je het wilt?’ vroeg een ander.
‘Wat?’zei de kikker.
‘Of je ons wilt,’ zei een derde.
‘Kom morgen maar terug,’ zei de kikker.
De volgende dag deed de kikker een springwedstrijdje met andere kikkers.
Hij wilde zeker weten of hij nog de beste was.
De kikkermeiden stonden aan de kant en juichten.
Iedereen was voor de kikker.
Kwam het daardoor of kwam het door iets anders?
De wedstrijd begon als altijd erg goed voor de kikker.
Met lange sprongen lag hij op kop.
Hij veerde over de takken.
Hij schoot als een komeet door de grassen.
Misschien scheen de zon in zijn ogen.
Misschien keek hij toch even naar de meiden.
Hij struikelde.
De kikker had geen evenwicht meer.
De kikker leek wel dronken.
Hij viel.
De andere kikkers stormden hem zo voorbij.
De winnaar was een lelijke gespikkelde kikker.
De kikkermeiden werden woedend.
Hun kikker had de race verloren.
Nu moest hij maar laten zien dat hij wel het hoogst kon springen.
Het spande tussen hem en de gespikkelde kikker.
Toen ging er weer iets mis.
De kikker en de gespikkelde sprongen tegelijk en niet eens even hoog.
De kikker sprong zo hoog dat hij met zijn kop tegen een tak sloeg.
Hij draaide als een tol naar beneden.
De gespikkelde die niet half zo hoog sprong was allang beneden.
Hij werd benoemd tot kampioen.
De kikkermeiden waren woedend.
Hun kikker lag plat op zijn bek.
‘Waar ben jij mee bezig,’ stommerd, scholden zij.
‘Is er iets?’ vroeg de kikker zwak.
Toen de kikker overeind kwam en kreunde zei eentje:
‘Wij hebben nagedacht, kikker.’
‘Waarover eigenlijk,’.
‘Jij wilt toch niet kiezen,’ zei een kikkermeid.
‘Nu even niet,’ zei de kikker.
‘Daarom kiezen wij zelf,’ zeiden de meiden.
‘Wij kunnen heel goed kiezen tussen kikkers en kampioenen.’
Ze gaven de gespikkelde een arm en liepen vrolijk zwaaiend voor altijd
het verhaal uit.
De kikker kroop langzaam naar een van zijn kuilen.
Hij liet zich op de bodem zakken.
Hij strekte zich uit en dacht aan dingen die soms vanzelf gaan.