‘In de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen’

 

De twee kanten van de appel

Volgens de kerkvaders is de schepping een keten van wezens die loopt van opperengel Lucifer, via serafijnen, cherubijnen, aartsengelen, de mens, het dier, plant en bloem, tot de stenen en mineralen. God heeft de wereld uit de chaos geschapen voor het geluk van de mens.

Twee gebeurtenissen hebben een eind gemaakt aan de kosmische ordening waarin de mens centraal stond. Lucifer, de hoogste engel in rang deed een greep naar de macht en werd door God verstoten naar de onderste regionen. Onderweg verleidde hij Adam en Eva te eten van de verboden vrucht, waarop zij uit het Paradijs werden verbannen. (De verticale en horizontale wending zou de kruisiging van Jezus aankondigen.) De ommekeer aan de top en in het centrum van de schepping bracht een kentering teweeg op alle niveaus. Sindsdien kent niemand zijn plaats en rol meer binnen het geheel. De zonde van de hoogmoed opende de deur naar de wanorde. De wereld werd een mundus perversus.

Door te eten van de vrucht van de kennis van het goed en het kwaad verloor de mens niet alleen zijn onschuld, maar ook zijn greep op de natuur. In een poging de morele en de wetenschappelijke gevolgen van de zondeval te herstellen, ontwikkelde de mens twee alomvattende instrumenten: de satire en de encyclopedie.

 

De moed der wanhoop

De satire poogt in de gevallen wereld orde op zaken te stellen door alle perversies op de spits te drijven. Daarvoor maakt ze gebruik van humor en paradox. In prenten die de omgekeerde wereld uitbeelden zien wij hoe het varken de slager vilt, de blinde de ziende leidt, de zieke de gezonde verpleegt. Door de misstanden te overdrijven, wijst de satire indirect op de verwaarloosde orde.

Ook de encyclopedie gaat uit van een verloren harmonie waarin de mens centraal stond. Voordat zijn blik werd vertroebeld door de zonde, was Adam in staat de essentie van de dingen direct te benoemen; alles sprak voor zich. Deze oertaal werd bedreigd door de Zondvloed, en ging definitief ten onder in de Babylonische spraakverwarring. (Het Hebreeuws zou de lingua adamica het dichtst benaderen, maar Jan van Gorp bewees in de zestiende eeuw dat Nederlands de spreektaal was in het paradijs, beter gezegd Diets, meer in het bijzonder: Antwerps.)

De grondlegger van de moderne encyclopedie, Francis Bacon, zag het als een religieuze plicht de macht over de natuur te herwinnen door toepassing van de wetenschappelijke methode. Hij verwierp de scholastieke systemen die het universum in pasklare schema’s dwingen. Zij die hun hersenspinsels uitgeven voor het patroon van de wereld onteren de schepping van God. In de plaats van de ‘idolen van het theater’ die fout zijn, zowel onjuist als zondig, stelt hij waarneming en experiment. De natuur is een open boek voor wie haar zonder vooroordelen tegemoet treedt. Bacon ontwierp een encyclopedisch kennismodel, geen summa van alle waarheid, geen speculum dat het absolute weerspiegelt, maar een feilbaar instrument om de vormen te ontdekken waaruit de natuur is opgebouwd, zoals een taal uit de letters van een alfabet. Alleen via de schrift van de natuur raken wij ingewijd in de mysteries van leven en dood.

Volgens Edward Topsell, een tijdgenoot van Bacon, is de natuurlijke historie een kroniek die ‘is geschreven door God zelf, waarin ieder levend dier een woord is, iedere soort een zin, en alle bij elkaar een groot verhaal dat bewonderenswaardige kennis en geleerdheid bevat, die was, die is, die zal blijven, zo niet voor eeuwig, dan toch tot het einde van de Wereld.’ Het is de taak van de encyclopedist om deze verloren kroniek te reconstrueren.

De ironie wil dat het grote verhaal van de natuur bij navolgers van Bacon veelal is verdwenen achter de alfabetische indeling van de kennis. Het alfabet wekt de suggestie van systematiek, maar is volstrekt willekeurig. Alleen een encyclopedie van het alfabet rechtvaardigt naar de aard der zaak een alfabetische volgorde. Wil de encyclopedie de opsomming van geïsoleerde feiten overstijgen dan dienen de afzonderlijke artikelen kruisverwijzingen naar andere artikelen te bevatten. Zo wordt het universum gereconstrueerd volgens rationele lijnen. De samensteller compileert en organiseert de beschikbare informatie tot een overzichtelijk en samenhangend beeld van de wereld

Met de Verlichting verandert het perspectief: niet langer wordt gezocht naar een verloren, van God gegeven orde, maar de overtuiging wint veld dat de waarheid in de toekomst ligt besloten. De tijd zal orde scheppen in de verzamelde kennis, die op zijn beurt vorm zal geven aan de geschiedenis.

Satire en encyclopedie streven beide naar een alomvattend en systematisch beeld van de wereld. De encyclopedie wil de kosmische ordening getrouw en op schaal reconstrueren. De klassieke satire heeft de ambitie de omgekeerde wereld integraal en tot in de kleinste details te schetsen. Niets en niemand mag ontsnappen.

In feite ligt de mislukking van beide genres al besloten in hun opzet. Aangezien de totale schepping is vervloekt, moet de satiricus alles en iedereen bespotten, zichzelf en zijn onderneming incluis; terwijl de encyclopedist de wereld verandert die hij in kaart wil brengen…

 

Het spook van de encyclopedie

De satire en de encyclopedie, de twee klassieke wapens tegen de domheid, verkeren sinds het begin van de twintigste eeuw niet meer in een zo goede gezondheid.

De encyclopedie is het slachtoffer van de stroom kennis die ze zelf op gang heeft gebracht. Ze kon de groeiende hoeveelheid en de toenemende moeilijkheidsgraad van de te verwerken informatie niet meer aan. Het geloof dat de vooruitgang orde zou scheppen in de kennis, met een synthese in het verschiet, ging verloren. Het ontbrak de encyclopedie aan een overkoepelende methode om de vaak tegenstrijdige informatie te systematiseren. De groei van kennis had een verdomming tot gevolg. De stof overrompelde de geest. Het materiaal werd even oneindig en ingewikkeld als het bestaan. De encyclopedie belandde waar ze eens begon, met een groot verschil: uit een geestrijke chaos, nog vol ongerealiseerde mogelijkheden, is ze verzeild geraakt in een geesteloze puinhoop waar de alternatieven zijn verworden tot evenzovele obstakels. In de ruïnes doolt het spook van de domheid.

De encyclopedie dient enkel nog de vulgarisatie. De tijden dat iemand zijn wereldbeeld kon veranderen door het lezen van een encyclopedie liggen ver achter ons. Eens het symbool van vooruitgangsgeloof, is ze verworden tot een symbool van achterlijkheid, anderhalve meter in kunstleder gebonden folianten, een sieraad voor ieder wandmeubel, met een replica van de Denker van Rodin als gratis boekensteun. De mythe van de kennis is bijgezet en wordt gecelebreerd met een van binnen verlichte wereldbol en een gegraveerde vulpen als liturgische voorwerpen.

 

Het spook van de satire

De ontwikkelingen hadden ook hun weerslag op het gebied van de moraal. Anders dan de encyclopedie die haar geloof vestigde op de toekomst, zocht de satire haar heil in het verleden, met als gevolg dat de kloof tussen wetenschap en moraal groeide. De satire droeg bij tot de anomie die ze wilde bestrijden. In reactie op de groeiende wanorde werden steeds nieuwe tweedelingen geïntroduceerd die alleen maar bijdroegen tot de geestelijke verwarring. Begrippen als goed en kwaad wisselden voortdurend van inhoud. De tegenstellingen vielen niet meer te verenigen in een hogere waarheid. De satire verloor haar corrigerende functie, omdat de normen waarop ze berustte zelf ambivalent zijn geworden.

Hoe de misstand aan het licht te brengen als het vaste punt ontbreekt van waaruit de satire zich tegen de werkelijkheid kan richten? Om welke as de wereld te kantelen? Hoe de wereld op haar kop te zetten, als ze geen kop meer heeft? Dolly Parton en Sylvester Stallone getuigen ervan dat de karikatuur niet meer valt te onderscheiden van het ideaal.

De satire en de encyclopedie staan machteloos. Beide doen wanhopige pogingen greep te krijgen op de verstrooiing, maar moraal en methode schieten te kort. Alleen de domheid blijkt erbij te floreren. Daarom moeten de satire en de encyclopedie de handen ineenslaan: ziedaar de geboorte van De Encyclopedie van de Domheid.

 

De encyclopedie op zoek naar een methode

De Encyclopedie van de Domheid is een encyclopedie op zoek naar een methode om zich te verstaan met de overstelpende hoeveelheid weetjes. Hierbij kan de werkwijze van de satire als richtsnoer dienen.

Dezelfde ordening die de groei van kennis heeft bevorderd, wordt op een bepaald moment een obstakel voor verdere ontwikkeling. Kennis staat kennis in de weg. Van kennis wordt je niet langer iets wijzer; het is een vermomde vorm van onwetendheid. Om verstikking in het materiaal te voorkomen draait De Encyclopedie van de Domheid het perspectief om. Ze zadelt de lezer niet op met pasklare kennis, maar poogt een catharsis teweeg te brengen door vooroordelen te doorbreken. Levende kennis verkeert in een permanente crisis.

De encyclopedie is niet langer een alomvattend en op synthese gericht monument van kennis, maar een splijtzwam die van binnenuit wijsheid ondermijnt. De Encyclopedie van de Domheid minacht evidentie, eenheid, zekerheid, en eist precisie, differentiatie, rectificatie. Wij kennen ten koste van kennis, door te vernietigen. Kennis is geboren uit haat en geweld: gericht tegen de natuur, tegen zichzelf, tegen het verleden. Vooruitgang volgt de botsing, de polemiek, het conflict. En als kennis wordt geboren uit hartstocht, dan uit blinde liefde die moet leiden tot schade en schande. In de ogen van de logisch negativist verkeren zonden als woede, begeerte, en afgunst in kardinale deugden. Hier herkennen we de kracht van de satire; denken is gebaat bij carnaval. De groei van kennis bestaat bij de gratie van een permanente ondermijning van de eigen standpunten. Leren te leren is weten niet te weten, leren af te leren: zelfdestructieve domheid wordt als methode gepropageerd. Essentieel is niet bewondering voor de behaalde successen, maar verwondering, een heilzame vorm van stupor. Na lezing van De Encyclopedie van de Domheid staat de lezer als de eerste Adam voor de schepping.

 

De satire op zoek naar een moraal

De Encyclopedie van de Domheid is een satire op zoek naar een moraal. Hierbij kan het ethos van de encyclopedie als richtsnoer dienen.

De wetenschap ziet iedere waarheid als een mogelijke waarheid; ze construeert verbanden door waarschijnlijke van onwaarschijnlijke hypothesen te onderscheiden. Centraal staat de utopie van de methode: de waarheid wordt niet gezien als een absolute idee, maar als het doel van alle rationele gedachten. De wetenschap is waarheidszoekend, ze ordent zonder tot een definitieve orde te geraken.

In navolging van de wetenschap ontwikkelt de satire een experimentele, geïmproviseerde ethiek. Ze maakt de wereld niet langer belachelijk uitgaande van een tijdloze moraal die wordt toegepast op wisselende omstandigheden, maar de satire zoekt in iedere situatie opnieuw naar wat inspireert en wat niet. Dat is de moraal van de volgende stap, met enthousiasme als norm. De satire beproeft de werkelijkheid op inspirerende mogelijkheden. Haar moraal is provisorisch, geldig tot het volgende bedrijf van de schepping.

 

De stroop

Als satire stelt De Encyclopedie van de Domheid de normen zelf ter discussie en daarmee haar eigen grondslag. In plaats van het contrast tussen goed en kwaad komt de ambivalentie centraal te staan. Dezelfde ambivalentie die enerzijds de moraal onmogelijk heeft gemaakt, is anderzijds een bron van humor, die immers ook berust op een verbinding tussen het ongelijksoortige.

De satire gebruikt de ambivalentie als ironisch instrument tegen alle oude en nieuwe idealen die de crisis te lijf gaan. De satire schetst niet langer een karikatuur van het bestaan. Ze keert de wereld niet meer om, maar imiteert de ver-keerdheid die schuilt in het hart van onze beschaving. De satire toont dat alle wijsheid iets dwaas bevat en omgekeerd, kortom dat alles is geperverteerd. Door alle ‘definitieve’ oplossingen van het wereldraadsel tegen elkaar uit te spelen, relativeert ze hun aanspraken op de waarheid.

Maar satire heeft een morele intentie die verder reikt dan kritiek. Ironie in dienst van satire wijst indirect op het utopische. Alle omkeringen kondigen een vooralsnog onbekend doel aan voorbij de klassieke tweedelingen. De Encyclopedie van de Domheid zoekt de waarheid in de som van tegenstrijdigheden, waar ook het komische ontspringt. Niet voor niets heeft ze een voorkeur voor de oxymoron, letterlijk: de spitsvondige dwaasheid (het woord illustreert zichzelf). Ze streeft naar een stroperige dubbelzinnigheid, in de hoop dat een nieuwe betekenis zal uitkristalliseren.

 

Feestelijk falen (errorisme)

Als encyclopedie onderzoekt De Encyclopedie van de Domheid de mislukking van alle pogingen het bestaan inzichtelijk te maken. Zij toont religie, metafysica en wetenschap niet langer als momenten in de ontwikkeling van onze kennis, maar als evenzovele mislukte pogingen greep te krijgen op een idiotie die van alle tijden is.

De tegenstellingen zijn alleen te verzoenen in het schouwspel dat men er van maakt. Vandaar een encyclopedie van de domheid van de encyclopedie. De totalisatie slaagt in de succesvolle uitbeelding van haar eigen falen. Zodoende kent De Encyclopedie van de Domheid een samenhang die haar ‘positieve’ zusters haar zullen benijden.

Alleen een encyclopedie die voortdurend herinnert aan de eigen onmogelijkheid voorkomt paniek (eindeloze toevoegingen) en de verdwazing die hier de keerzijde van vormt (het gesloten boek dat verstoft in de kast.) De Encyclopedie van de Domheid is de feestelijke manier waarop de Encyclopedie haar eigen mislukking presenteert. Het vieren van de eigen domheid is geen annulering, geen nieuwe tot mislukken gedoemde poging de Encyclopedie te totaliseren. In haar absurditeit symboliseert De Encyclopedie van de Domheid nu juist de domheid van de encyclopedie, de encyclopedie als domheid, als het product van een reeks mislukte pogingen greep te krijgen op de obstakels die het denken eigen zijn, de illusies, dwalingen en leugens. Zo bezien levert De Encyclopedie van de Domheid de ontbrekende schakel in de keten van wetenschappen, het vergeefs gezochte principe dat alle kennis verbindt; de steen der wijzen blijkt een Amersfoortse kei.

 

De inzet van de satire is encyclopedisch

Om niet van partijdigheid beschuldigd te worden, staat De Encyclopedie van de Domheid open voor alle mogelijke theorieën; niet om ze aan te vallen, integendeel. Ze denkt mee tot het bittere eind, tot het punt waar de dromen verkeren in nachtmerries. Ze schetst de uiterste gevolgen, en onthult zo de zelfdestructieve keerzijde van onze pogingen het bestaan te doorgronden.

De intentie is afbraak, maar als literaire vorm is ze een positieve constructie. De satire stuurt aan op een implosie, maar benut de krachten die in het verval vrijkomen. Enerzijds voorkomt de satire vervreemding door nieuwe mythen, anderzijds voorkomt satire paniek door het spel van verstand en verbeelding te stimuleren. In het ideale geval wekt ze een behagen in de eigen denkvermogens. Om nog maar te zwijgen van het pervers genot dat schuilt in nutteloze eruditie.

 

De inzet van de encyclopedie is satirisch

De Encyclopedie van de Domheid imiteert en herschikt de misstanden naar waarheid, opdat hun leugenachtigheid aan het licht treedt. Ze laat de domheid aan het woord, om haar in het woord ten val te brengen. De gebrekkige werkelijkheid wordt niet geconfronteerd met een ideaal; de corruptie treedt aan het licht als de werkelijkheid een spiegel krijgt voorgehouden en moet erkennen dat ze tot een karikatuur van haarzelf is verworden. De zelfontmaskering van de domheid in De Encyclopedie van de Domheid is een van de manieren waarop nog op waarheid gewezen kan worden, zonder tot ideologie te vervallen.

Maar indirect wijst ze op een alternatief, een orde die meer te maken heeft met de uitdrukking dan met hetgeen wordt uitgedrukt. In de vorm poogt de satire de gewraakte inhoud te overstijgen. De esthetische voorstelling wekt het ideale, zonder dit te hoeven schetsen. De Encyclopedie van de Domheid toont haar kritiek door in de presentatie het tegendeel te tonen van de bekritiseerde, starre ordeningen; ze is kleurrijk, beweeglijk, essayistisch, waagt zich stoutmoedig op alle mogelijke gebieden, wisselt onregelmatig van stijl en register, en bluft er op los. En wie weet, misschien wordt het fictionele van de als vanzelf sprekende werkelijkheid tastbaar in de confrontatie met de realiteit van de literatuur.

 

De grenzeloze ambitie

Enerzijds doet De Encyclopedie van de Domheid studie naar het woord, het verschijnsel en de theorie van de domheid. Anderzijds wordt een poging ondernomen een evident dwaze leer te ontwikkelen die direct en indirect de domheid van ons denken aan het licht hoopt te brengen. Bij windstil weer blaast de encyclopedist zelf in de zeilen om zijn blauwe schip gaande te houden.

Anders dan de meeste boeken over de domheid is De Encyclopedie van de Domheid geen rancuneus of somber boek. Het is niet een uiting van zelfmedelijden of zelfbeklag. Het boek valt de domheid niet aan. Het is niet de zoveelste bundel moppen en blunders. Het is een serieuze poging de mechanismen van de domheid te begrijpen. De humor van de hele onderneming schuilt in de stijlvolle benadering van een schijnbaar trivaal onderwerp als de domheid.

Centraal staat de stelling dat onze gehele beschaving het product is van een reeks vergeefse pogingen greep te krijgen op de zelfdestructieve domheid. De Encyclopedie van de Domheid ontleedt de rol van de domheid in onze cultuur met behulp van tekenfilms, sprookjes, triomfpoorten, tuinarchitectuur, barokplafonds, het koningshuis, moppen, smoesjes en science fiction. Domheid manifesteert zich op ieder gebied, bij ieder mens, te allen tijde; iedere studie van de domheid krijgt als vanzelf encyclopedische dimensies. De domheid stelt ons in staat tegelijk onverwachte kennis te vergaren en plezier te beleven.

De Encyclopedie van de Domheid is een proefstation waar misstanden worden ontleed en alternatieven ontwikkeld. De werkelijkheid wordt getild in de sfeer van de mogelijkheden omwille van kritiek en utopie.

 

De choreografie van kennis en moraal

‘Het ene moment is de mens reddeloos verdwaald in de kosmos, speelbal van het lot. Het andere moment houdt de mens de wereld in het holle van zijn hand. De morosoof beleeft zijn avonturen op de scheidslijn; hij doolt in zijn eigen handpalm.’

Tvan Jismath Slobex Morosofia universalis (Salée 1957)

Encyclopedie en satire hadden beide een pedagogische taak. De term ‘encyclopedie’ is van Griekse herkomst. De twaalfde-eeuwse Byzantijnse geleerde Johannes Tzetzes vermeldt in zijn leerdicht Chiliades dat ‘enkyklios’ oorspronkelijk verwijst naar het lyrisch koor, en pas in tweede instantie naar een gesloten kring van kennis. De muzikale declamatie van dichterlijke wijsheid onder ritmische begeleiding zou volgens de Pythagoreërs leiden tot inzicht in de samenhang, harmonie en proportie van al het zijnde, wat weer een harmonie van de ziel teweegbrengt. De kooropvoeding (enkyklios paideia) voert de mens van het zichtbare naar het onzichtbare.

Ook de satire zoekt het ware zijn achter de wereld van de schijn. In de dodendans worden vertegenwoordigers van alle standen meegesleurd, van koning tot boer. Voor de dood is iedereen gelijk. Niet alleen wordt in het knekelfeest de ijdelheid van alle menselijk ordeningen ontmaskerd, de apocalyps betekent tevens de onthulling van de hemelse hiërarchie.

Tussen beide genres bestaat ook een groot verschil. De encyclopedie wil de onwetende en bijgelovige mens verlichten; de onderneming is toekomstgericht en optimistisch van aard. De satire op haar beurt wil de zondige mensheid verlossen en terugvoeren naar een ideale orde uit het verleden waarin ieder zijn taak en plaats kende. In wezen is de satire pessimistisch; heimelijk gelooft ze in de onverbeterlijke zondigheid van de mens.

De Encyclopedie van de Domheid daarentegen is blijmoedig noch somber gestemd. Verbaasd aanschouwt zij de geslaagde missers die bij elkaar onze beschaving vormen. De encyclopedie is niet geboren uit boosheid of betweterij. Anders dan de klassieke satire ziet ze onze constructies niet langer als gebrekkige afspiegelingen van een hoger, tijdloos ideaal, maar omhelst ze alle vormen van idealisme als utopische, tot mislukken gedoemde pogingen greep te krijgen op de idiotie die van alle landen en tijden is. Ze wijst kortom op het morosofische karakter van het menselijk bedrijf.

Het wezen zoekt zij in de schijn; er is geen hogere waarheid voorbij de vergeefse speurtochten naar de waarheid. Daarom danst zij een ingetogen improvisatie met haar eigen schaduw.

 

Appendix

Voor Ibn-Battuta

Op uitnodiging van een groep geleerden kwam hodja Nasreddin naar het theehuis. Rond een tafel zaten een geograaf, een kroniekschrijver en een sterrenkundige die geestdriftig plannen maakten voor een alomvattende encyclopedie. ‘Alles moet erin staan.’ ‘Alles?’, vroeg Nasreddin. ‘Alles,’ beaamde het gezelschap.

Nasreddin dacht even na. ‘Dan moet ook het lemma “encyclopedie” erin staan, en daarachter moet je dan de hele encyclopedie kunnen lezen, inclusief het lemma encyclopedie, enzovoort.’ De geleerden keken elkaar aan.

‘Als je in het boek zoekt naar je eigen naam, dan moet je alles over jezelf lezen, met als laatste zin: zoekt zijn eigen naam op in de encyclopedie.’ De onrust aan tafel nam toe.

‘Stel je nu voor dat de geograaf zijn eigen woonplaats opzoekt in de encyclopedie die hij zelf heeft geschreven; dan wist hij al dat deze er in stond; dan had hij die niet hoeven opzoeken of vermelden.’ De geograaf schoof heen en weer op zijn kruk.

‘En als ik mijn eigen biografie opzoek en begin te lezen vanaf de gezegende seconde dat ik ter wereld kwam, dan ben ik dood tegen de tijd dat ik op de helft van het artikel ben.’ De kroniekschrijver zag eindelijk zijn kans schoon Nasreddin terecht te wijzen: ‘In dat geval ben je niet op de helft.’ ‘Ligt dat aan mij of aan de encyclopedie?’, vroeg Nasreddin, waarop de historicus beschaamd een slok van zijn thee nam en zijn mond brandde.

Verslagen zaten de redacteuren rond de tafel. Ze besloten eendrachtig in het vervolg – naast de koran – alleen nog het boek van de natuur te raadplegen.