De Boeing B-17, wereldwijd bekend onder de naam Vliegend Fort, was in de Tweede Wereldoorlog het voornaamste hulpmiddel bij de strategische bombardementen die Duitsland op de knieën dwongen. De bommenwerper vervoerde een tienkoppige bemanning over afstanden van meer dan drieduizend kilometer, op zeven kilometer hoogte, bij een temperatuur van min vijftig graden, veelvuldig bestookt door vijandelijk vuur. Het collectieve avontuur van die jongens is nooit verteld, er bevond zich geen schrijver onder de overlevenden.

De Duitse jagers filmden de vliegtuigen die zij neerschoten. Op basis van het beeld van een tot de ondergang gedoemde B-17 schreef Pierre Bergounioux een epiloog over de luttele seconden waarin de tragedie zich voltrekt en het toestel in stukken uiteenvalt, over snelheid als twintigste-eeuws verschijnsel, over de acceleratie van historische veranderingen en over de kansen van de literatuur.

B-17 G heeft in Frankrijk sinds zijn verschijning in 2001 de status van cultboek verworven.

De integrale vertaling verscheen in 2010 onder de titel B-17 G als Perlouses 20 bij Uitgeverij Voetnoot. [Rokus Hofstede]

 

Het beeld, onscherp, van een groot propellervliegtuig, komt uit een gevechtsfilm. Een op de neus van een jager gemonteerde en aan de boordmitrailleurs gekoppelde filmcamera is begonnen te draaien toen de piloot het vuur opende. Het object is aan het desintegreren zodra het verschijnt, doordat het verschijnt. De sequentie, die nooit langer dan een paar seconden duurt, eindigt meestal met het verdwijnen van het object in een wolk van rook, vlammen en wrakstukken. Er bestaan kilometers filmnegatief waarop de vernietiging wordt vastgelegd van alle vliegtuigtypen die elkaar van september 1939 tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog overal ter wereld in de lucht hebben bevochten. Al die beelden lijken op elkaar. Een vage, donkere vlek doemt op in de grauwheid van de zwart-witfilm, geeft lichtflitsen af, verliest brokstukken, rookt en valt al uiteen.

Het getroffen vliegtuig op de foto is een Boeing B-17, door een journalist bestempeld als Vliegend Fort toen het in 1934 in Seattle aan het publiek werd gepresenteerd. Het gaat om het model G, het laatste, makkelijk herkenbaar aan de kinkoepel, die in 1943 werd toegevoegd om frontale aanvallen af te weren. Maar de twaalf mitrailleurs van het viermotorige toestel volstonden niet om de van achteren genaderde Duitse jager af te schudden. De voorafgaande beelden zijn te wazig om te zien of de bemanning een poging heeft gedaan om zich te verdedigen. De aanvaller schiet vanaf het ogenblik dat hij filmt – of filmt, zo men wil, vanaf het ogenblik dat hij het Vliegend Fort in zijn vizier heeft gekregen en de trekker heeft ingedrukt. Amper drie seconden zijn voorbijgegaan tussen dat moment en het moment waarop zich details aftekenen in het silhouet van de onder schot genomen B-17. En in die zeer korte tijdspanne heeft de tragedie zich voltrokken. De gekoppelde wapens van de twee onderste geschutskoepels hangen roerloos, zwijgend omlaag, de kanonniers zijn neergemaaid door projectielen die het toestel van staart tot stuurhut hebben doorzeefd. Vermoedelijk geldt hetzelfde voor de rest van het boordpersoneel, gespreid over de tweeëntwintig meter lange, bij het hoofdspant twee meter hoge romp van de cabine. De 20 mm granaten van de jager – naar alle waarschijnlijkheid een Focke-Wulf 190 – zijn met een snelheid van duizend meter per seconde door die langwerpige, zeer smalle ruimte gevlogen en geëxplodeerd toen ze in aanraking kwamen met de aluminium boogspanten, de in vliegerkostuums van binnenstebuiten gekeerde schapenhuid geregen lichamen, de kabels, de buizen, de zuurstofflessen en de patroonbanden waarmee het toestel afgeladen is. Onmiddellijk zijn de mannen – aangenomen dat dit woord passend is als je negentien bent, wat de gemiddelde leeftijd van de bemanning was – aan flarden geschoten, in stukken gescheurd door de langwerpige projectielen met extra zware lading die IG Rheinmetall speciaal heeft ontworpen om de viermotorige toestellen die het luchtruim van het Reich doorkruisen doeltreffender neer te halen.

De piloot van de jager is overduidelijk een virtuoos, met op zijn erelijst ettelijke tientallen slachtoffers, die jaren heeft kunnen oefenen op Engelsen, Fransen, Polen en daarvoor misschien op de Sovjet-Russische Polikarpovs van het Republikeinse leger toen hij in Spanje in het Condorlegioen diende, voor Franco. Eerst heeft hij de cabine verwoest, de inzittenden uitgemoord en vervolgens, zo blijkt uit de schijnbaar veranderende hoek van de bommenwerper, is hij lichtjes naar links afgebogen om de motoren in brand te schieten. De witte puntjes die onder de motorgondels vervagen, zijn lichtspoormunitie die haar doel heeft gemist. Maar meteen heeft de piloot door het voetenstuur licht in te drukken het toestel opgetrokken en de volgende schoten treffen doel. De flikkeringen die de achterlijst van de vleugel aan het zicht onttrekken, zijn voltreffers. Ze slaan bressen in de draagvlakken, perforeren de tanks.

De gebeurtenis is afgelopen terwijl hij juist begonnen leek. De foto – een vage cilinder met vleugels – geeft er maar een zeer onvolledig beeld van. Toch condenseert hij in zijn onbeweeglijkheid de schrikwekkende wonderen van de eeuw, die net het verleden in is gegleden en waarvan de fysionomie daarom voor ons waarneembaar begint te worden . Twee keer heb ik hem gezien. De eerste keer was op televisie, meer dan dertig jaar geleden, in een provinciaal gat, waar het binnendringen in ouderwetse eet- en woonkamers van beelden uit verre oorden, uit het verleden, toen nog, maar niet meer voor lang, iets magisch behield. Het was bij vrienden van mijn ouders, want mijn vader cultiveerde een koppige haat tegen alles wat nieuw was, oftewel een grenzeloze, onverbeterlijke afkeer van een moderniteit waarin hij niets anders zag dan een mode die, net als alle modes, voorbestemd was om snel voorbij te gaan. Misschien was het in mei 1965, twintig jaar na die oorlog waarin hij zelf had gevochten, een terugblik op de jaren die de wereld hadden verduisterd. We zitten aan het eind. De aandacht verslapt. De volwassenen volgen nog maar met een half oog de nasleep van een zaak waarvan ze zelf de beginfase ondergingen – de uittocht, de nederlaag, de gevangenschap – voordat het vuur zich wijd en zijd verbreidde en oversloeg naar de Russische steppen, de onmetelijke Stille Oceaan, de hoge firmamenten. We zagen generaals die een conferentiezaal uit kwamen, Roosevelt in zijn rolstoel met een deken over zijn knieën, de bolronde Engelsman met een sigaar in zijn muil, zijn vingers in een V, op en top de dogged determination van de hooghartige eilandnatie die in de kwaadste uren als enige weerstand bood aan de vraatzuchtige reus waarvan de schaduw over Europa lag. Dan verschijnt de B-17G van de US Air Force op het beeldscherm, wordt groter, tekent zich scherper af en verliest meteen ook zijn vloeiende contouren, zijn zuivere lijnen, want de jager die zich in zijn kielzog heeft gestort doorzeeft hem met granaten.

Ik herinner me dat ik dacht dat de bemanning had kunnen terugschieten. Ik zei bij mezelf, zoals kinderen en de meeste tieners doen, dat als ík in de staartgeschutskoepel onder het hoge richtingsroer had gezeten, of in de buikkoepel, ook voorzien van twee gekoppelde 12,7 mm-mitrailleurs, ik die ander niet straffeloos ponsgaten in de linkervleugel had laten slaan nadat hij ook al de cabine de volle laag had gegeven. Ik weet niet meer of ik de volwassen mannen, die zich luid pratend hun beproevingen van voorjaar 1940 voor de geest haalden, heb gevraagd hoe je je zo kon laten afslachten, zonder tegenaanval. Ik weet dus ook niet of ze antwoord hebben gegeven. Zij hadden gediend bij de infanterie. In welke hoedanigheid ze helemaal behoorden tot de voetgangersnatie die een kwart eeuw op de stormachtige gang van de geschiedenis achterliep en in zes weken van de kaart was geveegd. Daarom ook hadden de B-17’s de reis uit Seattle gemaakt, om de boel af te handelen.

Toen ik het Vliegend Fort onlangs opnieuw zag in de onveranderd grauwe, vochtige novembermaand waarin minstens de helft van de grote gebeurtenissen uit de twintigste eeuw zich lijkt te hebben afgespeeld, herkende ik het meteen. Ik herinnerde me de fracties van een seconde, de dubbele, tegenstrijdige beweging van het toestel, hoe het snel groter werd, hoe er details verschenen en hoe ze tegelijkertijd razendsnel desintegreerden door de verwoestende dans van de granaatinslagen. De vraag die me de eerste keer had gekweld, bleef waar hij was, in 1965, in de kindertijd. Woorden hebben een betekenis, die nauwkeurig en onverbiddelijk is. Omdat het ding waarnaar ze verwijzen schijnbaar is uitgehakt in de lucht die we inademen, een immaterieel, vrijwel onweegbaar, zeer rekbaar en meegaand element, lijkt het alsof dat ding, door contaminatie of sympathie, niet in zijn harde, dingachtige werkelijkheid opgesloten hoeft te blijven, maar licht en kneedbaar kan zijn, een beetje wat je wilt. Een jager, het woord zegt het al, is een vliegtuig dat is ontworpen om andere vliegtuigen neer te halen. Toen ze stuitten op de Focke-Wulf lieten de Geallieerden de nodige veren. Ze noemden hem The Butcher Bird, de slager-vogel. De man die de film heeft opgenomen opende het vuur van ver, toen de bommenwerper nog maar een vaag silhouet in de lens van de camera was. Niets is minder verrassend, als woorden iets betekenen, dan het uitblijven van een tegenaanval door de bemanning wanneer de aanvaller de B-17 op korte afstand methodisch aan flarden schiet. Aan boord zijn alleen nog lijken.