Als ik toch gek moet zijn, dan wel graag hier
binnen de poort die al haast duizend jaar
het dorpsplein met de grijze kerk laat zien
maar ook op afstand houdt: het perspectief
 
erin te bodemloos en schools om waar
te kunnen zijn. Het dorp is een decor
bevolkt door spelers die zie ons normaal
zijn spelen, spel waar wij niet aan mee
 
hoeven te doen. Het galmt hierbinnen vaak
van zwarte vogels, vuilsprekende goden, vee
van Laban, tandeloze koningen
met ogen die diep in hun eigen hoofd
 
afgronden zien van dierlijkheid en dood,
maar daar hebben de zusters pillen voor.
Niets stilt de waanzin in hun woningen
daar bij het verdwijnpunt, met de luiken dicht.
 
Ik mag, omdat ik rustig ben, onder de poort
mijn shag roken vandaag, en zie ze oversteken
van huis naar kerk door het hels middaglicht,
lippen een bange streep in hun gezicht.
 
Kinderen roepen soms wel tekens van liefleven.