Het geheugen pleegt de indruk die iets heeft gemaakt te bewaren zonder zelfs maar één praktisch voorbeeld als argument bij te sluiten. Aan een objectief kapstokje voor de gekoesterde mening heeft het geheugen niet gedacht. Hoe dieper de indruk van iets is geweest, hoe schameler het reliëf dat van die indruk bewaard is gebleven. Alsof het geheugen de graadmeter wil zijn voor de mate waarin iets ons heeft geraakt: ‘Dit heeft diepe indruk gemaakt! Heel diep! Tjonge!’ hitst het geheugen op. Opgewonden wacht je af. Ja, ja! Wat was het ook weer? Het geheugen is alweer ingedut en geeft niet thuis.

Zo had ik aan de eerste lezing van Berichten uit Kolyma van Varlam Sjalamov een herinnering van een zo kaal mogelijke taal overgehouden. Bij herlezing viel me echter keer op keer op hoe eigenzinnig zijn beeldspraak is, hoe verbluffend zintuiglijk zijn beschrijvingen en hoe precies zijn montage. Ik las over een gloeilampje dat aan het plafond hing als een gehangene. Over gevangenen als rode bloedlichaampjes rondgepompt door de bloedsomloop van de kamp-moloch. Een minutieus beschreven waarneming van een uitgeput halfbewustzijn:

‘Nu betrapte hij zich erop dat hij al een hele tijd nergens over had nagedacht. Het leven verliet hem weer.

Urenlang lag hij onbeweeglijk en plotseling ontdekte hij vlakbij iets dat leek op een schietschijf of een geologische kaart. Het was een blinde kaart en hij deed tevergeefs zijn best om te begrijpen wat erop stond. Het duurde een hele tijd voor hij begreep dat het zijn eigen vingers waren.’

Het is uitgebeend proza, maar verre van steriel – de schrijver is er allerminst uit verdwenen.

Sjalamov achtte klassiek literair taalgebruik niet bruikbaar meer na het verlies van het geloof dat menselijkheid en rechtvaardigheid onlosmakelijk verbonden waren – de concentratiekampen en de atoombom stonden een idioom dat dergelijke illusies in leven hield niet meer toe. Hij zocht een passende literaire vorm en toon die pasten bij de nieuwe werkelijkheid: een stijl op de achtergrond, in schutkleur; een stijl als het wit tussen de regels. Hij smeedde een soort lettermateriaal dat louter lijkt te bestaan uit kernen en essenties. Fijnzinniger kunnen mokerslagen niet gedoseerd worden. Toch wordt de lezer zelden murw of radeloos, hoe ontzettend de meeste verhalen ook zijn. De helse werkelijkheid van Kolyma is zo koelbloedig verwoord, dat de lezer door een vreemde helderheid bevangen wordt. Hij kan emotioneel verslappen noch ontploffen. De taal waarin de gruwelen zijn vastgelegd, verlamt en beschermt hem. Ze bewaart een afstand die hem tot in zijn aderen bewust maakt van het feit dat hij het beschrevene niet werkelijk kan beseffen, en deelt hem tegelijkertijd misschien wel het maximale mee dat er mee te delen valt over een onbekend lijden.

Het is een bekend verschijnsel dat getraumatiseerde mensen zich willen afsluiten voor de herinneringen die hun trauma levend houden. Ze proberen de giftige herinneringen uit te wissen, alsof er met terugwerkende kracht iets gered of hersteld kan worden. Ook Varlam Sjalamov moet de wens gehad hebben zijn kamptijd weg te sluiten.

‘Ineens werd ik bang en het koude zweet brak me uit. Ik schrok van deze verschrikkelijke kracht van de mens, de wens en het vermogen te vergeten. Ik zag dat ik in staat was alles te vergeten en twintig jaren van mijn leven uit te wissen. En wat voor jaren! En toen ik dat besefte overwon ik mijzelf. Ik wist dat ik mijn geheugen niet zou toestaan alles te vergeten wat ik gezien had. En ik kwam tot rust en sliep in.’

Sjalamov is jarenlang bezig geweest met de uitvoering van dit besluit. Daarmee overwon hij niet alleen zichzelf, maar ook het kamp, opnieuw. Het oproepen van zijn herinneringen en tegelijk het opdelven van zijn weggezonken taalvermogen en het ontwerpen van een passende literaire mal voor Kolyma moeten een krachttoer zijn geweest die de geest en het geheugen permanent foceerde. In Kolyma zelf was alle denken vanwege de vrieskou, het gebrek aan zuurstof en de honger een lichamelijke aangelegenheid.

‘Ik was bang en geschokt toen in mijn hoofd, ja hier, onder mijn rechterwandbeen, dat herinner ik me nog precies, een woord naar boven kwam dat in de taiga absoluut niet op zijn plaats was, een woord dat ik zelf niet begreep en mijn kameraden evenmin. Ik schreeuwde dat woord uit, staande op mijn brits, me wendend tot de hemel, de oneindigheid: “Sententie! Sententie!”

Ik begon te schateren.

“Sententie!” schreeuwde ik omhoog de noordelijke hemel en de dubbele dageraad in, zonder de betekenis van dit woord te begrijpen. Maar als dit woord was teruggekomen, opnieuw verworven, des te beter, des te beter! Een grote vreugde vervulde me. ‘

Hier wordt met geweld een herinnering opgehaald. En passant toont de passage hoe ongrijpbaar het geheugen kan opereren: onder het rechterwandbeen doemt plots een woord op, als vanzelf, zonder begeleiding van zijn betekenis. Sjalamov beschrijft herinneren als een fysieke gebeurtenis.

Volgens Sjalamov leverde de kampervaring geen enkele winst op. Er werd alleen maar verloren, vergeten, gestorven.

‘Geen enkel individu zal ooit beter of sterker worden van het kamp. Het kamp is een negatieve ervaring, een negatieve leerschool, een les in ontleding en ontbinding, voor gestudeerden evengoed als voor gevangenen, voor bewakers evengoed als voor de liefhebbers van de schone letteren.’

Toch heeft hij de kampervaring koste wat kost willen bewaren en wereldkundig maken.

‘Uitgerekend hier begreep hij dat hij geen angst kende en niet aan het leven hing. Hij begreep ook dat hij een zware beproeving had doorstaan en het er levend vanaf had gebracht. Dat hij een nuttig gebruik moest maken van de verschrikkelijke ervaringen in de mijn. Hij begreep dat de mogelijkheid van de vrije wil en de mogelijkheid om te kiezen – hoe gering dan ook – voor een gevangene nog bestonden: deze mogelijkheden waren een realiteit die je bij gelegenheid het leven konden redden. En Andrejev was klaar voor dit grote gevecht waarin hij een beest met beestachtige slimheid moest bestrijden. Ze hadden hem bedrogen. En hij zou bedriegen. Hij zou niet sterven, hij was niet van plan te sterven.’

Door de vrije wil te ontdekken of intact te houden, door de mogelijkheid tot kiezen bewaakte Sjalamov zijn ziel. Steeds is voelbaar hoe hij zijn gevoel voor rechtvaardigheid bleef oefenen, het bijsleep, voedde, zo min mogelijk verloochende. Onvermijdelijk was hij gedwongen zijn grenzen buigzaam te houden, zich voortdurend aan te passen. Maar steeds vergde hij in elke nieuwe situatie van zichzelf een nieuwe beoordeling van de keuzemogelijkheden, of ze veranderd waren door omstandigheden van buitenaf of door zijn eigen conditie.

Dat eenzame gevecht voerde hij gewapend met zijn zintuigen, instinct en wilskracht. Zijn medegevangenen waren noch per definitie medestanders noch a priori tegenstanders. Wanneer hij kon trok hij zich hun lot zoveel mogelijk aan. Sjalamov lijkt één en hetzelfde begrip voor hen en zichzelf op te brengen: een begrip dat ergens tussen aanvaarding en vergeving in moet zweven. Ook in verhalen waar hij slachtoffer is van andermans opportunisme en lafheid toont hij in elk geval bij het schrijven wrok noch zelfmedelijden.

Er bestaan boeken, die je plots middenin voor gezien houdt, zonder veel gewetenswroeging. Boeken als ietwat lijdzame, willige Doornroosjes, die zich grillig wakker laten lezen en weer door hun kasthaag dicht laten groeien. Berichten uit Kolyma van Sjalamov behoort tot het zeldzame slag boeken dat de rollen omdraait. Niet de lezer keurt het boek – het boek keurt de lezer.

Andrej Sinjavski, van wie de eerste zin van onderstaand citaat op de flaptekst van de Nederlandse vertaling gedrukt is, bijt de lezer toe: ‘Het uithoudingsvermogen wordt op de proef gesteld: hoe goed de kwaliteit van de mens is (die van de lezer inbegrepen). Je kunt je lectuur onderbreken en terugkeren naar het leven. Tenslotte is de lezer immers geen gevangene! Ja, maar hoe dan te leven zonder ze uitgelezen te hebben? Als een verrader? Als een lafaard die niet de moed heeft de waarheid onder ogen te zien? Als een toekomstige beul of een toekomstig slachtoffer van de situaties die er beschreven worden?’

Een blurb als een waakhond. Maar hoe kan een boek zijn lezers de indruk geven dat zij gekeurd worden? Het boek heeft hen niet kunnen kiezen, het kent zijn lezers niet. Misschien is het simpel: een boek onthult de maat van zijn schrijver. En wie lezend de maat neemt kan lezend gemeten worden. Een schrijver die met zulke koelbloedigheid het leven onder ogen ziet, wekt het soort bewondering dat naar navolging doet streven. Hoe minder de schrijver zijn lezers daarbij opzettelijk onder schot neemt, hoe sterker de drang tot kleine danwel grote zelfopvoeding.

Daarom stuit de blaffende gewetensaanval van Sinjavski ook een tikje tegen de borst. Eigenlijk is zijn dwingende vermaning alleen als innerlijke afranseling verteerbaar. Hij stelt vragen waarmee ieder zichzelf kan kwellen, maar die je een ander niet voor de voeten hoort te werpen. Hij doet de Berichten uit Kolyma tekort. Sjalamov wilde beslist geen boek schrijven als een laatste oordeel, als een morele lineaal: zelden tref je een mens zo wars van prekerigheid en manipulatie.

‘[…] de mens heeft niet het recht om wie dan ook te veroordelen, aan wie dan ook te vertellen hoe hij moet leven; iedere aantasting van de menselijke vrijheid is een misdaad.’

Hij velde dan ook geen morele vonnissen, behalve over criminelen en een enkele pathologische sadist.

Sjalamov schreef dat naar zijn mening gedichten en literatuur niemand beter maken en niets te maken hebben met ethiek. Herhaaldelijk benadrukte hij dat hij in de meest barre perioden van zijn gevangenschap alleen maar overleefde, geen moment aan gedichten dacht en daar blij om was. De gedichten zouden hem gestoord hebben. Maar zodra het leven in Sjalamov terugkeerde begonnen er versregels ‘te lopen als de punt van een op hol geslagen telexapparaat van mijn geestelijk leven’.

En dat is dat. Het komt er op neer, dat hij gedichten en proza als een wonder beschouwde.

‘Laten we terugkeren naar de formule: een dichter is iemand die dertig gedichten heeft geschreven. Dat zijn dertig contacten met God, dertig keer gebeurt er een wonder in wat we weten over het bestaan.’

Over wonderen valt van alles te beweren, en dat deed Sjalamov ook. Maar een wonder blijft een mysterie, daar stem ik volmondig mee in: Berichten uit Kolyma en zijn schepper Sjalamov zijn twee onlosmakelijk verbonden wonderen – een heldenepos geschreven door zijn held zelf.

Dat er eigenlijk in het leven van Sjalamov nooit een einde aan de sovjetterreur is gekomen, en hij op hoge leeftijd tot veler verbazing een KGB-verklaring ondertekende waarin hij afstand nam van de in het buitenland gepubliceerde verhalen van Kolyma doet aan zijn heldendom niets af. Daarvoor bestaat de uitdrukking pyrrhusoverwinning, de meest tragische overwinning die er is.

Ik zal altijd hoop en troost aan de Berichten uit Kolyma putten ondanks hun gruwelijke echtheid.

Sjalamov is niet bezweken in de hel. Hij heeft zijn medemens niet uit het oog verloren. Hij heeft steeds een bijna onbegrijpelijke bereidheid tot inleving in zijn medegevangenen en zichzelf opgebracht. Hij heeft gestorvenen jaren na hun naamloze begrafenissen geeerd in de meest ontroerende elegieën. Een altijdgroene, buigzame boom van de taiga bemind en bezongen.

Het is een bloedstollend wonder. Een feit dat niet went.