Roberto Juarroz

De Argentijnse dichter Roberto Juarroz (1925-1999) moet een vasthou­dend man, misschien wel een maniak, zijn geweest. Hij publiceerde der­tien dichtbundels (een veertiende zal nog postuum verschijnen) die hij al­lemaal de titel Verticale poëzie gaf. Eerste verticale poëzie, Tweede ver­ticale poëzie en zo verder. Toen ik voor het eerst iets van hem las, in een in 1993 door Meulenhoff uitgegeven bloemlezing Verticale poëzie 1958- 1988, vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu, verkeerde ik in de ver­onderstelling dat de term verticale poëzie gezien moest worden als een omschrijving van de dichterlijke werkzaamheid. De meeste dichters be­vinden zich in verticale positie als zij schrijven terwijl het blad papier waar zij op schrijven zich in horizontale positie bevindt. Nu ik de uitge­ breide bloemlezing Verticale poëzie, waarin dezelfde vertaalster een keuze heeft gemaakt uit Verticale poëzie / t/m xiii en een integrale verta­ling van de Elfde verticale poëzie door Guy Posson heb gelezen, moet die term toch wat minder prozaïsch worden uitgelegd. De dichter zelf zegt er het volgende over: ‘Ik voelde aan dat wat ik zocht eerder in de verticale dan in de horizontale dimensie te vinden was. Die “verticale dimensie” is in mijn ogen tweeledig: de neerwaartse beweging, de val die we vroeg of laat allemaal maken, en de opwaartse tegenbeweging, een soort omge­keerde zwaartekracht die gedachten, dromen, verbeelding, poëzie in be­weging brengt. Die dubbele beweging trekt de lijnen waartussen zich de belangrijkste dingen in een mensenleven afspelen: liefde, dood, verlaten­heid, eenzaamheid, reflectie, contemplatie.’

Roberto Juarroz was een groot deel van zijn leven werkzaam als do­cent bibliotheekkunde en documentatie van de universiteit van Buenos Aires. Zo’n biografische bijzonderheid verklaart meestal niet veel, maar in dit geval lijkt de voorliefde voor systematisering, de bibliothecaris ei­gen, toch een bepaalde invloed op de poëzie van Juarroz te hebben uitge­oefend.

Met de dichters die hiervoor werden besproken heeft hij de onderzoe­kende eigenschap gemeen. Het is niet in de eerste plaats een poëzie van gevoelens, maar een hardnekkig onderzoek naar de mogelijke verbanden tussen de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, de taal en het denken.

Wie de ontwikkelingen in de wetenschap zo’n beetje, via de weten­schapsbijlagen van de dagbladen, volgt, moet wel tot de conclusie komen dat bovenstaande indeling in werkelijkheid, taal en denken, niet met de werkelijke gang van zaken strookt. Die komt er globaal op neer dat al die elementen zich in een voortdurend proces van verandering en onderlinge doordringing bevinden. Eigenlijk zijn er over de ontmoeting tussen woorden en dingen geen uitspraken te doen die langer dan een onderdeel van een seconde standhouden. Het is juist die onmogelijke uitgangssitu­atie die Juarroz tot vertrekpunt van zijn gedichten neemt.

Eerst een paar uitspraken.

 

Lezen in het lichaam

is doordringen in een wisselende tekst

*

Alles is herinnering

en alle herinnering is verandering,

behalve de eerste,

die nooit heeft bestaan,

omdat er niets te herinneren viel.

*

Het gaat er niet om te spreken

of te zwijgen:

het gaat erom tussen woord en stilte

iets open te maken.

*

Als niets zich eender herhaalt,

zijn alle dingen de laatste dingen.

Als niets zich eender herhaalt

zijn alle dingen ook de eerste.

*

Het denken laat ons in de steek

en ook het ik laat ons in de steek.

Wij zijn zwakke rooksignalen

die mogelijk zelfs geen code weven.

 

Deze gedichten draaien ruim duizend bladzijden lang om de as van hun eigen onmogelijkheid. Toch zijn ze er. Ik moest denken aan een uitspraak van Alberto Giacometti: ‘Je kunt alleen maar steeds beter mislukken.’ Dat verklaart ook misschien de hardnekkigheid van deze levenslange on­derneming. Dat de gedichten niet aan filosofische bloedarmoede ten on­der gaan, is te danken aan de laconieke stijl van Juarroz, die soms en in de verte aan die van Hans Faverey doet denken.

 

Zijn eigen doorzichtigheid steunt hem.

De kring van de dingen steunt hem.

Het verlangen te bestaan steunt hem.

Een glas gemaakt van water.

 

Een glas gemaakt van water

en vol water.

Het beeld van binnenuit de spiegel.

De finale van het morsen en de val.

Een water met zijn dorst die eigen is aan water.

 

Door gebruik te maken van paradoxen en ontkenningen creëert Juarroz een opening tussen woorden en stilte. Waarnaar is hij op zoek? Naar het ogenblik waarop de wereld en de woorden elkaar besnuffelen. Die ont­moetingen zijn van korte duur en steeds van andere aard. Daarom moeten ze op welhaast monomane manier herhaald worden. Alhoewel, herhaling is hier niet het juiste woord, want wat bewondering afdwingt is dat Juar­roz steeds andere benaderingen weet te vinden voor hetzelfde probleem:

 

De namen benoemen de dingen niet:

ze omhullen ze, verstikken ze.

 

Maar de dingen verbreken

hun woordverpakking

en daar staan ze dan weer, naakt,

wachtend op nog iets anders dan namen.

 

Ze kunnen alleen gezegd worden

door hun eigen dingstem,

een stem die zij niet kennen en wij evenmin,

in deze neutraliteit die nauwelijks spreekt,

deze enorme verstomdheid waarop de golven breken.

 

*

 

Maar hoe te ontsnappen

Aan de blik die ons omringt ook al is er niets?

Misschien alleen als wij achteruit groeien,

als wij groeien naar het kleine,

als wij groeien totdat wij het niets hebben verdiend.

 

De rest mag dan stilte zijn, zonder voorafgaand geluid zou stilte een on­bekend begrip zijn. Het gedicht als ding mag dan een illusie zijn, een uto­pische gedachte, het streven ernaar levert in de gedichten van Stevens, Cabral de Melo Neto en Juarroz springlevende poëzie op. Of, om te be­sluiten met een prachtige regel van Seamus Heany: ‘the music of what happens’.

 

Noten bij Kroniek 1-4:

Wallace Stevens: Het beste van Wallace Stevens. Vertaling: Peter Nijmeijer. Atlas/Lannoo, 2003. Tweetalige editie.

Joao Cabral de Melo Neto: Gedichten. Vertaling: Arie Pos. 1996. Verkrijgbaar in een aantal winkels van De Slegte.

Idem: Erziehung durch den Stein. Vertaling: Curt Meyer-Clason. Suhrkamp Verlag, 1989. Tweetalige editie.

Idem: SelectedPoetry 1937-1990. Diverse vertalers. Wesleyan University Press, 1994. Tweetalige editie.

Roberto Juarroz: Verticale poëzie. Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu. Wagner & Van Santen, 2002. Tweetalige editie.

Idem: Elfde verticale poëzie. Vertaling: Guy Posson. Uitgeverij P, 2001. Tweetalige editie