Het kan hier behoorlijk tekeergaan, je moest liever niet te veel
beloven. Nooit eens een gelegenheid recepten uit te wisselen.
 
Maar stel nu dat het waar was: brood en wijn, garnalen vooraf,
chocolade-ijs toe. ‘Geef de zout eens door.’ Als een eredienst,
 
een maaltijd om mee te pronken, verfijnd in geuren en kleuren.
‘En zo sappig en mals!’ Servet op schoot, jij, ik, een toonbeeld
 
van onschuld boven de dampende schalen. Denk jij wat ik denk.
‘Laat het niet koud worden hoor!’ Nog eens wat feiten op een rij?
 
Feiten en ingrediënten, in woord en gebaar. Zonder te smakken.
‘Ik lust je ráuw.’ Wijsheid achteraf kon ons maken of breken.