Midden in de hal van het Centraal Station tussen de door elkaar haastende mensen merk ik dat mijn linkerschoenveter los zit; gevaarlijk want de tegelvloer is glad. Terwijl ik buk hoor ik voor mij een luid getik, er komt een man aangelopen die breed voor zich uit tast met een witte stok en zo ruim baan maakt.
Omdat ik op één knie zit zie ik hem door een wirwar van voorbijschietende benen maar ik zie ook een paar meter verderop een andere man stilstaan met in zijn hand net zo’n stok en de riem van zijn hond. De man houdt zijn hoofd een beetje schuin opgeheven, hij staat zich te oriënteren met zijn oren. De hond laat zijn tong uit zijn bek hangen en kijkt naar de naderende man met de zwaaiende stok, uit zijn blik spreekt wantrouwen. Ondertussen vinden mijn vingers de veter en leggen vanzelf een knoop. Dan lost het moment op.
Als bootjes in het donker bewegen we langs elkaar heen.
Ja, maar welk donker?
 
 
oog rechts