AS Op een ongepast moment. Als je nog maar net aan tafel zit. Of tussendoor. Nee, heus niet om symbolische redenen, voor symbolen is het te laat. De stank, dat is het. Die alles doortrekkende, smaak verpestende stank van as. En zeker van as op een ongepaste plek. Getipt op de rand van een nog halfvol bord. In het voetbad van een koffiekop. Met peuk en al gedoofd in een overgebleven jusplas, een restje andijvie, een spoor puree, een veeg mayonaise – het grijs dat verschilfert, het vocht dat in het stompje trekt. Dat gesmoord gesis. Jonge katjes in een zak, met kracht onder water geduwd. De lang aangehouden kras van een nagel op een schoolbord.

BEDRIEGERS Asperges, witlof, rode kool, rode bietjes, worteltjes, bloemkool.
Wat had ik, als kind, een hekel aan die bedriegers! Groente was gezond, daar moest je flink van opscheppen, het belangrijkste bestanddeel van het middageten!
Ik wantrouwde middageten dat je ‘s avonds at. Er was iets met ‘gezond’ en ‘flink opscheppen’ wat me niet beviel. Het ergst van al wantrouwde ik groente die niet groen was. Was die ooit groen geweest? Wat was er dan mee gebeurd? En als die nóóit groen was geweest, waarom werd die dan toch tot de groentes gerekend?
Op een goede dag besloot ik het de groenteboer te vragen, maar de groenteboer, die floot maar, die floot maar door. Ik dacht dat de groenteboer misschien voor straf niet praten kon.

CALORIESPECIALIST Kent van elk gerecht het caloriegehalte. En dat niet alleen: bij elke hap zie je hem rekenen. En dat niet alleen: na elke gang maakt hij publiekelijk de tussenstand op. En dat niet alleen: dan zie je hem, weer in zichzelf, opnieuw naarstig rekenen. Hoeveel hij nog mag. En niet lang daarna hoor je hem dat zeggen.
Het type dat de ene cursus na de andere volgt. Ook altijd goed op de hoogte van koopjes en prijzen. Onmiskenbare karakterologische verwantschap met Cententeller (zie: rekenmeester). Weinig geciviliseerde variant van de Citatenstoffeerder (zie bijlage). Gelukkig zelden verenigd in één persoon.
De wereld is te groot. Er is te veel van alles in de wereld. Er is te veel van de wereld in hemzelf. Hij heeft geen smaak. Het smaakt hem niet.

DOVEMANSOREN DUS EIGENLIJK Kunnen nergens van af blijven, vooral niet als er slagroom op zit, of crème, of chocola. Maar kunnen ook niets opscheppen zonder zich te verontschuldigen. Ziekelijke voorkeur voor het woord ‘eigenlijk’. Niets wordt opgeschept, niets naar binnen gewerkt zonder het aldus de zegen te geven: Eigenlijk zou ik dat niet meer moeten nemen, eigenlijk is het zo wel goed geweest, eigenlijk is het niet goed voor me. Intussen dijen ze naar alle kanten uit. Dat woord zou eigenlijk verboden moeten worden.

EXCENTRICITEITSMANIAK Binnen gehoorsafstand, of erger: naast je. Je hebt je kippeboutje nog niet besteld of meneer weet het beter. Trekvogels bij voorbeeld, daar is híj pas dol op. Fazant, patrijs, wilde eend, fuut, leeuwerik, houtsnip, watersnip.
Spreekt bij voorkeur van ‘culinaire hoogstandjes’. Wat hij uitspreekt als klinaire hoogstandjes. Zodat je die geplukte vogels kronkelende bewegingen ziet maken op de operatietafel.
Schept op over landen waar nog onverwaterde jachttradities bestaan. Die mensen weten waar ze over praten. Dat de snip onschadelijk en de wilde gans schadelijk is. Dat je de eerste dus niet en de tweede dus wel mag schieten. Dat je (met verachting kijkt hij naar de kip die de kelner je serveert), wil je ècht een klinair hoogstandje, naar snip moet vragen, houtsnip, geen kookboek weet daar raad mee, houtsnip bereid volgens eeuwenoud recept dat van moeder op dochter wordt doorgegeven, en uitsluitend in (buigt zich voorover en fluistert, quasi-wantrouwig om zich heen kijkend, een lange Engelse naam in je oor).
Aan de kip op je bord kan het niet liggen. Het beest tokt er vrolijk op los.

GEZELLIGHEIDSNEUROOT Wil altijd naar typisch Frans, Spaans, Grieks of Joegoslavisch restaurant, waar muren en plafond onzichtbaar zijn verborgen achter die typisch Franse, Spaanse, Griekse of Joegoslavische dingetjes, en waar het personeel uit echte Fransen, Spanjaarden, Grieken of Joegoslaven bestaat. Enig.
Niet zelden blijkt de gezelligheidsneuroot (m/v) de levenspartner van de gezelligheidshater. Hun aanvankelijk lichte neigingen naar de ene, resp. de andere kant hebben in een uitputtende concurrentieslag van jaren steeds extremere vormen aangenomen. Aan tafel met anderen – vroeger kwam dat nog wel eens voor – begon elke zin van de een met: Mijn vrouw zegt altijd…, en van de ander met: Mijn man zegt altijd…
Nu is het pleit beslecht: je ziet ze altijd met zijn tweeën, de een nog steeds honderduit kwebbelend, de ander, hoewel intens tevreden met zijn Pyrrus-overwinning, nog steeds zwijgend als het graf.

HONGER Dat hoef ik toch zeker niet uit te leggen?!

IK HEB ER TOCH VOOR BETAALD Maak je maar gauw uit de voeten als je iemand dat hoort zeggen. Die verontwaardigde toon voorspelt weinig goeds. Betaald hebben is blijkbaar een vrijbrief voor het grofste gemaltraiteer van het personeel. De soep is te dun, het vlees niet mals, de wodka van het verkeerde merk. Niets deugt. Als het niet tocht zijn er wel te weinig Parijse aardappeltjes. En als de stoel niet wiebelt staat er wel een flesje Maggi ordinair te zijn. Hij eet altijd meer dan goed voor hem is. Vaak zie je hem, vlak voor het weggaan, een plastic zakje te voorschijn halen waar hij de restjes vlees in opbergt.

JUDAS Precies op hetzelfde moment dat hij, lichtelijk achterover buigend, de vragende blik van zijn vrouw naast hem beantwoordde met een lachend ‘ja heerlijk, schat,’ om vervolgens, nog iets verder achteroverbuigend, de ober toestemming te geven de glazen te vullen, voelde zij, recht tegenover hem, iets kouds tegen de binnenkant van haar dijen duwen.

KOFFIEKOPAGRESSOR Gaat het binnenste van de koffiekop uit alle kracht roerend te lijf. Alsof hij met dat lepeltje een opening moet forceren in een rotsmassief. Niet dat al die energie, afgezien van een forse overstroming, iets oplevert. De suiker wàs allang opgelost.
Gewone lompheid? Achterdocht? Gierigheid? Vraatzucht? Vreet hij je straks, als je even niet oplet, de oren van de kop? Let op, hoe grimmig hij over een paar minuten, als hij die roomsoes naar binnen heeft gepropt, zijn bordje leeglikt.
Afkeer van sporen, dat in elk geval. Maar intussen zit zijn gezicht onder de klodders en het tafelkleed vol vlekken. Ha!

LUSTELOOSHEID
– Lekker hè?
– Heerlijk!
(drie happen later)
– Lekker hè?
– Ja heerlijk!
(drie happen later)
– Lekker hè?
– Heerlijk!
(drie happen later)
– Lekker hè?
– Heerlijk!
(op)
– Lekker hè?
– Hoe bedoel je?

MUZIEK Misschien ooit bedacht om pijnlijke stiltes op te vullen. Meefluiten, -neuriën, -trommelen kan iedereen. Of om ongewenste geluiden te overstemmen, dat plebejische gesmak en geslok, dat gerommel en gedonder in maag en darmen met al hun ongewenste associaties.
Hoe dan ook, nu zitten we d’rmee. En het is makkelijker een nieuwe fles Bourgogne te krijgen als de aanvankelijk geserveerde niet deugt, en desnoods een derde of een vierde, dan die tyfusherrie afgezet te krijgen.
Zo worden we Oostindisch doof voor de slordige, maar o zo tevreden symfonieën die we zelf snuivend
en gnuivend,
opscheppend
en inschenkend,
lepelend
en snijdend,
roezemoezend
en zuchtend
ten uitvoer brengen.

NADENKENDHEID Die plotseling opkomende dwang tot neerdrukkende nadenkendheid over de onbereikbaarheid, de duisterheid, het er-net-zo-goed-niet-kunnen-zijn van alles. Het bord dat op zulke dagen wordt volgeschept met twijfel, die je keel uitdroogt, je slokdarm dichtknijpt, je armen verlamt en je tafelgenoten verandert in onnozele zwetsers.

OORSMEER Zojuist per pinknagel vers uit de schelp geschrapt en nu gedurende twee seconden van op korte afstand bestudeerd alvorens het propje met de duimnagel achteloos zijwaarts te schieten.

PROEFMONSTERS Kunnen nergens met hun vingers van afblijven. Het ene type omdat het alles even lekker vindt, het andere omdat het zijn verwende maag niet aan al dat grove spul mag blootstellen. Willen ook altijd wat van jouw keuze proberen, een klein hapje maar. Houden het hoofd daarbij een beetje schuin en trekken onder het slikken een gepijnigde frons op het gezicht: alsof proeven vooral een kwestie zou zijn van diep, diep nadenken!

QUARANTAINEBEHOEFTIGE
Eten doe je in gezelschap, zei de filosoof. Eenzaam eten maakt al gauw hard en ruw. Wie er een gewoonte van maakt moet Spartaans leven om niet te verslonzen.
Eten doe je in gezelschap, zei de gastronoom, maar pas op wie je daarvoor uitnodigt. Niet iemand die sinds gisteren hopeloos verliefd is. Geen amateurfotograaf net terug van een grote reis. Geen bekeerling, geen theosoof, geen politieke radicaal. Een goed gezelschap bestaat uit zes tot acht personen.
Eten doe je bij voorkeur alleen, denkt de quarantainebehoeftige. Hij wil de tijd hebben het bestek, alvorens het te gebruiken, grondig te inspecteren. Hij wil de kapstok in de gaten kunnen houden. Hij wil de troepenbewegingen van en naar de keuken kunnen registreren. Hij wil een plaats die niet aan de hoofdweg naar wc en telefoon ligt.
Soep bestelt hij nooit. IJs evenmin. Hij verdenkt het personeel er principieel van restjes terug in de pan te doen. Hij is chicaneus. Hij haat jovialiteit. Alleen al de gedachte aan zo’n dreun op zijn schouder!
Ik kende er een, een schrijver, die eten in gezelschap net zo obsceen zei te vinden als paren in het openbaar. Een lomperik, hoor. Een verslonsde lomperik. Uit het leger ontslagen vanwege zijn antisemitische geschreeuw; toen naar eigen zeggen plotseling diep onder de indruk van de bevrijdingstheologie; amateurfotograaf (als rationalisering van zijn voyeurisme, als je ‘t mij vraagt); na een korte periode van radicaal vegetarisme ten slotte fundamenteel astrotheosoof. Ik zeg ‘ten slotte’, omdat hij vorige week, uitgerekend in dit restaurant, in die hoek daar naast het raam, de geest heeft gegeven. Gestikt in een graat.

REKENMEESTER Weet exact wat elke hap of slok hem kost. Een kippepootje (thuis): 17 cent per hap; (in restaurant A): 59 cent per hap. Een glas port (thuis): 12 cent per slok; (in restaurant B): 60 cent per slok.
Op de vraag of het ergens gezellig was, antwoordt hij steevast met het noemen van het precieze aantal aanwezigen. Die tellen is het eerste wat hij doet, waar hij ook komt. De vraag of het gesmaakt heeft, herformuleert hij feilloos in de vraag naar het gemiddelde bedrag per hap of slok. Leeft met zijn zakrekenmachine in de aanslag. Echt zuinig, nee, dat is hij toch niet.

SMAKKEN, SLURPEN EN SLOBBEREN Onsmakelljk, die geluiden. Te ongegeneerde herinnering aan onze verwoestende condition animale. Niet toevallig ontstond het taboe op al die geluiden gelijktijdig met het oprukken van mes en vork: die hielden het op te peuzelen dier letterlijk op afstand.
Maar erger dan al dat gesmak, geslurp en geslobber: de neurotische angst ervoor. Die angst is niets anders dan de angst voor het dier in onszelf, de wetenschap dat het onvoldoende getemd is en op onvoorziene ogenblikken nog altijd vernietigend los kan barsten. Vandaar dat hij het meest voorkomt bij kleinburgers die hun boerse afkomst proberen te verdringen.
Dat driftige getik, dat onhandige gepeuter met het bestek! Die nuffige afkeer van vuile handen! Dat preutse afweren van tactiele geneugten! Die nerveuze, de kaken beschaamd op elkaar klemmende angst voor maal- en slikgeluiden!
Ik ken iemand die tot voor kort hielp op een boerderij, daar gewend was de kippen en de varkens te voederen, respectievelijk de hokken en de stallen schoon te houden, en die nu godschristeneziele denkt dat een kip tok en een varken knor zegt.

TAFELREDE Verbale gedenksteen die het ongecontroleerde gepraat en gelach, gezoem en gemurmel van ‘t alledaags getafel periodiek tot eerbiedig zwijgen en opwaartse blikken maant. Kan je aardig van je eten afhouden, vooral als je zelf ook nog moet.
Een mens kan makkelijk twee dingen tegelijk:
– afwassen en naar muziek luisteren
– de kozijnen van zijn huis verven en in gedachte een verontwaardigde ingezonden brief aan een krant schrijven
– het gras maaien en een nu eindelijk eens waterdicht systeem ter verbetering van de wereld bedenken.
De afwas is gedaan, het huis geschilderd, het gras gemaaid voor hij d’r erg in heeft.
Terwijl hij eet kan een mens ook makkelijk zinnen onthouden die hij straks uit moet spreken. Of: discussiëren, redeneren, onderhandelen, argumenteren.
De meest exquise gerechten verdwijnen in zijn maag zonder dat hij d’r erg in heeft.

UITLEGEXEGEET Voorziet elk gerecht ongevraagd van commentaar nog lang voor het op tafel staat. Toont zich daarbij exclusief geïnteresseerd in de ingrediënten, hun herkomst, hun intrinsieke eigenschappen, hun variatiemogelijkheden, hun effecten op de spijsvertering. Vraagt, in geval van twijfel, de ober omstandig om uitleg. Zou de menu’s het liefst voorzien van een alles dekkend, wetenschappelijk verantwoord notenapparaat. Tautoloog uit angst. Zelfbevlekker uit nood.

VREETZAKKEN Niet zozeer om de hoeveelheden, eerder om het gebrek aan esthetisch gevoel. Kijk eens hoe ze d’rbij zitten: de rug gekromd boven de trog, de schuif – maximaal geopend – er vlak boven en op alles voorbereid. Prakken de boel graag door elkaar. Vreten ook rustig, als iedereen al klaar is, nog een halve kom aardappelen op, of wat er ook mag zijn overgebleven. En dat met een grimmige overgave, alsof ze, op een moment van versagen, een groot gevaar te duchten hebben. Alsof het nog steeds een kwestie is van eten of gegeten worden.

WIE MOET ER NOG WAT? In plaats van: Wie wil er nog wat? Hebben je bord al volgeschept voor je iets gezegd hebt. Vragen ook niet wat je eventueel wilt drinken, dat zoetige drankje zit al in je glas voor je hebt kunnen kikken. Geloven nooit dat je op een gegeven moment genoeg hebt gehad, laat staan dat ze in staat zijn eufemistische taalzwier discreet en effectief te decoderen.

XANTOPSIE, noemde mijn arts het laatst.

IJS MET FRUIT UIT BLIK
Of: een sorbet met een haar. Die kan je zo geniepig aankijken.

ZEURKOUSEN Van die mensen die altijd en overal wat op hebben aan te merken. Systematische criticasters maar tegelijk zelf bedreven belastingontduikers. Bij het stralendste weer zien zij toch altijd wel weer ergens de bui al hangen. Geconditioneerde zwartkijkers. Alfabetiserende neuroten. Altijd in zak en as.
Mijd ze, deze specialisten van de begrafenisstemming, deze levenslange voorbereiders van het galgemaal, mijd ze.