Er was eens een Meneer Teste, Plume, Keuner, Cogito, Palomar enzovoort. Zestien van die al bestaande heerschappen, betiteld als Meneer & Co., werden gepresenteerd in Raster 77, de eerste aflevering van deze jaargang. In dit nummer treedt er een stoet nieuwe meneren aan, waaronder ook ettelijke mevrouwen, ze zijn nieuw en in het Nederlands geschreven; Meneer & Co. stond voor hen min of meer model. Als hoofdpersoon kon deze gekenschetst wordt als een doorgaans bescheiden heerschap, dat meestal teruggetrokken leeft, als eenling opereert en reflectief van aard is (een denkfiguur) of eerder geneigd te reageren (meer een speelbal); doorgaans beweegt hij zich tussen de twee polen van de amateurfilosoof en de harlekijn, zoals gepersonifieerd in Monsieur Teste (van Paul Valéry) en Plume (van Henri Michaux). Je zou hem een proefpersoon kunnen noemen of een marionet, maar dan een die zichzelf in de hand heeft. De buitenlandse heren in dat nummer kwamen uit de pen van Paul Valéry, Christian Morgenstem, Carl Einstein, Henri Michaux, Bertolt Brecht, Alberto Savinio, Zbigniew Herbert, Robert Pinget, Giorgio Manganelli, ltalo Calvino, Ror Wolf, Julio Cortázar, Gerhard Amanshauser, Brigitte Kronauer, Arkadij Bartow en Jaime Sabines.

Liever dan op zoek te gaan naar meneren in de Nederlandse literatuur – van Meneer Tienoppen (Harry Mulisch) tot Meneer Foppe (Wim de Bie) – vroeg de redactie een aantal Nederlandse en Vlaamse auteurs een nieuwe figuur te bedenken. Als spelregels hadden we een bepaalde omvang (uiterlijk acht pagina’s), bij voorkeur bestaande uit meerdere scènes – immers, een portret zou te weinig zijn, en het ging erom Meneer in actie te zien, in verschillende situaties waarin hij of zij ook heel verschillende gedaanten kan aannemen; Meneer is een type, maar geen typetje. Aan de lezer om in de dertig figuren die hier het licht zien verschillen en overeenkomsten te ontdekken; en misschien is er zelfs sprake van één veelkantige Meneer M/V, een Meneer uit één stuk, een werkstuk van dertig nederlandse schrijvers.

Ook Bobi Bazlen, de Italiaanse beroepslezer die Oversteegen in zijn nieuwe aflevering van ‘Kwestie van lezen’ portretteert, is in zekere zin een wasechte Meneer; geen wonder dat hij figureert in heel wat legendes en zelfs meerdere romans.

De violist op het omslag is een beeldje dat door een anonymus in het Marnixplantsoen, in het centrum van Amsterdam, is geplaatst. (foto: Jan Andriesse)

De verfomfaaide gezichten in dit nummer zijn afkomstig uit het boek 896 Têtes ramollies (1989; letterlijk: verweekte koppen) van Pol Dury, die de series zelf metamorfosen noemt.