Natuurlijk is ze op de hoogte, de tweeëndertigjarige die daar met de verantwoordelijke redacteur in de kantine van het omroepgebouw zit. Ze weet wat er gaande is. Ze was toch onlangs nog op dat congres in Milaan, en het grote symposium in Berlijn heeft ze ook niet gemist. Ze heeft een hele reeks voorstellen meegebracht. Wat te denken van een kritiek op de neo-neoclassicistische stromingen in de architectuur, laten we eens zeggen: vijfenveertig minuten? Bovendien is ze in hoge mate geïnteresseerd in de actuele controversen onder de Parijse post-poststructuralisten. Er zouden wilde discussies plaatsvinden. Maar dat zou je ter plekke moeten onderzoeken.

Welnu, het Derde Programma moet zich ook met zulke thema’s bezighouden. De redacteur is best een goedwillende man. Het komt niet in hem op de bezoekster aan een geniepige test te onderwerpen. Dus is het puur toeval dat hij de naam Vitruvius laat vallen; en als, puur toevallig, blijkt dat de schrijfster deze Vitruvius voor een Sovjetrussische architect houdt, verandert de redacteur, een stille, beleefde man, snel van onderwerp.

De bezoekster begint nu met des te grotere ijver over haar Parijse plannen te praten. Ze heeft al haar vierde sigaret uitgedrukt en de redacteur die ‘s middags nog naar de studio moet, luistert een beetje afwezig naar haar. Pas bij de derde keer begrijpt hij wie wordt bedoeld met de overleden heer Lackahn, wiens verweesde leerlingen elkaar nu blijkbaar als schorpioenen te lijf gaan. Nou ja, Lackahn of Lacan, dat is tenslotte slechts een kwestie van uitspraak. Maar – kent de verslaggeefster eigenlijk Frans? O ja. Dat wil zeggen, een beetje. Ze zal zich er wel doorheen slaan, met hulp van haar Parijse kennissen. De moed zinkt de redacteur in de schoenen, het spijt hem, hij verontschuldigt zich, hij betaalt en vlucht.
 
 
Zulke verhalen hoeft niemand te verzinnen. Ze duiken in alle hoeken en gaten op. Eenieder die ze ter ore komen, zal begrijpend knikken en onverwijld beginnen met het opdiepen van zijn eigen schat aan ervaringen, waarin nog veel schrikbarender voorbeelden te vinden zijn. Ik zal het kort maken en slechts een paar typische gevallen uit dit onuitputtelijk repertoire recapituleren.

Daar is de jonge, geenszins ongetalenteerde germanist, die zijn examinator recht in het gezicht zegt dat hij zich heeft beziggehouden met drie Duitse auteurs: met Büchner, Heine en Döblin. Die heeft hij dan ook van voor tot achter gelezen en over elk van hen een scriptie geschreven. Zogezegd uit degelijkheid is hij er niet toe gekomen kennis te nemen van de overige literatuur: hij verzoekt daarom af te zien van vragen over Grimmelshausen, Lessing, Goethe enzovoort.

Dan de referendaris aan het gerechtshof, die steeds die moeilijkheden heeft met de vreemde woorden. Hij verwisselt ‘diffamatie’ met ‘discriminatie’ en ‘diagram’ met ‘pictogram’, en om de een of andere reden zegt hij telkens ‘revelantie’ als hij ‘relevantie’ bedoelt. Hij begrijpt absoluut niet waarom dat de president van de rechtbank zo irriteert. ‘Ik kan tenslotte’, meent hij, ‘niet voortdurend met het woordenboek onder mijn arm rondlopen.’ Daar zit iets in.

Verder moeten we hier denken aan de leraar Duits die wanhopig wordt van zijn leerlingen omdat ze, zoals hij zegt, niet meer in staat zijn een boek uit te lezen. Het gaat tenslotte om het beste gymnasium in de stad. Hier heeft Melanchthon gedoceerd, de grote Melanchthon! ‘Waarom geeft u niet gewoon de passages aan waar het u om gaat? Die fotocopiëren we dan en de zaak is voor elkaar.’ – ‘En als ik hun vertel dat Die Wahlverwandtschaften niet uit willekeurige ‘passages’ bestaat, weet u wat ik dan te horen krijg? “Frustratie”, galmt het me tegemoet, “concentratiemoeilijkheden”, “prestatiedwang”… Ik ben het beu!’

Om nog maar te zwijgen van de sollicitante die zich aanmeldt in een galerie, naar een voltooide studie kunstgeschiedenis kan verwijzen, maar er vast van overtuigd is dat Leonardo en Goya ‘ongeveer in dezelfde tijd’ hebben geleefd, en er zich verbaasd over toont, dat de galeriehouder vanwege dit belachelijke verschil van driehonderd jaar ‘zo’n stennis maakt’;
– van de uiterst succesvolle, zesendertigjarige jonge auteur, jonge toneelschrijver en jonge cineast, die door de critici een genie wordt gevonden omdat de Duitse syntaxis hem volkomen vreemd is en omdat hij überhaupt met zijn voeten schrijft;
– van de aankomende zakenman, die zich niet in staat ziet een eenvoudige wiskundige som op te lossen en die een voorgedrukte tabel of een zakrekenmachientje nodig heeft om de BTW ‘te produceren’;
-en van een miljoen soortgelijke probleemgevallen waaruit bevoegde ambtenaren en personeelchefs intussen een kleurig, maar monotoon gedessineerd sagentapijt hebben geweven, een culturele landkaart van de Bondsrepubliek, schaal 1:1, waarop in steeds nieuwe variaties steeds hetzelfde is te zien: onbekwaamheid, analfabetisme en onwetendheid. En waar steekt deze schandalige onwetendheid haar kop op? U hebt het geraden! In een staat die zich het uitgebreidste, het breedst opgezette en duurste onderwijssysteem van de wereld permitteert!

Er is geen getraind oor voor nodig om te begrijpen dat het een zeer conservatief verdriet is, dat in zulke klachten tot uiting komt. Of ze gemotiveerd zijn of niet, onmiskenbaar is de superieure toon, waarmee ze naar voren worden gebracht. Zij getuigen van de chef die teleurgesteld is in zijn medewerkers, de baas, bij wie de leerjongen geen goed kan doen, de stafchef die zich afvraagt hoe hij met zo’n mensenmateriaal de overwinning moet behalen. Deze retoriek is zo oud als de wereld. Dat het vroeger allemaal heel anders, en wel beter was, is voor hen een uitgemaakte zaak, en deze overtuiging wordt sterker naarmate de leeftijd vordert. Culturele deficiëntieverschijnselen kunnen vanuit zo’n perspectief slechts als generatieprobleem worden geïnterpreteerd. Onwetendheid en onbekwaamheid gelden a priori als domeinen van de jeugd. Geen tegenvoorbeeld vermag deze zekerheid aan het wankelen te brengen. Er mogen complete eenheden seniele heren in junta’s, raden van toezicht, centrale comités en crisisstaven bij elkaar komen en uit louter, niet voor rede vatbare, door geen kennis gestoorde zwakzinnigheid faillissementen, catastrofen en bloedbaden aanrichten – de conclusie zal in zulke gevallen altijd luiden: vergissen is menselijk. ‘Men leeft tussen les hauts et les bas, / eerst president, dan een kleine post in de Balkan, ten slotte chef, / dan een nieuw district, / en men gaat op zijn eigen landerijen.’

Pascal was zestien toen hij zijn baanbrekende werk over de kegelsnede publiceerde; Hugo Grotius promoveerde toen hij vijftien was; op zijn twaalfde ging Melanchthon, de grote Melanchthon naar de universiteit in Heidelberg. En tegenwoordig? Tegenwoordig wordt de vierendertigjarige doctorandus in de economie Bruno G. eerst eens een paar jaar taxichauffeur – hij heeft tijd nodig om een duidelijk beeld te krijgen van wat hij eigenlijk zal doen. Zijn vriendin denkt aan een tweede studie, en Zizi, die eigenlijk voor kapster heeft geleerd, wil gewoon niet meer en leeft voorlopig van de bijstand. – Ach, zeggen de arbeidsmarktexperts, dat waren nog eens tijden, toen je je nog kon richten naar de stelregel: vertrouw niemand onder de twintig! Sindsdien is, in een seculair proces, de fase van de adolescentie steeds langer geworden. Al in de jaren zestig lag de grens bij dertig, en tegenwoordig zou je, in ieder geval wat de academici betreft, en wie is tegenwoordig geen academicus? – tegenwoordig zou je moeten zeggen: vertrouw niemand onder de zesendertigeneenhalf.
 
 
Ik daarentegen probeer me de jonge Melanchthon voor te stellen. Dat is helemaal niet zo eenvoudig. Geboren is hij in Bretten, een gat in de Kraichgau, toentertijd Kurpfalz, tegenwoordig Baden. Een paar oude vakwerkhuizen zijn er nog over, het meeste hebben de Fransen in de een of andere oorlog verbrand. De vader heette Schwarzerd en was wapensmid, geen slecht beroep. Ik vraag me af, wat heeft de zevenjarige geleerd? Lezen en schrijven, Latijn en godsdienst, later ook Grieks en een hoop theologie. Veel passages uit de klassieken en uit de bijbel kende hij van buiten. De canon was precies omlijnd en gemakkelijk te overzien, een twintigtal auteurs, dichters, filosofen en kerkvaders, daarbij een beetje vakliteratuur, de rest was eigenlijk rommel, het gebruikelijke valse geknoei over de medewerking van de vrije wil bij de bekering en over de tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal. Eigenlijk een rijke geest in een objectief kleine wereld. De horizon beperkte zich tot Midden-Europa en Rome, berichten waren er alleen van horen zeggen. Om het dagelijkse leven hoefde Melanchthon zich niet te bekommeren, dat was zaak van de vrouwen en dienstboden. Afleiding was er nauwelijks, alleen maar plagen, intriges, ziekten. Iedere ochtend begaf Schwarzerd zich naar zijn lessenaar. Wat hij opensloeg waren steeds dezelfde boeken.

Wanneer we nu onze blik op Zizi richten, Zizi, die eigenlijk voor kapster heeft geleerd, maar omdat ze ruzie heeft gehad met de eigenaar van Modern Coiffeur Haarstudios, krijgt ze voorlopig een halfjaar lang haar geld van het arbeidsbureau – : Zizi heeft alle tijd van de wereld, maar desondanks loopt haar hoofd over. Eigenlijk moest ze nu haar advocaat opbellen, want er zijn nog wat moeilijkheden over het gedeelte van de fooien dat Edi haar niet wil uitbetalen. Maar daar trapt Zizi niet in; want van het arbeidsrecht is ze op de hoogte, daarin is ze expert. En dan zou ze ook nog voor haar loonbelastingcompensatie moeten zorgen. Maar daarvoor kan ze vandaag niet overeind komen. Eerst moet ze in ieder geval haar tijdschriften doorbladeren. Daar wen je aan in een kapperszaak. Week in week uit brengt de leeskring een heel pak geïllustreerde tijdschriften langs, en in tijden dat de omzet zwak is, lees je heel wat bij elkaar. Zo komt het dat Zizi beschikt over een welhaast encyclopedische kennis op verschillende gebieden. Acteurs die ze in Tatort heeft gezien, herkent ze op straat; ze kan hun belangrijkste rollen noemen en weet meer dan je voor mogelijk zou houden over hun privé-verhoudingen, problemen met hun gezondheid en hun vrijetijdsbesteding. Een nog grotere deskundigheid legt Zizi aan de dag als het over film gaat. Dan is ze zelfs geïnformeerd over de desbetreffende woonplaatsen, liefdesgeschiedenissen en gages.

Maar als het om voetbal gaat is Zizi niet thuis. Dan moet je al in de buurt van Bruno blijven. Bruno kent alle Duitse kampioenen sinds 1936 uit zijn hoofd; hij weet hoe de rechtsbuiten van VfB Stuttgart heet; als een trainer ontslagen wordt kan Bruno de reden aangeven en in de aritmetica van de doelgemiddelden is hij niet te overtreffen. Ook bij Weltspiegel en bij Bericht aus Bonn, waar Zizi gewoon afhaakt, houdt Bruno vol. Hij heeft zo zijn eigen gedachten over bezuinigingsbesluiten, over Nicaragua, over de apartheid en over bewapening om het evenwicht te herstellen, en o wee als iemand met verkeerde getallen komt. Bruno laat zich niets wijsmaken, hij kent het verschil tussen Pershing I en Pershing II en hij weet ook hoeveel SS-20’s de Russen hebben gestationeerd.

Wanneer het drietal samen op reis gaat, controleert Bruno eerst drie dagen lang zijn oude Mercedes diesel. Die heeft hij indertijd zeer voordelig gekocht. Bruno kent de automarkt. Hij trapt niet in de trucs van de tweedehandsautohandelaren. Vroeger had hij een Fiat, maar hij zegt, nooit meer! Steeds weer heeft hij de ontsteking opnieuw moeten afstellen, en de verbranding was ook echt belabberd. Helga is verantwoordelijk voor de kas. Meestal kopen ze van te voren in voor de hele reis, Helga weet waar het het voordeligst is, ze heeft alle prijzen in haar hoofd en ze let ook op het vulgewicht; ze moeten bij haar niet met nepverpakkingen aankomen. De restaurants en hotels neemt Zizi voor haar rekening. Zij ziet immers al van ver waar de kamers goed zijn, en destijds, toen ze naar Kreta gingen, alles was zo duur en overal werd je genept, toen heeft zij, Zizi, die te gekke tent gevonden waar je bijna voor niets kon eten en waar het zo geweldig leuk was.

Afgezien daarvan weet Zizi een heleboel van kapsels. Of u nu een rond, een waaier- of een bananenmodel wilt, of u uw haar nu traps- of zigzagsgewijs geknipt wilt hebben, bij Zizi bent u altijd in goede handen. Ze begint bij de achterkant en bij de nekharen, dan neemt ze de haren aan de voorkant en het ponyhaar onder handen, altijd keurig geëffileerd, de ene passé na de andere, en tot slot het contour- en het kruinhaar. Als u dan nog een kleurspoeling wilt, een biokuur of een frictie… Kortom, Zizi is te gek.

Ik zou nu met de vraag willen komen wie onwetender is, Philipp Schwarzerd, genaamd Melanchthon, of Zizi. Natuurlijk verbeeld ik me niet dat zo’n vraag precies en afdoende te beantwoorden is. De methodische moeilijkheden liggen voor de hand. Wat de empirische kant van de zaak betreft moeten we er genoegen mee nemen, dat slechts één van de beide proefpersonen, namelijk Zizi, voor testdoeleinden beschikbaar is, hoewel ik er ook bij haar niet zeker van ben, of ze bereid zou zijn zich door een willekeurige psycholoog door de mangel te laten halen en een hoop idiote vragenformulieren in te vullen. Niettemin zou ik eerst eens op het kwantitatieve aspect van de vraag willen ingaan.

De geheugencapaciteit van de menselijke hersenen is vermoedelijk niet onbeperkt. Een limiet is echter in de praktijk om verschillende redenen niet aan te geven. Enerzijds zorgt het onbewuste regulatief van het vergeten ervoor, dat ze nooit voor de volle honderd procent kan worden benut; anderzijds hangt het vermogen om op te nemen af van het sociale en culturele milieu; het moet voortdurend gestimuleerd en getraind worden, wil het niet wegkwijnen.

Ik zou de veronderstelling willen riskeren en plausibel maken, dat Zizi’s lexicon minstens zo omvangrijk is als dat van een geleerde uit het humanisme, hoewel je dat niet zonder meer zou vermoeden wanneer je hoort, hoe Zizi met Helga praat terwijl ze, om haar een plezier te doen, haar haren permanent. Ze redt zich daarbij met ongeveer duizend woorden. Uit Melanchthons geschriften kun je een veel grotere actieve woordenschat afleiden. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat Schwarzerd zich schriftelijk en mondeling in drie talen kon uitdrukken, terwijl Zizi slechts over een rudimentaire kennis van het Engels en over een paar opgepikte Griekse uitdrukkingen beschikt. Maar in plaats daarvan kan ze duizenden en nog eens duizenden merkartikelen onthouden en kent ze zelfs de desbetreffende reclameslogans zo goed, dat ze voor de hoofdfilm, alsof ze deelneemt aan een raadselwedstrijd, de juiste firmanamen door de donkere zaal roept, nog voordat ze op het witte doek verschijnen. Talloze namen van rockgroepen liggen haar voor op de tong. Zelfs Engelse hits kent ze van buiten, een prestatie van het geheugen die in niets onderdoet voor de bijbelvastheid van Melanchthon. Ook complexe begrippen heeft ze ter beschikking. Ze weet weliswaar niet wat transsubstantiatie betekent, maar het niet minder abstracte lemma restitutie Belasting Toegevoegde Waarde kent ze goed. Alleen al de film- en televisietijdschriften die ze leest, voorzien haar van informatie in de orde van grootte van enkele megabits, die ze nauwgezet memoreert – een geheugeninhoud, die een grondige kennis van de kerkvaders kwantitatief wel eens zou kunnen benaderen.

Zizi’s syntaxis vertoont daarentegen bepaalde zwakke punten. Vergeleken met Melanchthon valt haar neiging tot nevenschikkende constructies op. Bijzinnen zijn haar gewoon te omslachtig, en als ze bij haar lectuur, wat zelden voorkomt, op een periode stuit, reageert ze geïrriteerd. Dat betekent echter niet dat complexe, logische structuren ontoegankelijk νoor haar zouden zijn; wanneer ze bij voorbeeld ruzie maakt met Helga, blijkt ze vaak een uitgekookte sofiste te zijn. Daarmee wil ik haar zwakke punten niet goedpraten; ze heeft gewis te kampen met formaliseringsproblemen. Ik kom daarom in dit verband nog eens terug op Bruno, wiens casuïstiek beslist kan concurreren met de normen van de zestiende eeuw. Wanneer Bruno de beide meisjes de spelregels van een wereldkampioenschap voetballen uitlegt, begint hij het liefst steeds weer over geschilpunten, grens- en twijfelgevallen. Omdat de luisteraarsters niet voldoende deskundigheid ten toon spreiden, moet hij zelfs beide zijden van de controverse uiteenzetten. Hij doet dat met een scherpzinnigheid en een logische acribie, die doen denken aan een theologisch twistgesprek. Een zelfde vakmanschap legt hij aan de dag als het gaat om het wegenverkeersreglement. Voor zijn bijdragen tot interpretatie van het beperkte stopverbod heeft al menig politiebureau gecapituleerd.
 
 
En toch komen we er niet omheen te verzuchten: arme Bruno! Arme ZiZi! Dat heeft niets te maken met de omvang, maar met de organisatie van hun kennis. Terwijl Melanchthon bij de opbouw van zijn kennis kon vertrouwen op een stabiele canon, terwijl voor hem van meet af aan duidelijk was, wat eigenlijk wetenswaardig was en wat niet, zodat hij in de loop van een drieënzestigjarig leerproces een houdbaar, goedgeordend wereldbeeld kon krijgen, beschikken Zizi, Helga en Bruno, ondanks onvermoeibare kennisverwerving, slechts over een veelkleurig quodlibet, om niet te zeggen over een vuilnishoop, die bovendien nog aan een voortdurende verschuiving onderhevig is. De inzichten en bekwaamheden die ze zich verwerven veranderen ontzettend snel. Een paar jaar geleden heeft Helga een skateboard gekocht en binnen twee, drie weken bracht ze het tot een oрmerkelijke virtuositeit in het omgaan met dit moeilijke transportmiddel. Tegenwoordig kan ze zich met zoiets natuurlijk niet meer laten zien. Zelfs de roller-skates, die twee jaar later opdoken, raken onder het stof in haar kelder, en ze moet nu, of ze wil of niet, voor een surfuitrusting sparen. Het gaat hier niet zo zeer om de 3500 mark die hiervoor nodig zijn, maar om de snelle slijtage van haar kennis. Helga, Zizi en Bruno weten ook heel goed dat hun beroepsopleiding praktisch van de ene dag op de andere rijp voor de schroothoop kan worden. Dientengevolge hebben ze zich aangewend steeds alleen maar ad hoc te leren. Ze organiseren hun kennis en hun vaardigheden volgens het roltrapprincipe, en daarin staan ze natuurlijk geenszins alleen. Wie naar de gesprekken van Duitse, leidinggevende krachten uit politiek, bedrijfsleven of cultuur luistert, zal bij voorbeeld spoedig constateren, dat ze in thematiek, in de mate van geïnformeerdheid en in woordkeuze onderworpen zijn aan een merkwaardige zevendagen-cyclus. Het materiaal wordt op maandagmorgen door de nieuwe Spiegel bij elkaar gebaggerd en in de loop van de week geleidelijk opgebruikt, tot het voorgoed in de prullenmand terecht komt, waarna het leerproces, voor het geval deze uitdrukking überhaupt nog van toepassing is, opnieuw kan beginnen.

Dat bij zo’n organisatie van het materiaal het korte-termijn-geheugen een bijzondere rol speelt, is gemakkelijk te begrijpen. Van het verleden heeft Zizi, in tegenstelling tot Melanchthon, slechts een vage voorstelling. Wel vermoedt ze dat er vroeger ook een leven moet zijn geweest; dit vermoeden wordt overigens gevoed door films als Excalibur en Eaton Place. Maar ook thuis omgeven Bruno, Zizi en vooral Helga zich met overblijfselen uit de traditie. In de keuken hangt een rood geborduurde handdoek met het opschrift: ‘Eigen haard is goud waard’, die Helga op de rommelmarkt heeft gevonden, en in de woonkamer staat een echte Grundig-radio uit het jaar 1952. De geschiedenis wordt door ons trio dus als een soort knuffelbeest gebruikt. Welnu, afgezien van de laatste paar honderd jaar is het met het historisch bewustzijn wel nooit veelzaaks geweest; het verleden was altijd een aangelegenheid van de priesters en de geleerden, voor alle anderen bestond het slechts in de vorm van sprookjes, sagen en legenden.

Als ik nog een keer op Melanchthon terug mag komen – slechts een enkele keer, daarna zullen we zijn nagedachtenis eren door hem met rust te laten – : ik vraag me af, hoe is zijn kennis tot stand gekomen? Het antwoord luidt: met grote moeite. Wetenschap was in zijn tijd een uiterst schaarse ressource, elk soort studie het privilege van een zeer kleine minderheid, de toegang tot de informatiebronnen moeilijk en duur. Dat gold niet alleen voor de schriftgeleerden. Elke gekwalificeerde beroepsopleiding kostte geld en was slechts tegen de prijs van jarenlange onbetaalde arbeid te verkrijgen.

Daarentegen ziet onze kapster zich blootgesteld aan een levenslang trommelvuur van informatie. Al op prille leeftijd, nog voor ze naar school moest, bezorgden de pedagogen haar veel last. Maar wat is een curriculum vergeleken met reclametelevisie! Wat is het diploma middelbare school vergeleken met de dagelijkse horoscoop, het dagelijkse gezondheidsadvies en de dagelijkse consumententip! Ik ben er van overtuigd dat een enkele uitgave van Bild genoeg geweest zou zijn om het denkvermogen van Johann Gottfried Herder wekenlang schaakmat te zetten. En toch speelt Zizi het op de een of andere manier klaar niet gek te worden. Ze speelt het klaar door, figuurlijk gesproken, haar oren dicht te houden. Wie haar dat kwalijk neemt begrijpt niet dat het een kwestie van zelfbehoud is. Wanneer ze ook nog de hoofdartikelen van de Frankfurter Allgemeine Zeitung moest lezen en de besluiten van het SPD-partijcongres ter kennis moest nemen, zou ze gek worden. Zizi leeft toch al gevaarlijk dicht bij de grenzen van haar capaciteit. Iedereen die het horen wil legt ze uit dat ze er ‘zo langzamerhand schoon genoeg van heeft’. Want het gaat er immers niet om dat ze vanaf Hitwinkel om acht uur dertig (stereo, Beieren I) tot de nieuwste aflevering van Dallas (ARD, 21.45 tot 22.30 uur) onafgebroken slikt en slikt en slikt. Zizi is toch geen cavia! Dat denken alleen maar de aanhangers van de manipulatietheorieën, die zich verbeelden dat zij zo maar passief aan het infuus ligt. Zizi is tenslotte niet op haar achterhoofd gevallen. Eigenlijk gelooft ze geen woord. Om de trucs van die reclamekerels en de toespraken van de politici kan Zizi alleen maar lachen. En wat Dallas betreft zegt ze: ‘Wat een onzin.’ Bij de moeite om angstwekkende hoeveelheden informatie op te nemen en op te slaan, komt dus nog de veel grotere inspanning zich haar eigen kennis van het lijf te houden, zich er immuun tegen te maken. Dat zijn prestaties, waarvan een Melanchthon zich… ‘t Is al goed, ‘t is al goed, hij ruste in vrede.
 
 
Een laatste vraag. Hoe is het met de relevantie? Toegegeven dat Zizi en Bruno, dus wij allemaal, over een welhaast bovenmatige kennis beschikken: wat hebben we er aan? Ik ben bang dat deze vraag alleen met een tegenvraag te beantwoorden is. Wat hadden (of hebben) we eraan, als we wisten (of weten) wat de Romeinse redekunst aan Cicero te danken heeft, bij welke temperatuur glycerine kookt en hoe de zeven koningen uit het huis der Hohenstaufen heetten? Ik heb reden te vermoeden dat de kennis van Zizi, vergeleken met haar situatie, beslist functioneel is. In ieder geval ‘redt ze zich ermee’. Het ligt niet aan haar dat ze haar aandacht eerder moet vestigen op de huurbescherming dan op de volledige kwijtschelding van alle tijdelijke en eeuwige straffen voor onze zonden, en dat de vergelijking tussen Karstadt en Tengelmann haar meer zegt dan die tussen Goethe en Schiller. Wie hier de eerste steen zou willen werpen, zou gevaar lopen zichzelf te treffen.

Hiermee wil ik helemaal niet opkomen voor de aan het begin aangevoerde schare onwetenden. De germanist die geen boeken leest zou werkelijk beter kelner kunnen worden; de aankomende zakenman die het tafeltje van twee niet kent zou tenslotte beter uit zijn als hij een cursus breien zou volgen of rijlessen zou nemen, en waarom de kunsthistorica die Goya tot de Renaissance rekent niet liever varkens fokt zal altijd een raadsel voor me blijven.

Maar uit zulke vergissingen valt helemaal niet te concluderen dat het bij hen, die jonger zijn dan vijfendertig jaar, dus bij de absolute meerderheid van de bevolking, om een soort mutanten gaat. Wat ze weten en wat ze ignoreren is net zo merkwaardig en monstrueus als de omgeving waarin ze leren wat ze leren, en vergeten wat ze vergeten. Over hun competentie-competentie hoef je je, denk ik, geen zorgen te maken. Zouden de levensomstandigheden in de Bondsrepubliek zodanig veranderen dat Zizi, Bruno en Helga met een solide klassieke opleiding iets konden beginnen – aan hen zou het heel zeker niet liggen. Ik hoor al hoe ze, tot opluchting van allen die over de onwetendheid van de jeugd klagen, op mooie herfstavonden in plaats van We don’t need no education de eerste zang van de Odyssee aanheffen.