1.
 
Gevangen in een hok zo groot
als de wereld maar met de beperkte
bewegingsvrijheid van een kind.
Je kunt de aandacht in het donker
op je vestigen, zodat men niet
denkt dat je een dier bent.
Ik zat schoongewassen op mijn moeders schoot
toen ik de schaduwen van bladeren zag dansen
ik zeg: zag dansen
de zon scheen tussen de bladeren op de vloer
waar het licht scheen te dansen
ik gleed van moeders schoot
liep als een jong paardje
struikelde over mijn eigen benen
viel op de grond
huilde tot zij mij opnam.
Je kunt je zelf vertellen,
hoe het met je gesteld is.
 
2.
 
(stilte)
Je kunt een woord met een ander
woord vergelijken.
(Wanneer praten overbodig is
geworden, is zwijgen niet moeilijk. (März)
Maar als het praten nog moet beginnen?)
 
3.
 
Na de nachtmerrie kwam het
wennen aan de stilte
en de duisternis
tot de kooi open ging
tot ik de kooi opende
tot iemand mij de sleutel gaf
tot ik begreep wat een kooi was
tot ik kon denken dat ik in de kooi zat
tot ik kon denken: ik.
Kan Kaspar pas doordat hij kan praten
datgene waarover hij praat waarnemen?
(schudden) – nee
(knikken) – ja
(trekken) – kom
(duwen) – weg
(snijden) – brood
Je kunt met een zin elke wanorde
in betrekkelijke orde brengen.
Ik voelde aan de jurk van mijn moeder
dat zij uitging en bedelde om mee te gaan.
Je kunt je achter een zin verschuilen.
Andere mensen maakten geen tekens
als zij iets wilden
zij bewogen hun mond.
Omdat je van niets de naam weet
doet alles je pijn, ook al weet je niet
dat het je pijn doet, omdat je niet
weet wat het woord pijndoen betekent.
Ik stond tussen twee mensen
ze deden iets, ze stonden stil
ze bewogen niet
ze bewogen hun lippen
meestal niet tegelijk.
Je kunt alles een naam geven
wat je in de weg staat
en het uit de weg ruimen.
Ik bewoog mijn eigen lippen
zonder resultaat
ik maakte razende gebaren
niemand antwoordde.
Er zitten twee mensen die niet
met elkaar praten, pas als er een derde
bijkomt beginnen ze te praten.
Ik schopte en schreeuwde
schreeuwde ik?
zonder geluid?
ik schopte
zonder spijt?
Een twistgesprek verandert wanneer
men daarbij loopt en om voorwerpen
heen moet lopen.
 
4.
 
Een kalkoen pakte een tomaat
uit mijn hand
ik pakte een taart, bracht hem weg
achter een stapel hout, at.
Had de kalkoen buikpijn?
Iemand zegt: dit is van mij, ik zag ‘t
het eerst.
De hond wilde niet met mij praten
ik voelde de lucht door zijn neus
verachtelijk
hij liep weg.
De eenzaamheid deed al pijn voordat
je wist dat het eenzaamheid was.
Ik sloot mijn moeder in de kelder
en lachte op de stoep als ik haar
voelde bonzen.
Het is onwaar dat de weergave van
de situatie de enig mogelijke weergave
van de situatie is.
Mijn vader kon ik alleen bereiken
over stapels papieren
hij zat alléen met een groot blad
papier voor zijn gezicht
ik imiteerde zijn handeling, mèt bril
ik zag niet wat hij deed.
Een machine uitvinden om niet meer
te hoeven praten (een machine die je
als je aangesproken wordt bedient
en die voor je antwoordt).
 
5.
 
De pop van wie ik het meeste hield
sloeg ik het hardst
zij zag er niet uit
leerde ik later
zij bloedde nooit.
Als je begint te spreken, zul je
beginnen te denken wat je spreekt,
ook als je wat anders wilt denken.
Anna Mansfield Sullivan bloedde
net als ik
zij speelde als een aap
zij speelde in mijn hand
ik speelde als een aap
zij spelde pop en water
ik speelde water en pop
ik gooide de pop op de grond
en genoot van de scherven.
Je kunt alles wat leeg is met woorden vullen.
 
6.
 
Zij liep naar de pomp
hield mijn hand onder de straal
en speelde water, langzaam, snel
ik voelde haar spellen
iets trilde in mijn hoofd
ik voelde water
iets stroomde in mijn hoofd
brak door een hok zo groot
als mijn wereld
water brak als taal door mijn handen
taal uit de pomp overstroomde mij
ik stond op taal, ademde taal
ik rook, voelde taal, ik dacht taal
ik verdronk in taal
(Verbeeld u mijn verrukking – later – toen zij de enkele
woorden die ik sprak, verstond en mij zonder aarzelen
de hand toestak.)
toen huilde ik om de scherven
van de pop, scherven van taal.