illustratie

 

illustratie

 

illustratie

Raster begon in 1967 als een eenmanstijdschrift van H.C. ten Berge. In die vorm verscheen het tot 1973. Toen het tijdschrift ophield te bestaan kwam er een reeks boeken voor in de plaats, de z.g. Raster-reeks. Die reeks vond haar vervolg in de heroprichting van het tijdschrift, nu als kwartaalboek, in 1977.

De redaktie – toen bestaande uit H.C. ten Berge, J. Bernlef, P.W. de Meijer en J.F. Vogelaar – gaf in een inleiding bij dat nummer het beleid aan dat haar toen voor ogen stond: ‘Zij kiest voor literatuur als avontuur. Taalkundige grenzen zijn daarbij van ondergeschikt belang, al is de redaktie zich bewust van de praktische problemen die zich bij de uitvoering van sommige plannen kunnen voordoen. Het is evenwel van belang hier vast te stellen, dat het literaire klimaat in het Nederland van de zeventiger jaren weinig bevorderlijk lijkt voor het schrijven en onderzoeken van nog niet aanvaarde, riskante vormen van literatuur. Mede daarom acht Raster het gewenst om scheppend werk vergezeld te doen gaan van kritische beschouwingen, die het voor de lezer kunnen plaatsen in een raam dat uitzicht biedt op meer dan een strikt nationaal-literair landschap. Het houdt tevens in dat die kritische beschouwingen niet om de verbindingen tussen literatuur en samenleving heen kunnen.’

Moet dit beleid na tien jaar, onder een gedeeltelijk anders samengestelde redaktie, worden bijgesteld of zelfs totaal veranderd? Het antwoord luidt (misschien helaas) ontkennend.

Het literaire landschap lijkt nationaler en verkavelder dan ooit. De bonte lappendeken van allerlei ongelijksoortige territoriums van waaruit ieder vogeltje zong zoals het gebekt was (en nog tijd en belangstelling leek over te houden om naar het gezang of gekrijs van de anderen te luisteren) heeft steeds meer het karakter van een landschapspark aangenomen. De vogels zingen nog wel, maar binnen door henzelf of door critici opgeworpen omheiningen.

Raster fungeerde binnen dat landschapspark als verzamelplaats voor oud-Vijftigers en andere overjarige experimentelen, vertegenwoordigers van een literaire stroming die definitief naar de marge was gedrongen, maar die nog altijd in de veronderstelling verkeerde tot de avantgarde te behoren.

Althans: zo werd het vaak voorgesteld. Alhoewel Raster zelf de onbruikbaarheid van het begrip avantgarde al lang had aangetoond, bleef men hardnekkig uit de oude voorraad etiketten putten teneinde enigerlei fundamentele discussie uit de weg te gaan.

Hoezeer hier de wens de moeder van de gedachte was, blijkt wel uit een terugblik op de door Raster geïntroduceerde, veelal buitenlandse, auteurs. Alleen al de leeftijd van velen van hen maakt duidelijk dat het hier eerder om het presenteren van een traditie ging, een noodzakelijke aanvulling op de nationale traditie, dan om een voortdurend bombardement van nieuwigheden.

Dat bombardement vindt op een heel ander gebied plaats, dat van de cultuurindustrie. Terwijl in de kunst de verschroeide-aarde-taktiek van het elkaar in steeds sneller tempo opvolgen van het ene isme door het andere allang vaarwel is gezegd en men zich het gevaar van een historieloos (kunst)leven steeds sterker bewust is geworden, legt de cultuurindustrie zich meer en meer toe op het als nieuw presenteren van wat in wezen tot de traditie behoort of daaruit voortkomt. De cultuurindustrie is gebaat bij een publiek dat geen gevoel voor traditie meer kent en zo des te makkelijker verleid kan worden om iedere nieuwigheid aan te schaffen.

Voor veel van de auteurs waarvoor Raster in de afgelopen tien jaar de aandacht vroeg, is het bij die ene presentatie gebleven. De Nederlandse literaire uitgeverswereld kan beslist niet van een teveel aan avontuurlijkheid worden verdacht. (Wie wil weten om welke auteurs het zoal ging zij verwezen naar de laatste pagina’s van dit nummer). Wij willen echter verder niet stilstaan bij wat er in die tien jaar is gedaan. Liever richten wij ons op de toekomst.

II

Er is de laatste jaren veel gespeculeerd en geschreven over de toekomst van de literatuur in een maatschappij die door de opmars van de informatica in snel tempo aan het veranderen is. Hoe zullen deze ontwikkelingen de literatuur beïnvloeden? Heeft het boek een toekomst of zal het de slag om de toenemende vrije tijd van andere media verliezen?

Wie zich op het pad van toekomst-speculaties waagt loopt het risico een aantal jaren later om de oren te worden geslagen met verkeerde of niet uitgekomen prognoses. Het aardige van toekomstvoorspellingen is ondertussen dat zij een goed beeld geven van wat mensen op dit ogenblik bezielt. De angsten en verwachtingen ten aanzien van het heden worden geprojecteerd op het blanco gebied van de toekomst.

In een artikel van George Steiner in De Volkskrant van 22 juni 1985 vonden wij een goede aanleiding om een aantal schrijvers en critici te laten speculeren over ‘Lezen in de toekomst’ c.q. ‘De toekomst van het lezen’. In de vorm waarin zij dat wilden doen waren zij geheel vrij. Als voorbeeld en eventuele inspiratie zonden wij hun het verhaal ‘Do youself a book’ van Stanislaw Lem dat ook in dit nummer staat afgedrukt. Voor publicatie in het jubileumnummer kozen wij tenslotte niet voor herdruk van Steiners Volkskrantartikel maar voor een wat uitgebreider essay over dezelfde materie, dat Steiner in 1972 schreef, ‘Na het boek?’, ook in dit nummer van Raster te vinden.

 

In het Volkskrantartikel – een enigszins bekorte weergave van een lezing die hij een maand daarvoor in New York had gehouden – signaleert Steiner een toenemende kloof ‘tussen het semi- of subalfabetisme van de moderne massamedia en de idealen van het geletterde denken in de oude betekenis van het woord.’ Hoe geletterd is vandaag nog geletterd? Steiners visie mag dan somber zijn – hij voorziet een nieuwe kleine elite van geschoolde boekenlezers tegenover een toenemende massa half-literaten – zijn bezorgdheid om het in stand houden van de traditie als noodzakelijk referentiekader voor zowel lezer als schrijver delen wij. Zonder dat refentiekader wordt ieder boek een losstaand incident zonder verdere gevolgen. Over de vormen waarin dat referentiekader in de toekomst zal worden overgedragen verschillen de medewerkers aan dit nummer op een aantrekkelijke manier van mening. De vele tegenspraken en meningsverschillen klinken ons dan ook na tien jaar Raster als muziek in de oren.

De redaktie