Het gelijk van Braque
 
Braque had gelijk
alles is tegelijk dichtbij
veraf en grijs zoals een
willekeurige dag of duif
voorbij vliegt en dichtbij
ben je zelf altijd en veraf
ligt zij plat in de herinnering
ontleed in gebaren vaag als
wapperende gordijnen
 
die het geheel omlijsten
Braque’s gelijk het grijs
waarin zij gapend opstaat
de onverschilligheid waarmee hij
zich bij het scheren snijdt
Verdient de diepste aandacht
want alleen door kieren
schemert hier en daar nog iets
 
Rond Braque’s gelijk dat
soms dichtbij maar tegelijk veraf
als de foto met de woorden
‘hier sta ik – ik kon niet anders’
al half uitgewist niet door tranen
maar door het trage leven dat
zwijgend langs ons glijdt
 
Het gelijk van Braque
in kleuren vol afscheid
met tubes verdroogd
en een haarloos penseel
in de marge gekrabbeld
het allergeringste
nog zwijgt het maar
niet meer voor lang
 
Braque en het gelijk
van de stugge kleurloze door-
douwer die door alsmaar
te kijken, te vergelijken
het vrij krijgt
tenslotte
 
Braque had gelijk
alleen wat stil ligt
dient de beweging
in de droom die wij dromen
van elkaar en wie ontwaakt
beter later maar ooit
hij of zij dient zeer teder
verdedigd met een kaal schilderij.
 
 
 
Bij enkele foto’s van J. H. Lartigue
 
Zo moet het zijn
de deur, het bed
de porceleinen po eronder
dessin van vloerkleed
verschoten maar toch duidelijk
vastgelegd: hier moet het zijn
 
De pet aan de gelakte beddestijl
en midden in ‘t vertrek
de jongen die indertijd bewogen
en daarom nu onscherp
in witte engelenpyama
op de foto staat.
 
Geen kunst – hij schoot
waar iedereen naar keek
slikte zijn woorden weg en
klik: weer hing daar iemand
in zijn stille blik vervlogen
 
Dat was zijn kunst (en is)
de mensen teder in de berm
gelegd – af- onder de bomen
hier was het, dit de plek
ik hoor mijn vader komen.
 
 
 
Voorbereidingen voor een stilleven
 
Tussen krullen zoekgeraakt
is het produkt
 
Het hout verdwenen
alleen een beitel bleef
 
Zijn handen krom
gegroeid van ‘t ontbotten
 
Staan eindelijk te
bloeien in het bos
 
Uit het juiste hout
gesneden appels
 
Ploffen op tafel
precies in de schaal.
 
 
 
Bij een portret van W. H. Auden
 
Steeds verder drong het landschap
tot je door, ondergronds werkende lagen
dreven splinters en scherven
dwars door je schedel omhoog
zodat je haren te berge en
bij de herinnering braken
achter je dichtgemoffelde ogen
de gerafelde vlag de geharnaste rat
 
Nu ligt ook jouw gezicht
als een verkreukelde prop
in verkavelde velden
je bent er niet meer maar
toch ontkomt niemand je blik
wordt iedereen bang
en sindsdien met de helm op geboren
een slot op de mond een prop
in zijn oren en jouw tong
in zijn wang.
 
 
 
Jong meisje, Slapend
 
De wimpers vierkant hard
en stijf van de mascara
gitzwarte luiken voor haar ogen
gesloten – ze slaapt
de smalle kaak opzij gedraaid
het laken laat één schouder bloot
waaruit het wonder van een arm ontbot
tot in haar spitse lichtgebogen vingers
rond de handpalm open als de mond
met rechte natte tanden haar oksel
hol en leeg
 
Alsof zij zo te wachten ligt
op een kleine witte tennisbal
met zachte vacht alsof dit woord
straks bij het ontwaken
verbaasd en naakt rechtop in bed
met zelf nog nauwelijks borsten
zal worden uitgesproken en
de hele dag haar bijblijft
zoals haar lichaam in haar jurk
op springen de maat en melodie
der dingen haar schots en scheef
op straat beweegt.
 
 
 
Winterpeen
 
‘Als een haai in de zee
vreet hij overal doorheen’
grote wortel op blauwgeblokt zeil
uit zijn element, onwennig en bloot
als een oude man in een badhuis
vol plooien met schijnbaar dood
hangend loof wantrouwig
loerend naar het mes in mijn hand
 
Ik leg het neer
ik laat het liever zo
de wetenschap van zijn hart
jong en fris als bamboe
eetbaar kristal binnenin
hem kleurend tot een
diep doorwrocht oranje.