Niet gezien de groene glans van de fosforescerende cijfers van de rinkelende wekker; niet, bij het openen van de gordijnen, de voorbij schuivende wolken. Niet de wonderbaarlijk lelijke belettering van de tandpastatube; ook niet de al even wonderbaarlijke metamorfose van gedroogde thee in natte theeblaadjes. Geen oog gehad voor de rafels aan de manchetten van mijn hemd, de kale plekken op mijn schoenen, de vlekken op mijn broek, het vuil onder mijn nagels. Kortom: de slijtage, de morsigheid, het eigen verval; niet gezien. Evenmin de groet van de buurman, noch zijn vergeefse poging zijn kaalhoofdigheid te maskeren door zijn scheiding i cm. boven zijn linkeroor te leggen om het spaarzame haar als een flapover zijn kalende kruin te laten bedekken. Ogenkost: de hondendrol – niet gezien en jawel – met het bekende noodlottige gevolg. In de tram niet gemerkt dat de inkt in de stempelautomaat op was zodat er blind gestempeld moest worden. Bij de tandarts in een tijdschrift twee op het oog identieke afbeeldingen met de opdracht Zoek De Zes Verschillen de zesde niet gevonden – om wanhopig van te worden. Niet in de goudgespikkelde ogen van de mondhygiëniste gekeken terwijl die toch gedurende een half uur een decimeter van de mijne waren verwijderd. Trouwens; niet een (1) mooi meisje gezien, ook geen mooie hazenlip, een been in het gips, een rolstoel of een blindengeleidehond. Op verschillende plaatsen water gedronken maar daarvan, keer op keer, vorm noch kleur weten te bepalen. Sigaretten gerookt en, zonder het in de gaten te hebben, tot tweemaal toe een volmaakt zuiver rookkringetje uitgeblazen. Thuis gekomen, bij het sluiten van de gordijnen het avondrood gemist en later, bij het opwinden van de wekker, niet gezien dat hij op kwart voor acht in plaats van kwart voor zeven werd gezet – nou ja, dat zien we morgen dan wel weer.