Kees Fens, geboren (1929) en getogen in Amsterdam, oud-west. Sinds vele jaren een van de belangrijkste en produktiefste literaire critici en essayisten van de Nederlandse literatuur. Is van 1955 tot 196o criticus van De Linie, daarna van het dagblad De Tijd en vanaf 1968 van De Volkskrant. In 1962 behoort hij (met H.U. Jessurun d’Oliveira en J.J. Oversteegen) tot de oprichters van Merlyn, waarvan hij tot de opheffing in 1966 redacteur blijft. Is tevens redacteur van Literair lustrum, dat tweemaal verschijnt. Hij stelt verscheidene bloemlezingen samen (onder andere Goedemorgen, welterusten; gedichten voor kinderen en andere volwassenen, 1975) en levert bijdragen aan talloze boeken en tijd- schriften, onder meer aan Streven, Ons Erfdeel en Raster. Eind ’77 stopt hij zijn werk als criticus, maar blijft aan De Volkskrant verbonden: voortaan schrijft hij twee of drie artikelen (essays en columns) per week. Van 1972 tot 198 1 publiceert hij in het Belgische dagblad De Standaard wekelijks een stuk over literatuur. Daarnaast schrijft hij onder het pseudoniem A.L. Boom gedurende vele jaren beschouwende stukken in het weekblad De Tijd; na de fusie met de Haagse Post zegt hij zijn medewerking op. Van 1959 tot 1982 is hij leraar Nederlands, sinds 1982 hoogleraar moderne letterkunde aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Tot zijn belangrijkste boekpublikaties behoren: De eigenzinnigheid van de literatuur (1964), De gevestigde chaos (1966), Loodlijnen (1967), Tussentijds (1972), De eenzame schaatser (1978), Waarom ik niet tennis (en ook niet hockey) (198o), Mijnheer en mevrouw Aluin & andere tussenteksten (1981), Oliver Hardy als denker en andere opstellen (1982), Broeinesten en bijbelplaatsen (oratie, 1983), De tweede stem. Over poëzie (1984), Een gedicht verveelt zich niet. Over poëzie (1987), Een jas voor het leven (1991).