Er zijn mensen die menen dat het geen zin heeft te wandelen als je niet weet waarheen. Wat een onzin! Ze zouden haar maar eens op gang moeten zien komen, dan verkondigden ze niet zulke halve waarheden. Vroeger mag het dan anders geweest zijn toen zij zich nog in een sukkelig slakkengangetje voortbewoog. Tegenwoordig slentert ze niet meer, maar begeeft ze zich met een trotse tred op straat. Iedere morgen kun je haar de deur uit zien stappen. Langs het water gaat ze richting stad, want zoveel is zeker, zonder richting gaat het wandelen niet. (Maar een richting is nog geen doel.) Haar lijf voelt stram. De benen doen moeizaam hun werk. Het hoofd vraagt zich ongetwijfeld af of er voor vandaag nog wat meer in zit dan dit stroeve warmlopen.

Elke ochtend loopt ze in haar hoofd hele gesprekken te voeren met de man die haar onlangs de mantel uitveegde. Om tegen de avond, op de weg terug, een route die vreemd genoeg altijd en onder alle omstandigheden zoveel sneller gaat dan de heenweg, in gedachten de vrouw die haar kortgeleden op haar nummer zette uitvoerig te woord te staan. Hoe hard ze ook loopt, ze krijgt hen niet van zich afgeschud.

De eerste week was het onderhoudend geweest, al dat contact onderweg. Daarna liepen de gesprekken vast en begon dat haar te beklemmen. Kunnen ze dan nooit eens hun mond houden en haar alleen laten lopen? Haar met rust laten, verdomme! Stelletje aandachttrekkers! Ze denkt: ik ben mijn eigen baas, ik ben mijn eigen haas en ze geeft plankgas, haar benen komen al flink op gang maar ze komt niet van haar plaats, pas na tien tellen schiet ze voorwaarts, vvvvrroeoemm!!!, een streep en stofwolken achter zich latend.

Steeds soepeler, steeds sneller wisselen standbeen en afzetpoot na de vliegende start van rol en in het ideale loopritme dat ze te pakken krijgt, waarbij ze flink vooruitkomt, looppas is er niets bij, en ze tegelijk haar lichaam niet voelt, verplaatst ze zich over straat. Ze ziet mensen maar het komt niet in hen op haar aan te spreken zo vastberaden en haast high ziet ze eruit met haar glunderend hoofd dat in net zo stevig marstempo voller en voller raakt met reclameteksten, gezichten, beelden, en misschien diezelfde dag nog, anders de dag erna, de tijd was deze slaapwandelaarster zou je bijna willen zeggen, de tijd was ze al lopend even vergeten, rent ze en denkt: nooit geweten hoe klein de stad is, nooit geweten dat de Sarphatistraat maar tien minuten is, de Plantage Middenlaan nog minder, dat het van oost naar west maar een uurtje doorstappen is, als een schicht schiet ze door de stad, zo snel gaat ze, zo snel flitst ze van links naar rechts, maar altijd rechtdoor, waardoor ze binnen de kortste keren buiten de stad staat.

Je zou kunnen denken dat de stedenschichtster iets schichtigs over zich heeft, maar dat is het niet, al probeert ze zoals gezegd wel bepaalde personen achter zich te laten, het is ook niet iets flirterigs, al heeft ze een verleidelijk loopje en staat ze nooit lang bij deze of gene stil, en naakt is ze niet hoor, haar zul je niet als schedestichtster zien streaken in de stad! Als zij zoals gezegd diezelfde dag, misschien de dag erna, ergens, waar dan ook, is geland, dan licht er vaak even een vinnige schicht uit haar soms zo afwezige blik, en is ze er weer tot in haar tenen van overtuigd dat het echt nergens toe dient te weten waar je naartoe gaat. Dat ze juist ruimte in haar hoofd overhoudt als de aanvliegroute niet uitgestippeld voor haar ligt. Hoeveel is er dan niet mogelijk!

Verkeersborden snellen aan haar voorbij, ze zoeft langs gebouwen, hele huizenblokken, doorkruist stadsdelen, ze flitst tussen auto’s door, voor rinkelende trams langs, haar voeten raken nog amper de straten van de buitenwijk, via de brug stijgt ze op, wandelstok en schoenen gooit ze als overbodige ballast overboord, onder haar de rafelige randen van de stad, in vogelvlucht begraast ze de weilanden, daar is de kust, ze gaat de zee over. Wat een topconditie! Ze loopt over water! (Een persoonlijk record.) Ze kijkt om, en tevreden stelt ze vast tot welke hoogte haar fameuze looptechniek, gecombineerd met pasfrequentie, die omgekeerd evenredig is aan de paslengte, die op zijn beurt weer afhankelijk is van de lenigheid in de heupen maar dat zit wel goed als zij eenmaal is opgestart, haar nu weer heeft gebracht, op de vleugels van haar trots stelt ze vast hoe klein de grote wereldsteden worden als zij aan het lopen slaat! Fifth Avenue vijfentwintig minuten, heel Londen bovengronds in niet meer tijd dan de underground, in een sprintje van één minuut zes over het Rode Plein, ze steekt dwars door naar het volgende continent, slaat rechtsaf in Johannesburg, en over termen als heen- en terugweg wil ze bij thuiskomst ooit nog wel eens een boekje opendoen.

Zie haar gaan over de aardbol. In haar megalomane minutenloop vliegt ze het moment achterna. ‘Grijp de tijd!’ roept ze. ‘Pak hem!’ Het is de tijd die ervoor zorgt dat zij blijft lopen, en dat alleen geeft haar het gevoel er bijna te zijn. Een stedenschichtster als zij hoeft niet zo nodig te weten waar dat is.

Cool down, baby.