12 februari 1984 stierf Julio Cortázar, negenenzestig jaar oud. Ik herinner me nog dat ik enkele dagen later de krant opensloeg en het slechte nieuws las met het lichte ongeloof waarmee je kennis neemt van de dood van iemand die nog heel jong was. Eerst het gevoel van: dit kan niet, en dan, meteen erop, de ongerichte woede van: het mag niet. Ik realiseerde me op dat moment dat ik Cortázar – die ik in 1981 een keer in Parijs had ontmoet – in mijn gedachten altijd voor veel jonger had aangezien.

Iedereen heeft denk ik een absolute leeftijd, die zich onafhankelijk van zijn werkelijke leeftijd zowel in zijn uiterlijk als in zijn werk manifesteert. De absolute leeftijd van Cortázar schat ik op dertien; de leeftijd van de tomeloze nieuwsgierigheid in de ‘geheimen van de Natuur’, de leeftijd van de chemiedozen, de zelfgebouwde sterrekijkers en van het voor het eerst doorbrekende besef van de betrekkelijkheid van de eigen persoon (en daarmee van de betrekkelijkheid van alle maatschappelijke regels en afspraken).

Cortázar’s onafgebroken experimenteren met de bestaande literaire vormen kwam niet voort uit formalisme of uit theorieën, het kwam denk ik voort uit zijn onbedwingbare speelzucht en nieuwsgierigheid. Als er in de hiernavolgende artikelen één woord steeds weer terugkeert is het wel het woord ‘spel’. Meer dan welke Zuidamerikaanse auteur ook heeft Cortázar invloed uitgeoefend op kunstenaars (dat wil overigens niet zeggen dat hij een ‘writer’s writer’ was; de nederlandse vertalingen van zijn boeken zijn in respectabele aantallen verkocht). Met aanstekelijk plezier liet Cortázar, in boek na boek, de mogelijkheden van de kunst zien, hij gaf je voortdurend het gevoel dat er literair nog van alles en nog wat mogelijk was.

Het zou bijna oneerbiedig geweest zijn om aan iemand die zo’n speelse geest was een al te zwaarwichtig opgebouwd thernagedeelte van Raster te wijden. De redactie heeft dan ook gekozen voor de benadering van de hommage.

Cortázar was niet alleen een groot schrijver, hij bezat ook het vermogen je door zijn werk het gevoel te geven dat je de man persoonlijk kende. Een paar nederlandse kunstenaars hebben Cortázar ook daadwerkelijk gekend.

Erik van Zuylen maakte in 1978, in opdracht van het NOS-programma ‘Beeldspraak’, een film over en met Cortázar. Zijn herinneringen en een speciaal voor dit nummer bewerkt scenario – met foto’s uit de film vindt u hierachter. Barber van de Pol verbindt aan haar herinneringen aan de schrijver een beschouwing over zijn werk en vertaalde enkele fragmenten uit het nog niet in het Nederlands vertaalde boek, Reis om de dag in tachtig werelden en een fragment uit het in 1986 in nederlandse vertaling te verschijnen laatste boek van de schrijver, De autonauten van de kosmosnelweg. Cyrille Offermans schreef een korte analyse van Cortázar’s meest gecompliceerde boek, 62 – bouwdoos, en zelf waagde ik mij aan een beschouwing over de mogelijke invloed van de jazz – speelse muziek bij uitstek – op het werk van de eeuwige speler Cortázar.