Zijn moeder was een meisje genaamd Flum, dat achter in Rotten Row een ‘Picked-hatch’ dreef in een laag zaaltje. Een kapitein, zijn vingers beladen met koperen sieraden, en twee aanbidders, gekleed in loshangende wambuizen, kwamen haar opzoeken na het souper. Ze huisvestte drie juffers die luisterden naar de namen Poll, Doll en Moll en die de lucht van tabak niet konden verdragen. Daarom gingen ze vaak even boven op bed liggen, en de wellevende heren begeleidden hen, na hun een glas warme Spaanse wijn te hebben aangeboden om de walm van de pijpen te verdrijven. De kleine Gabriel zat gehurkt onder de schoorsteenmantel om te zien hoe de appels werden geroosterd die men in de bierpullen gooide. Er kwamen daar ook toneelspelers, de meest uiteenlopende verschijningen. Ze mochten de grote taveernes niet in, waar de gevestigde toneelgezelschappen naar toe gingen. Sommigen spraken in snoevende stijl, anderen hakkelden als idioten. Ze aaiden Gabriel, die brokstukken van tragische versregels of eenvoudige toneelgrappen van hen leerde. Ze gaven hem een stuk karmozijnrood laken met een versleten gouden franje, een fluwelen masker en een oude houten ponjaard. Zo paradeerde hij in zijn eentje heen en weer voor de stookplaats, hield een nagloeiend stuk hout omhoog als een toorts, en zijn moeder Flum schudde haar driedubbele kin uit bewondering voor haar vroegrijpe kind.

De toneelspelers namen hem mee naar the Green Curtain, in Shoreditch, waar hij huiverde bij het zien van de woedeaanval van een kleine acteur, die schuimbekkend de rol van Jeronymo stond te brullen. Ook de oude koning Leir was er te zien, die met zijn rafelige witte baard knielde voor zijn dochter Cordelia om haar vergeving te vragen; een clown deed de dwaasheden van Tarleton na en een ander, gehuld in een beddenlaken, joeg prins Amlet de stuipen op het lijf. Sir John Oldcastle maakte iedereen aan het lachen met zijn dikke buik, vooral toen hij de gastvrouw bij haar middel pakte, die hem toestond de punt van haar muts te verfrommelen en zijn dikke vingers in de buckram zak te steken die ze aan haar ceintuur droeg. De Gek zong liedjes die de Idioot nooit begreep en een clown met een katoenen muts stak zijn hoofd voortdurend door de spleet in het gordijn achter het podium en trok een grimas. Er was ook nog een jongleur met apen en een man verkleed als vrouw die volgens Gabriel leek op zijn moeder Flum. Na de voorstelling kwamen met stokken gewapende kosters die man een donkerblauwe soutane aantrekken, en riepen dat ze hem naar Bridewell zouden brengen.

Toen Gabriel vijftien was, merkten de toneelspelers bij the Green Curtain dat hij mooi en fijngebouwd was en dat hij de vrouwen- en meisjesrollen zou kunnen spelen. Flum kamde zijn zwarte haar strak achterover; hij had een heel zachte huid, grote ogen, hoge wenkbrauwen, en Flum had gaatjes in zijn oren gemaakt om er twee valse dubbele parels aan te hangen. Hij werd dus lid van het toneelgezelschap van de hertog van Nottingham, en er werden jurken van tafzijde, van damast, met pailletten en zilver- en goudbrokaat voor hem gemaakt, geregen lijfjes en henneppruiken met lange krullen. Ze leerden hem zich op te schilderen in de repetitieruimte. Aanvankelijk bloosde hij als hij het podium op ging, later reageerde hij koket op de hoffelijkheden. Poll, Doll en Moll, die door de druk bezette Flum werden meegenomen, verklaarden onder luid gelach dat hij net een vrouw was en ze wilden hem na het optreden losrijgen. Ze brachten hem terug naar de Picked-hatch en trokken hem op last van zijn moeder een van hun jurken aan om hem aan de kapitein te laten zien, die hem spottend duizend plechtige eden zwoer en deed alsof hij een lelijke vergulde ring met een glazen karbonkel om zijn vinger schoof.

Gabriel Spensers beste vrienden waren William Bird, Edward Juby en de twee Jeffes. Zij smeedden het plan om in de zomer te gaan optreden met rondtrekkende acteurs in de stadjes op het platteland. Ze reisden in een wagen afgedekt met een dekzeil, waar ze ’s nachts onder sliepen. Op de weg naar Hammersmith zagen ze op een avond een man uit een greppel komen die hun de loop van een pistool onder de neus hield.

‘Je geld!’ zei hij. ‘Ik ben Gamaliel Ratsey, struikrover bij de gratie Gods, en ik houd niet van wachten.’

Waarop de twee Jeffes geeuwend antwoordden:

‘We hebben helemaal geen geld, Your Grace, alleen die koperen pailletten en die beschilderde lappen kamelot, want we zijn arme rondtrekkende acteurs, zoals Uwe Heerlijkheid zelve.’

‘Acteurs?’ riep Gamaliel Ratsey uit. ‘Maar dat is prachtig. Ik ben geen plunderaar en ook geen schurk, en ik zie graag voorstellingen. Als ik niet een zeker respect bezat voor old Derrick, die mij maar al te goed de ladder op zou weten te krijgen om mijn hoofd te laten bungelen, dan was ik elke avond aan de rivieroever te vinden en in de vrolijke taveernes met de gordijnen, waar u, gentlemen, vaak zo veel esprit tentoonspreidt. Wees dus welkom. Het is een mooie avond. Zet uw podium op en speel voor mij uw beste voorstelling. Gamaliel Ratsey zal naar u luisteren. Dat overkomt niet iedereen. U zult er een mooi verhaal over kunnen vertellen.’

‘Dat gaat ons wel licht kosten,’ zeiden de twee Jeffes, aarzelend.

‘Licht?’ zei Gamaliel nobel. ‘Praat me niet over licht. Ik ben hier koning Gamaliel, zoals Elisabeth koningin is in de City. Ik zal u koninklijk behandelen. Hier is veertig shilling.’

De toneelspelers stapten bevend uit.

‘Moge het Uwe Majesteit behagen,’ zei Bird, ‘en wat moeten we spelen?’

Gamaliel dacht na en keek naar Gabriel.

‘Tja,’ zei hij, ‘een mooi stuk voor deze juffer, en lekker melancholiek. Ze zal het wel goed doen als Ophelia. Er bloeit hier digitalis vlak in de buurt – dodelijk vingerhoedskruid. Amlet, ja, dat wil ik zien. Ik ben nogal dol op de stemmingen van deze compositie. Als ik Gamaliel niet was, dan zou ik graag Amlet spelen. Vooruit, en vergis je niet bij het schermen, mijn uitgelezen Trojanen, mijn koene Corinthiërs!’

De lantarens werden aangestoken. Gamaliel sloeg het drama oplettend gade. Toen het uit was zei hij tegen Gabriel Spenser:

‘Mooie Ophelia, ik bespaar u het compliment. Jullie kunnen vertrekken, acteurs van koning Gamaliel. Zijne Majesteit is content.’

Vervolgens verdween hij in het duister.

Toen de wagen in de ochtendschemering in beweging kwam, zagen ze hem opnieuw, hij versperde hun de weg, pistool in de vuist.

‘Gamaliel Ratsey, rover,’ zei hij, ‘komt de veertig shilling van koning Gamaliel terughalen. Vooruit, schiet op. Bedankt voor de voorstelling. Werkelijk, Amlets stemmingen bevallen me uitstekend. Schone Ophelia, in alle hoffelijkheid.’

De twee Jeffes, die het geld bewaarden, waren gedwongen het terug te geven. Gamaliel groette en vertrok in galop.

Na dit avontuur keerde de troep meteen naar Londen terug met het verhaal dat een dief Ophelia in jurk en pruik bijna had geschaakt. Een meisje genaamd Pat King, dat vaak in the Green Curtain kwam, beweerde dat het haar niets verbaasde. Ze had een bol gezicht en een mollig middel. Flum nodigde haar uit om met Gabriel kennis te komen maken. Ze vond hem schattig en omhelsde hem teder. Daarna kwam ze vaker langs. Pat was het vriendinnetje van een arbeider bij de steenbakkerij, die tabak had van zijn beroep en de ambitie koesterde op te treden bij the Green Curtain. Hij noemde zich Ben Jonson en was behoorlijk trots op zijn opleiding, want hij was klerk en had enige kennis van het Latijn. Het was een lange, stevig gebouwde man met een gehavend, scrofuleus gezicht, waarin het rechteroog hoger zat dan het linker. Hij had een harde, knorrige stem. Deze kolos was soldaat geweest in de Nederlanden. Hij volgde Pat King, greep Gabriel bij de huid van zijn nek en sleepte hem mee naar het platteland van Hoxton, waar de arme Gabriel het tegen zijn zwaard op moest nemen. Flum had hem heimelijk een mes toegestopt van meer dan tien duim lang. Het verdween in de arm van Ben Jonson. Gabriels long werd doorboord. Hij stierf ter plekke. Flum rende naar de constables. Ze brachten de vloekende Ben Jonson naar Newgate. Flum hoopte dat hij opgehangen zou worden. Maar hij droeg zijn psalmen voor in het Latijn, bewees dat hij klerk was en men brandmerkte alleen zijn rechterhand.