absalom – Als hij een pruik had gedragen, had Joab hem niet kunnen doden. Grappige naam om aan een kale vriend te geven.
absint – Zeer sterk gif: één glas en je bent er geweest. Journalisten drinken het als zij hun artikelen schrijven. Er zijn meer soldaten gedood door absint dan door de bedoeïenen.
académie française – Er op afgeven, maar wel proberen er deel van uit te maken.
achilles – Daar aan toevoegen: ‘de snelvoetige’; dat wekt de indruk dat je Homerus hebt gelezen.
actrices – Het verderf voor de zonen van goeden huize. Zijn verschrikkelijk hitsig, gaan zich te buiten aan orgiën, slokken miljoenen op, vinden hun eind in het ziekenhuis. Pardon! sommigen zijn goede huismoeders.
adolescent – Begin een toespraak bij een prijsuitdeling nooit anders dan met ‘Jonge adolescenten’ (hetgeen een pleonasme is).
afgodendienaars – Zijn kannibalen.
aftakeling – Altijd vroegtijdig.
albast – Dient ter beschrijving van de mooiste delen van het vrouwelijk lichaam.
albion – Altijd voorafgegaan door ‘wit, perfide, nuchter’. Het heeft maar weinig gescheeld of Napoleon had het veroverd. Je moet het roemen: ‘Het vrije Engeland’.
alcoholisme – Oorzaak van alle moderne ziekten (zie absint).
algemeen kiesrecht – Het hoogste goed in de politiek.
ambitieus – In de provincie iedereen die de aandacht weet te trekken. ‘Ik ben niet zo ambitieus!’ betekent: egoïst of onbenul.
ambitie – Altijd voorafgegaan door ‘niets ontziende’, behalve wanneer het een edele ambitie is.
amerika – Mooi voorbeeld van onrecht: het werd ontdekt door Columbus, en het dankt zijn naam aan Amerigo Vespucci. Als Amerika niet was ontdekt, zouden we nu geen druifluis en syfilus hebben. Zing er desondanks de lof van, vooral wanneer je er zelf niet bent geweest. Ga breedvoerig in op het self-government.
antiek – Is altijd van moderne makelij.
arbeider – Altijd een braaf man, zolang hij geen oproer maakt.
archimedes – Zeg bij zijn naam: ‘Eureka! Geef mij een punt waar ik kan staan, dan til ik de aarde op.’ Je hebt ook nog de schroef van Archimedes, maar wat dat is, hoef je niet per se te weten.
architecten – Allemaal achterlijk. Vergeten altijd de trap in het huis.
arm – Om het land te regeren, moet je een sterke arm hebben.
artiesten – Niets dan losbollen. Hun onbaatzuchtigheid roemen (oud). Je erover verwonderen dat ze net zo gekleed gaan als iedereen (oud). Verdienen uitzinnige bedragen maar smijten hun geld over de balk. Worden dikwijls gevraagd om mee uit eten te gaan. Als het een vrouw is, kan het alleen maar een slet zijn. Wat zíj doen kun je toch geen werken noemen?
astronomie – Mooie wetenschap. Enkel van nut voor de scheepvaart. En passant lachen om de astrologie.
atheïst – Een heel volk van atheïsten zou geen lang leven hebben.
auteur – Je moet ‘auteurs gelezen hebben’; ze van naam kennen heeft geen zin.

baard – Teken van kracht. Wordt de baard te zwaar, dan valt je haar uit. Nuttige dasbeschermer.
bandieten – Altijd gevaarlijk.
bankiers – Allemaal rijk. Arabieren, geldwolven.
basiliek – Hoogdravende benaming voor kerk. Is altijd imposant.
beelden – Zijn er altijd te veel in de poëzie.
beethoven – Zeg niet: ‘Bitovan’. Moet je verrukkelijk vinden, ook als een van zijn werken wordt uitgevoerd.
begrafenis – Over de overledene: ‘En dan te bedenken dat ik een week geleden nog met hem gedineerd heb.’ Een generaal wordt ‘de laatste eer bewezen’, een filosoof ‘teraardebesteld’…
begroting – Is nooit sluitend.
beul – Altijd van vader op zoon.
beurs (de) – Thermometer van de publieke opinie.
bevalling – Dit woord vermijden; vervangen door ‘blijde gebeurtenis’: ‘Wanneer verwacht u de blijde gebeurtenis?’
bezit – Een van de hoekstenen van de maatschappij. Nog heiliger dan religie.
bibliotheek – Zorg altijd dat je er zelf een hebt, vooral wanneer je buiten woont.
bijbel – Oudste boek ter wereld.
biljart – Edel spel. Onmisbaar op het platteland.
blaaskaak – Kan enkel ballonnen vullen.
blauwkous – Kleinerende term voor iedere vrouw die zich interesseert voor intellectuele aangelegenheden. Dit staven met een citaat van Molière: ‘Zodra haar geestvermogen zich ontwikkelt,’ enz.
blondines – Vuriger dan brunettes (zie brunettes).
boekdrukkunst – Prachtige uitvinding. Heeft meer kwaad dan goed gedaan.
bombardement – Zorgt voor ander weer. Leg het oor aan de grond om te horen of het nog ver weg is.
bossen – Bossen spreken tot de fantasie. Noden tot het schrijven van verzen. Op de herfstwandeling zeggen: ‘Onze bossen leggen hun bladertooi af…’
brand – Een boeiend schouwspel.
brandkasten – Er is niets aan om ze open te krijgen.
briefschrijfkunst – Genre uitsluitend gereserveerd voor vrouwen.
brood – Als je eens wist wat voor rommel ze in brood stoppen.
brunettes – Vuriger dan blondines (zie blondines).
buik – Zeg ‘abdomen’ als er dames bij zijn.
buikje – Teken van rijkdom en ledigheid.
buitenland – Dwepen met alles wat uit het buitenland komt: bewijs van liberale geest. Alles afkammen wat niet Frans is: bewijs van patriottisme.
buitenleven – Op het platteland zijn de mensen beter dan in de stad: benijd ze. Alles is er geoorloofd; kleren uitdoen, poetsen bakken, enz.
buitenwijken – Verschrikkelijk tijdens de revolutie.
buren – Proberen ze diensten voor je te laten verrichten zonder dat dit je iets kost.

cadeau – Het is niet de prijs die de waarde bepaalt, ofwel het gaat om het gebaar, niet om wat het gekost heeft. Het is weinig maar uit een goed hart.
cavalerie – Voornamer dan infanterie.
censuur – Heeft zijn nut, wat er ook van gezegd mag worden.
champagne – Kenmerkend voor de feestmaaltijd. Doen of je het niet lust, en zeggen: ‘Dat is toch geen wijn.’ Brengt de kleine luiden tot enthousiasme. Rusland drinkt het meer dan Frankrijk. Dank zij de champagne zijn de Franse ideeën in Europa verspreid. Onder het Regentschap werd er niets anders gedaan dan champagne drinken. Maar je drinkt geen champagne, je slaat het naar binnen.
champignons – Moet je alleen eten als ze van de markt komen.
chateaubriand – Vooral bekend vanwege de biefstuk die zijn naam draagt.
chirurgen – Hebben geen gevoel: noem ze slagers.
cholera – Wordt verspreid door meloen. De beste remedie ertegen is veel thee met rum drinken.
christendom – Heeft de slavernij afgeschaft.
cider – Slecht voor de tanden.
clair-obscur – Niemand weet wat dat is.
clown – Heeft ongelukkige jeugd gehad.
club – Reden tot ergernis voor conservatieven. Verwarring en discussie over de uitspraak van het woord.
cognac – Uiterst funest. Probaat middel bij veel ziektes. Een glas cognac kan nooit kwaad. Op de nuchtere maag kun je een pierenverschrikkertje nemen.
coïtus-copulatie – Deze woorden niet gebruiken. Zeg: ‘Zij hadden een verhouding.
comfort – Kostbare moderne ontdekking.
concert – Gepast tijdverdrijf.
concessies – Nooit doen. Lodewijk XVI is erdoor te gronde gegaan.
concurrentie – De ziel van de handel.
congreganist – Ridder van Onan.
constipatie – Alle literatoren hebben constipatie. Beïnvloedt politieke overtuiging.
conversatie – Politiek en godsdienst erbuiten houden.
courtisane – Noodzakelijk kwaad. Is, zolang er vrijgezellen zullen zijn, de bliksemafleidster voor onze dochters en onze zusters. Zouden zonder pardon moeten worden weggejaagd. Je kunt tegenwoordig niet eens meer met je vrouw uitgaan, omdat zij het trottoir onveilig maken. Altijd meisjes van het volk, in het verderf gestort door rijke burgers.
creool – Woont in een hangmat.
crême de curaçao – De beste komt van Holland, want het wordt op Curaçao gemaakt, een van de Antillen.
criticus – Altijd voortreffelijk. Wordt geacht alles te weten, alles te kennen, alles te hebben gelezen en alles te hebben gezien. Als hij je niet aanstaat, hem Aristarchus of eunuch noemen.
cypres – Groeit enkel op kerkhoven.
czaar – Spreek uit Tsaar, en van tijd tot tijd despoot.

daguerrotype – Zal de schilderkunst doen verdwijnen (zie fotografie).
dank – Hoef je niet te tonen.
darwin – De man die zegt dat we van de aap afstammen.
delen – Wat schaamdelen zijn voor de een, zijn edele delen voor de ander.
demosthenes – Hield nooit een redevoering zonder kiezelstenen in zijn mond te nemen.
denken – Pijnlijk. De zaken die ons tot nadenken dwingen, schuiven wij gewoonlijk van ons af.
dertien – Niet met zijn dertienen aan tafel gaan: dat brengt ongeluk. De grote geesten onder ons horen daar aldus de spot mee te drijven: ‘Dat geeft toch niet? Ik eet wel voor twee.’ Of moeten als er dames zijn, vragen of er niet eentje zwanger is.
descartes Cogito ergo sum.
dichter – Edele benaming voor sufferd; dromer.
diderot – Altijd gevolgd door ‘d’Alembert’.
dienst – Kinderen geef je een draai om hun oren, dieren ros je af, knechten jaag je weg, overtreders geef je straf, en daarmee bewijs je ze dan een dienst.
dieren – Als dieren toch eens konden praten. Sommige zijn verstandiger dan mensen.
dik – Dikke mensen hoeven niet te leren zwemmen. Brengen de beul tot wanhoop vanwege de moeilijkheden die zij opleveren bij hun terechtstelling. (Bijv.: la Du Barry.)
dilettant – Rijk man, heeft abonnement op de Opéra.
diligences – Terugverlangen naar de tijd van de diligences.
diogenes – ‘Ik zoek een mens… Ga eens wat uit mijn zon vandaan.’
diploma – Teken van kennis. Bewijst niets.
diva – Alle zangeressen moeten diva genoemd worden.
document – Altijd van het hoogste belang.
dolfijn – Vervoert kinderen op zijn rug.
dolmen – Heeft iets van doen met de oude Fransen. Steen die voor de offers van de Druïden dienst deed. Bestaan alleen in Bretagne. Meer is er niet van bekend.
dorpstoren – Doet het hart sneller kloppen.
duif – Hoor je alleen maar met doperwtjes te eten.
duitsers – Dromerig volk (oud). Nogal logisch dat ze ons verslagen hebben, wij waren nog niet gereed!
duitsland – Het blonde, het dromerige. Maar wat een militaire organisatie!

egoïsme – Klagen over dat van anderen en het niet van jezelf zien.
ei – Uitgangspunt voor een filosofische verhandeling over het ontstaan van mens en dier.
eigenaar – Het menselijk ras valt in twee klassen te verdelen: de eigenaar en de huurder.
eindexamen – Daar fel tegen gekant zijn.
emaille – Het geheim daarvan is verloren gegaan.
emigranten – Hebben hun geld verdiend met het geven van gitaarles en het bereiden van slaatjes.
encyclopedie – Medelijdend om lachen: omdat het een werk is dat dateert uit de rococotijd. Er zelfs een tirade tegen houden.
engel – Doet het goed in de liefde en in de literatuur.
engelsen – Allemaal rijk.
engelse tuinen – Zijn natuurlijker dan tuinen in de Franse stijl.
engelse vrouwen – Je erover verwonderen dat ze zulke mooie kinderen hebben.
enthousiasme – Kan alleen maar gewekt worden door de terugkeer van het stoffelijk overschot van de keizer. Valt met geen pen te beschrijven, en toch praat de krant twee kolommen lang over niets anders dan dat.
eruditie – Erop neerzien alsof dit het teken is van een bekrompen geest.
etagère – Iets onontbeerlijks in de kamer van een elegante vrouw.
etruskisch – Alle oude vazen zijn Etruskisch.
etymologie – Is zo af te leiden met Latijn en een beetje nadenken.
eunuch – Heeft geen kinderen… Uitvaren tegen de castraatzangers van de Sixtijnse kapel.

fantasie – Altijd levendig. Voor oppassen. Heb je het zelf niet, geef dan af op degenen die het wel hebben. Wie romans schrijft, hoeft alleen maar fantasie te hebben.
félicité – Altijd volmaakt. Heet het dienstmeisje Félicité, dan is ze volmaakt.
feniks – Mooie naam voor een brandverzekeringsmaatschappij.
filosofie – Meesmuilend om lachen.
flamingo – Wordt zo genoemd omdat hij uit Vlaanderen komt.
flegma – Stijlvol, doet bovendien Engels aan. Altijd met het predikaat ‘onverstoorbaar’.
fotografie – Zal de schilderkunst onttronen (zie daguerrotype).
foulard – Je neus snuiten in een foulard getuigt van fatsoen.
fresco’s – Worden niet meer gemaakt.
fuga – Wat dat precies is, weet geen mens, maar wel staat vast dat het iets heel moeilijks en erg vervelends is.
fulmineren – Mooi werkwoord.
functionaris – Dwingt respect af, welke functie hij ook uitoefent.

gapen – Zeg: ‘Neem me niet kwalijk, het is geen verveling, maar mijn maag protesteert.’
gebochelden – Zijn erg geestig. Hebben veel succes bij wulpse vrouwen.
gedrukt – Wat gedrukt is, moet je woord voor woord geloven. Je naam gedrukt zien! Alleen daarvoor begaan sommigen al een misdaad.
geest – Altijd met het predikaat ‘sprankelend’. Geest ligt voor het oprapen. Begaafde geesten ontmoeten elkaar.
geheugen – Klagen over je slechte geheugen, er zelfs prat op gaan dat je geen geheugen hebt. Maar wel schuimbekken als je te horen krijgt, dat je geen hersens hebt.
gelaat – Een goed gelaat is de beste vrijbrief.
geld – De schuld van alle kwaad. Auri sacra fames. De god van de dag (niet te verwarren met Apollo). Ministers noemen het jaarwedde, notarissen en doktoren honorarium, beambten salaris, arbeiders en bedienden loon. Geld maakt niet gelukkig.
geleerden – Moet je uitlachen. Om geleerd te zijn hoef je alleen maar een goed geheugen te hebben en hard te werken.
gelukwensen – Altijd oprecht, welgemeend, hartelijk, enz.
genie – Hoef je niet te bewonderen, is een neurose.
genot – Obsceen woord.
gesloten – Altijd voorafgegaan door hermetisch.
getuige – Altijd weigeren voor de rechtbank te getuigen: je weet nooit waar dat toe kan leiden.
getuigschrift – Een garantie voor het gezin, een geruststelling voor de ouders. Een getuigschrift is altijd meegenomen.
gezicht – Spiegel van de ziel. Dan heb je wel mensen met een heel lelijke ziel.
giraf – Het is hoffelijker een vrouw giraf te noemen dan kameel.
god – Voltaire zelf zei het al: ‘Als God niet bestond, zou je hem moeten uitvinden.’
goddeloze – Daar tegen uitvaren.
gordiaanse knoop – Heeft iets te maken met de Oudheid. (Wijze waarop de Ouden hun das strikten.)
gotiek – Bouwstijl die sterker dan andere uitingen in de bouwkunst tot de religieuze gevoelens spreekt.
groep – Vind je op de schoorsteen en in de politiek.
groeten – Altijd vriendelijk.

haan – Een magere man moet altijd zeggen dat een goede haan niet vet is.
hand – Heb je een mooie hand, dan kun je goed schrijven.
handel – Discussiëren over de vraag wat edeler is: handel of industrie.
handschoenen – Staan chic.
handschrift – Een mooi handschrift opent alle deuren. Onleesbaar: teken van veel kennis. Bijv. doktersrecept.
hard – Daar steevast ‘als staal’ aan toevoegen. ‘Hard als steen’ bestaat wel, maar doet niet zo krachtig aan.
harem – Vergelijk de sultan en zijn harem altijd met de haan en zijn hennen. Droom van alle middelbare scholieren.
haringen – Het fortuin van Nederland.
hasjiesj – Niet verwarren met haché, dat geen bewustzijnsverruimende werking heeft.
hebreeuws – Als je ergens geen jota van begrijpt, is het Hebreeuws voor je.
heiligschennis – Het is heiligschennis als je een mooie boom kapt.
hengst – Altijd onstuimig. Een vrouw hoort het verschil tussen een hengst en een paard niet te weten.
herders – Allemaal tovenaars. Hebben als bijzondere gave, dat zij kunnen spreken met de Heilige Maagd.
hermafrodiet – Wekt ongezonde belangstelling op. Opletten of je er soms een ziet.
herodes – Zo oud als Herodes zijn.
hersenschimmen – Hogere gedachten die je niet begrijpt.
heterdaad (op) – Wordt slechts gebruikt bij overspel.
hiëroglyfen – Oude taal van de Egyptenaren, uitgevonden door de priesters om hun misdadige praktijken verborgen te houden. En dan te bedenken dat er nu mensen zijn die het nog begrijpen ook! Zou het toch niet een grap zijn?
hitte – Altijd onverdragelijk. Als het heet is, moet je niet drinken.
hoekstenen van de maatschappij – I.e.: eigendom, gezin, religie, respect voor de autoriteiten. Woedend worden als men ze aanvalt.
homerus – Heeft nooit bestaan. Beroemd om zijn manier van lachen.
hond – Speciaal geschapen om het leven van zijn baas te redden. De hond is de trouwe vriend van de mens.
hoorntjes – Iedere vrouw moet haar man de hoorntjes opzetten.
hotels – Goede hotels heb je alleen in Zwitserland.
hydra – Van de anarchie, van het socialisme, enzovoorts bij alle systemen die angst aanjagen. – Proberen haar te overwinnen.
hygiëne – Een goede hygiëne moet altijd worden nageleefd. Kan ziektes voorkomen als zij ze niet veroorzaakt.
hypothese – Dikwijls gevaarlijk, altijd gewaagd.
hysterie – Voor nymfomanie aanzien.

ideaal – Volstrekt nutteloos.
ideologen – Alle journalisten zijn ideologen.
ilias – Altijd gevolgd door de Odyssee.
illusies – Laat zien hoeveel je er wel hebt. Klaag dat je ze niet meer hebt.
imbecielen – Zijn degenen die niet hetzelfde denken als jij.
inboedel – Hoogst bezorgd zijn voor je inboedel.
incognito – Reiskleding van de vorsten.
inquisitie – Haar wandaden zijn sterk overdreven.
inspiratie – Krijg je door: uitzicht op zee, liefde, vrouwen, enz.
instinct – Kan soms de intelligentie aanvullen.
integriteit – Vooral een eigenschap van de rechterlijke macht.
intrige – Daarmee kun je het ver brengen.
italianen – Allemaal musici. Allemaal verraders.
italië – Daarheen maak je je huwelijksreis. Valt nogal tegen, is niet zo mooi als gezegd wordt.
ivoor – Wordt alleen gebruikt als er van tanden sprake is.

jachthoorn – Doet het goed in de bossen, en ‘s avonds over het water.
jeugd – O! die heerlijke jeugd. Altijd, zelfs als je ze niet begrijpt de regels citeren van het Italiaanse vers: O Primavera! Gioventu dell’-anno! O Gioventu! Primavera della vita!
jezuïeten – Hebben de hand in alle revoluties. Met hoevelen ze zijn, is niet te zeggen.
jood – Zoon van Israël. Alle joden handelen in brillen.
jury – Je uiterste best doen om daar geen deel van uit te maken.

kaal worden – Altijd voor je tijd. Oorzaak: uitspattingen tijdens de jeugd of het uitbroeden van belangrijke gedachten.
kameel – Heeft twee bulten en een dromedaris maar één. Of een dromedaris heeft er één en een kameel twee. (Ze zijn moeilijk uit elkaar te houden.)
kamermeisjes – Mooier dan hun meesteressen. Kennen al hun geheimen en verraden ze. Altijd onteerd door de zoon des huizes.
katers – Zijn verraders. Ze ‘kamertijgers’ noemen. Ze laten snijden voorkomt krolsheid. (Het werkwoord castreren is daarvan afgeleid.)
katholicisme – Heeft zeer gunstige invloed op de kunst gehad.
keizerinnen – Zijn allemaal mooi.
keizerrijk – ‘Het keizerrijk is de vrede.’ (Napoleon III).
keuken – Van restaurant: altijd veel te heet. Burgerpot: altijd gezond. In de Midi: te sterk gekruid of de olie druipt er vanaf.
kinderen – Als er anderen bij zijn, doen of je er stapeldol op bent.
klassieken – Hoor je te kennen.
kliekvorming – Dit woord met afschuw uitspreken.
klompen – Iemand die pas later rijk geworden is, is altijd op zijn klompen naar Parijs gekomen.
knoflook – Verdelgt ingewandswormen, leidt tot minnestrijd. Bij de geboorte van Hendrik IV wreef men zijn lippen met knoflook in.
koepel – Bouwkundig hoogstandje. Je erover verwonderen dat dit zomaar blijft staan. Noem er twee: de Dôme des Invalides en die van de Sint Pieter te Rome.
koeterwaals – Spreektrant van buitenlander. Altijd lachen om de buitenlander die je taal slecht spreekt.
koffie – Wekt op. Alleen uit Le Havre komt goede koffie. Dient tijdens grote diners staande gedronken te worden. Geen suiker in de koffie nemen: heel chic, wekt de indruk dat je in Arabische landen hebt gewoond.
koloniën (onze) – Er met heimwee over praten.
koran – Boek van Mohammed, waarin alleen van vrouwen sprake is.
korset – Maakt dat je geen kinderen kunt krijgen.
koude – Gezonder dan hitte.
kozakken – Eten kaarsen.
kranten – Buiten de krant kun je niet, al was het alleen maar om er op te kunnen schelden. Bepalen het gezicht van de huidige samenleving. Bijv.: Le Figaro. Serieuze dagbladen: La Revue des deux mondes, L’Economiste, Le Journal des débats. Laat ze slingeren op de salontafel, maar zorg dat je ze wel eerst opengevouwen hebt. Hier en daar een passage met rood potlood onderstrepen doet het ook goed. Lees ‘s ochtends een artikel uit zo’n serieus en ernstig dagblad, en breng ‘s avonds in gezelschap het gesprek behendig op het bestudeerde onderwerp, zodat iedereen je briljant vindt.
kreupelhout – Altijd dicht en ondoordringbaar.
kring – Je moet altijd deel uitmaken van een kring.
krokodil – Bootst kinderkreten na om de mens te lokken. Zijn huid leent zich bij uitstek voor handschoenen. Krokodilletranen.
kruis – Doet het goed in de slaapkamer en bij de guillotine.
kruis (van het Legioen van Eer) – Er de spot mee drijven, maar het wel najagen. Als je het krijgt altijd zeggen dat je er niet om gevraagd hebt.
kruisboog – Prima aanleiding om het verhaal van Wilhelm Tell te doen.
kruistochten – Hebben een gunstige invloed gehad op de handel van Venetië.
kuisheid – Het mooiste sieraad van de vrouw.
kunst – Daarvan kom je in het ziekenhuis terecht. Waar dient het toe, want machinaal wordt het veel beter gedaan, en vlugger.
kussen – Omhelzen klinkt beschaafder. Iemand een kus afsnoepen. Je drukt een kus op het voorhoofd van een meisje, de wang van een moeder, de hand van een mooie vrouw, de lippen van een maîtresse.
kwik – Maakt een eind aan ziekte en zieke.

landbouw – Een van de uiers van de Staat (Staat is weliswaar mannelijk, maar dat geeft niet). Zou meer gestimuleerd moeten worden. Gebrek aan arbeidskrachten.
lanterfanter – Alle Parijzenaars zijn lanterfanters, hoewel er in Parijs op de tien inwoners negen uit de provincie komen. In Parijs weten ze niet wat werken is.
lauweren – Daar mag je niet op gaan rusten.
leemte – Zorgen dat zij wordt aangevuld.
leeuw – Is grootmoedig. Speelt altijd met een bal. Je brult goed, Leeuw! En dan te bedenken dat ook de leeuw en de tijger tot de katachtigen behoren!
leger – ‘s Lands toeverlaat.
leraar – Altijd knap.
lichaam – Als we wisten hoe ons lichaam in elkaar zat, zouden we geen beweging meer durven maken.
licht – Zeg altijd Fiat lux! als je een kaars aansteekt.
likdoorn – Geeft beter dan de barometer aan dat er ander weer op til is. Snijd je hem verkeerd weg, dan kan dit heel gevaarlijk zijn. Noem voorbeelden van mensen die zo voor het leven zijn verminkt.
literatuur – Prima vrijetijdsbesteding.
lucht – Altijd oppassen voor tocht. De lucht binnen wijkt steevast af van de temperatuur buiten; is de een koud, dan is de ander warm.
luxe – De ondergang der Staten.

maag – De maag is de broedplaats van alle kwalen.
maatschappij – Je vijanden. Datgene waaraan je te gronde gaat.
machiavelli – Niet gelezen hebben, maar wel een schurk vinden.
mackintosh – Schots filosoof. Uitvinder van het rubber.
maestro – Italiaans woord, wil zeggen: pianist.
magie – Om lachen.
mammelukken – Oud volk uit het Midden-Oosten (Egypte).
mandolien – Onontbeerlijk voor het verleiden van Spaanse schonen.
martelaren – De eerste Christenen waren allemaal martelaren.
massa – Heeft het instinctmatig bij het rechte eind. Turba ruit of ruunt. De grauwe massa (Thiers).
materialisme – Spreek dit woord met afschuw uit door op iedere lettergreep de klemtoon te leggen.
matheid – Zoiets kun je soms jaren zien duren.
matras – Hoe harder, hoe gezonder.
medaillon – Hoort altijd een haarlok of een portretje te bevatten.
medelijden – Zorg dat je dat nooit krijgt.
medische studenten – Slapen bij de lijken. Soms eten ze die nog op ook.
meer – Een vrouw meenemen als je erop gaat spelevaren.
mefistofelisch – Dient te worden gezegd van iedere lach die bitter is.
meisje – Spreek dit woord schuchter uit. Alle meisjes zijn bleek en broos, altijd onbedorven. Houd boeken van welke soort dan ook uit haar buurt. Museum- of theaterbezoek zijn voor haar uit den boze, en zorg dat ze niet in de dierentuin, vooral niet in het apenhuis komt.
melk – Oesters lossen op in melk, slangen komen af op melk. Je krijgt er een blanke huid van. In Parijs heb je vrouwen die elke ochtend een melkbad nemen.
mes – Als het een lang lemmet heeft, is het Catalaans. Als er een misdaad mee begaan is, noem je het een dolk.
metafysica – Erom lachen: daarmee geef je blijk van een superieure intelligentie.
methode – Dient nergens toe.
middernacht – Einde van alle eerzame genoegens; wat je doet op een later uur kan alleen maar immoreel zijn.
minister – Toppunt van menselijke roem.
minuut – Het is niet te geloven hoe lang een minuut kan duren.
misdadiger – Altijd verfoeilijk.
missionarissen – Worden altijd opgegeten of gekruisigd.
molen – Geeft iets schilderachtigs aan het landschap.
monsters – Die zie je niet meer.
mosterd – Alleen in Dijon is de mosterd goed. Een aanslag op de maag.
mug – Bloeddorstiger dan welk verscheurend dier dan ook.
musicus – Het kenmerk van de ware musicus is dat hij géén muziek componeert, geen enkel instrument bespeelt, en dat hij niets opheeft met virtuozen.
muziek – Verzet de geest. Stemt een mens tot mildere gedachten. Bijv.: de Marseillaise.

nachtmerrie – Komt uit de maag.
natuur – Telkens wanneer je op het platteland bent, moet je zeggen: ‘Wat is de natuur toch mooi.’
nectar – In één adem noemen met ambrozijn.
nederlaag (de) – Wordt geleden, en is zo totaal dat er geen mens meer overblijft om daar het nieuws van te verkonden.
negerinnen – Vuriger dan blanke vrouwen (zie brunettes en blondines).
negers – Doe er verbaasd over dat hun speeksel wit is en dat ze gewoon Frans spreken.
neologisme – Verkrachting van de Franse taal.
neusgaten – Opgetrokken neusgaten: het kenmerk van een hitsige aard.
notarissen – Zijn tegenwoordig niet meer te vertrouwen.

oase – Herberg in de woestijn.
obsceniteit – Alle wetenschappelijke woorden die van het Grieks of Latijn zijn afgeleid, camoufleren obsceniteiten.
oekaze – Noem iedere verordening van de overheid een oekaze: daarmee jaag je de regering op stang.
olifanten – Onderscheiden zich door hun geheugen en zijn dol op de zon.
omega – Tweede letter van het Griekse alfabet, want het is ‘alfa en omega’.
onbekwaamheid – Is altijd ‘in het oog lopend’. Hoe onbekwamer iemand is, hoe meer ambities hij wel zal hebben.
onderwijzeressen – Komen altijd uit een voorname familie die ‘in moeilijkheden is geraakt’. Huisonderwijzeressen zijn gevaarlijk, kunnen de heer des huizes op het slechte pad brengen.
ongeluk – Altijd droevig of betreurenswaardig (alsof er ooit tegenspoed zou zijn waarop je je zou kunnen verheugen…).
onschuld – Volstrekte kalmte is een bewijs van onschuld.
ontduiken – Belasting ontduiken is beslist geen bedrog. Het is een bewijs van vernuft en politieke onafhankelijkheid.
oorsmeer – ‘Menselijke was’. In geen geval verwijderen, want het voorkomt dat er insekten de oren binnendringen.
oorvijgen – Je nooit aan te buiten gaan.
opleiding – Laat anderen altijd geloven dat je de beste hebt genoten. Het gewone volk kan erbuiten, dat weet zijn brood zo wel te verdienen.
oprichting – Wordt alleen gezegd van een monument.
optimist – Equivalent voor imbeciel.
orde – Wat een misdaden worden er niet in uw naam begaan! (zie vrijheid).
orgel – Heft de ziel omhoog naar God.
oriëntalist – Iemand die veel gereisd heeft.
origineel – Drijf de spot met al wat origineel is, haat het, beschimp het, en als het enigszins mogelijk is: roei het uit.
orkest – Afspiegeling van de samenleving: alle leden spelen hun partij, en er is er een die de leiding heeft.
otter – Daar kun je mutsen en vesten van maken.
oudheid en alles wat daar betrekking op heeft – Saai, vervelend.

paard – Kent zijn eigen kracht niet, anders zou het zich niet laten berijden. Over paardevlees kan iemand die voor een serieus persoon wil doorgaan een mooi artikel schrijven. Renpaarden verachtelijk vinden: die hebben toch geen enkel nut?
pad – Mannetje van de kikker. Bezit een heel gevaarlijk gif. Huist in een steen.
paganini – Stemde nooit zijn viool. Beroemd om de lengte van zijn vingers.
pappen en nathouden – Is het beste dat je kunt doen als je wacht op de komst van de dokter.
paraaf – Hoe moeilijker hoe mooier.
paradoxen – Daar spreek je altijd in op de Boulevard des Italiens, terwijl je de rook van je sigaret door je neus uitblaast.
parijs – De grote hoer. Paradijs voor de vrouwen, hel voor de paarden.
pauze – Altijd te lang.
pedanterie – Hoor je aan de kaak te stellen, behalve wanneer het van onschuldige aard is.
pederastie – Ziekte waar alle mannen op een bepaalde leeftijd mee zijn behept.
pelikaan – Pikt zich de borst open om zijn jongen te voeden. Symbool van de huisvader.
plant – Geneest altijd de delen van het menselijk lichaam waar hij op lijkt.
plezier (huizen van) – Zijn niet zulke plezierige huizen.
plichten – Moet je eisen van de anderen, maar je er zelf aan onttrekken. De anderen hebben ze wel jegens ons, maar zelf hebben we ze niet tegenover de anderen.
poëzie – Heeft geen enkel nut; uit de mode.
pokdalig – Pokdalige vrouwen zijn altijd hitsig.
politieke economie – Een meedogenloze wetenschap.
praktijk – Gaat boven de theorie.
priapisme – Eredienst uit de Oudheid.
priesters – Zouden gecastreerd moeten worden. Gaan met de dienstmeid naar bed, en van de kinderen die ze dan krijgen, zeggen ze dat het hun neefjes zijn. Och, je hebt er ook goeie bij.
principes – Over principes valt niet te twisten. Hoeveel het er zijn en waar ze uit bestaan valt niet te zeggen. Hoe dan ook, ze zijn heilig.
proesten – Het is bijzonder geestig als je zegt: ‘Russisch en Pools wordt niet gesproken, dat wordt geproest.’
proza – Schrijf je makkelijker dan verzen.
prutswerk – Zeg je van ieder artistiek of literair werk waaraan de Figaro geen fiat voor bewondering heeft verleend.
puisten – In het gezicht en op andere plaatsen: teken van gezondheid en goede bloedsomloop. Niets aan doen.
purper – Edeler woord dan rood.
pyramide – Nutteloos werk.

ransel – Bevat in Frankrijk de maarschalksstaf.
recht (het) – De mensen weten niet wat dat is.
rechtsorde – Nooit bang zijn dat die er niet is.
reclame – Bron van fortuin.
regenjas – Heel nuttig kledingstuk. Heel schadelijk, omdat er geen ventilatie mogelijk is.
reis – Dient snel te worden gemaakt.
reiziger – Altijd onverschrokken.
rekening – Altijd te hoog.
religie – Een van de hoekstenen van de maatschappij. Godsdienst is iets onontbeerlijks voor het volk, maar al te veel is ook niet goed. ‘De godsdienst van onze vaderen’, moet gezegd worden op zalvende toon.
republikeinen – Niet alle republikeinen zijn dieven, maar alle dieven zijn wel republikeins.
restaurant – Vraag altijd om spijzen die je doorgaans thuis niet eet. Als je niet precies weet wat het moet worden, is het ook goed als je om de maaltijd vraagt die men aan de tafel naast je geserveerd krijgt.
revolutie – Het tijdperk van de revolutie is nog steeds niet afgelopen, omdat iedere nieuwe regering belooft haar nu definitief af te sluiten.
riet – Een rotting hoort van riet te zijn.
rijkdom – Rijkdom bezorgt je alles, zelfs aanzien.
rijm – Rijmt niet op rede.
ring – Een ring aan je wijsvinger dragen, staat heel gedistingeerd. Doe je hem aan je duim dan is dat te exotisch. Van ringen dragen krijg je lelijke vingers.
roem – Is maar een sliertje rook.
roeping – Voor kunst, medicijnen, enz. moet je roeping hebben.
romans – Demoraliseren het volk. Doen minder kwaad als feuilleton dan als boek. Alleen de historische roman is aanvaardbaar, want daarin leren de mensen iets van de geschiedenis. (Bijv. De Drie Musketiers.) Sommige romans zijn geschreven met de punt van een lancet (bijv. Madame Bovary), andere rusten op de punt van een naald.
ronding – Preutse term voor vrouwenborst. ‘Mag ik uw bevallige rondingen kussen?’
rood haar – Meisjes met rode haren. Zie blondines, brunettes en negerinnen.
rug – Van een por in je rug kun je longtering krijgen.
ruimdenkendheid – Bediscussiëren welke lettergreep de klemtoon moet hebben.
ruïnes – Doen een mens dromen en maken het landschap poëtisch.

samenzweerders – Hebben de eigenaardige gewoonte om hun naam op een lijst te zetten.
sapfisch en adonisch (vers) – Term die het uitstekend doet in een literair artikel.
schaakspel – Beeld voor krijgstactiek. Alle grote veldheren waren er sterk in. Te serieus voor een spel, te oppervlakkig voor wetenschap.
schadevergoeding – Altijd vragen.
schavot – Als je het bestijgt, zorgen dat je laatste woorden raak zijn.
scheiding – Als Napoleon niet gescheiden zou zijn, zat hij nu nog op de troon.
schoensmeer – Is alleen goed als je het zelf maakt.
schrijven – ‘Goed geschreven’, zijn de woorden van de portier als hij niet in slaap valt bij de feuilleton in de krant.
sectie (verrichten) – Inbreuk op de heerschappij van de dood.
sevilla – Beroemd om zijn barbier. Eerst Sevilla zien, dan sterven.
sigaren – Gebanderolleerd zijn ze niet om te roken. Smaken alleen goed als ze gesmokkeld zijn.
sint-helena – Eiland bekend om zijn rotspunt.
sjaal – Dichterlijk.
slaapkamer – Als er ergens een oud kasteel staat, heeft Hendrik iv er altijd wel een nacht doorgebracht.
slaapwandelaar – Loopt ‘s nachts over de nok van het dak.
slaapzalen – Altijd ruim en fris. Te verkiezen boven kamers, met het oog op de zedelijkheid van de leerlingen.
slagers – Zijn gruwelijk als er revolutie is.
slangen – Geen slang zonder venijn.
slapen – Van te veel slapen wordt je bloed dik.
smaad – Moet altijd met bloed worden uitgewist.
smaak – Eenvoud getuigt van goede smaak. Dit altijd zeggen tegen een vrouw die zich verontschuldigt dat zij maar iets onopvallends heeft aangetrokken.
snor – Geeft iemand een krijgshaftig uiterlijk.
speelgoed – Zou altijd wetenschappelijk verantwoord moeten zijn.
spelling – In juiste spelling moet je geloven alsof het wiskunde is. Juiste spelling is niet noodzakelijk als je stijl hebt.
spieren – De spieren van sterke mannen zijn altijd van staal.
spinazie – Is de bezem van de maag. Vergeet nooit de beroemde zin van Prudhomme te citeren: ‘Ik lust het niet, en daar ben ik blij om, want als ik het lustte, zou ik het eten, en spinazie krijg ik nu eenmaal niet door mijn keel.’ (Je hebt mensen die dat volkomen logisch, en niet om te lachen vinden.)
spiritualisme – Het meest wijsgerige systeem dat er bestaat.
spitsboeven – Hebben altijd een gemene tronie. Spelen alles met hun handen klaar. In de lik zitten geniale lieden.
stier – Vader van kalf. De os is er slechts een oom van.
stoïcisme – Is onmogelijk.
stok – Meer te duchten dan het zwaard.
stuart (maria) – Haar lot beklagen.
syfilus – Daar loopt min of meer iedereen mee rond.

takki-takki – Altijd overgaan op takki-takki als je verstaanbaar wilt zijn voor een buitenlander, van welke nationaliteit dan ook. T. – kan ook dienst doen als telegramstijl.
tanden – Slechte tanden krijg je van cider, tabak, ijs, na de soep meteen op wijn overgaan en van slapen met je mond open. Oogtand: het is gevaarlijk om die te laten trekken, omdat hij in verbinding staat met het oog. Een tand laten trekken is geen pretje.
temmers van wilde dieren – Maken gebruik van duistere praktijken.
terechtstelling – Het beklagenswaardig vinden dat er vrouwen zijn die ernaar gaan kijken.
tijd (onze) – Er een felle aanval op doen. Klagen dat het geen poëtische is. Het een tijd noemen van overgang, van verval.
timmermansoog – Daarmee zie je goed of iets scheef hangt.
titelblad – Grote namen staan er goed op.
twijfel – Erger dan loochening.

uitspattingen – Oorzaak van alle vrijgezellekwalen.
uitvinders – Vinden allemaal de dood in het ziekenhuis. Iemand anders maakt gebruik van de ontdekking die zij hebben gedaan, rechtvaardig is dat niet.
uitzondering – Zeggen dat deze de regel bevestigt. Niet proberen uit te leggen waarom.
universiteit Alma mater.
usum (ad) – Latijns gezegde dat het goed doet in de zin: Ad usum Delphini. Altijd toepasselijk als je het hebt over een vrouw die Delphine heet.

vaccinatie – Alleen omgaan met mensen die gevaccineerd zijn.
valsemunters – Werken altijd in kelders.
vanzelfsprekendheid – Is zonneklaar, als je er niet stekeblind van wordt.
varken – Omdat een varken er van binnen ‘precies zo uitziet’ als een mens, zouden ze er in ziekenhuizen gebruik van moeten maken bij ontleedkunde.

vasten – Is eigenlijk alleen maar een hygiënische maatregel.
veldslag – Altijd bloedig. Er zijn altijd twee overwinnaars: wie slaag geeft en wie slaag krijgt.
verdriet – Werkt altijd louterend. Echt verdriet wordt altijd verborgen.
verkoop – Kopen en verkopen, levensdoel.
vervloeking – Altijd door een vader uitgesproken.
verzoening – Altijd voorstaan, zelfs als de tegenstellingen absoluut zijn.
vierkante cirkel – Geen mens weet wat dat is. Maar als erover gepraat wordt, je schouders ophalen.
vijgeblad – Symbool van de mannelijkheid in de beeldhouwkunst.
vinger – Gods vinger toont zich in alles.
vlag (nationale) – Bij het zien ervan gaat het hart sneller kloppen.
vogel – Wensen er een te zijn, en verzuchten: ‘Vleugels! vleugels!’ Kenmerk van dichterlijke ziel.
voltaire – Beroemd om zijn afschuwelijke grijns. Oppervlakkige kennis.
vork – Moet altijd van zilver zijn, dat is niet zo gevaarlijk. Bij het eten de vork in je linkerhand houden, dat is gemakkelijker en staat beter.
voorhoofd – Breed en kaal: teken van genialiteit of zelfverzekerdheid.
vooruitgang – Wordt altijd verkeerd begrepen en komt altijd te snel.
voorwerp – Het voorwerp waarmee een misdaad gepleegd wordt, is altijd stomp als het niet scherp is.
voorzienigheid – Wat zou er van ons worden als die er niet was?
vraag – Haar stellen is haar beantwoorden.
vrijbuiter – Erger dan vijand.
vrijgezellen – Leiden een liederlijk bestaan en zijn egoïstisch. Ze zouden meer belasting moeten betalen. Gaan een trieste oude dag tegemoet.
vrijheid – O vrijheid! Hoeveel misdaden zijn er niet in uw naam begaan! Wij hebben alle vrijheid die we nodig hebben. Vrijheid is geen vrijbrief (conservatief gezegde).
vroeg opstaan – Bewijs van karakter. Ga je ‘s ochtends om vier uur slapen en sta je om acht uur op, dan ben je lui, maar ga je om negen uur ‘s avonds naar bed en kom je daar de volgende ochtend om vijf uur uit, dan ben je een bedrijvig iemand.
vrouw – Het zwakke geslacht. Een rib van Adam. Zeg niet: ‘Mijn vrouw’, maar ‘mijn echtgenote’, of liever nog ‘mijn wederhelft’.

wals – Zoiets moet je een schandaal vinden. Wulpse, onreine dans, alleen oude vrouwen zouden een walsje mogen maken.
wandeling – Altijd na het eten een wandeling maken: goed voor de spijsvertering.
water – Het water van Parijs veroorzaakt darmkrampen. In zeewater is het licht zwemmen. Keuls water ruikt lekker.
watten – Vooral van nut voor de oren.
weer (het) – Eeuwige gespreksstof. Universele ziekteverwekker. Altijd over klagen.
werksters – Altijd lui. Echt huispersoneel heb je niet meer.
wetenschap – Een weinig wetenschap doet je van het geloof afdwalen, veel wetenschap leidt je er weer naar toe.
winter – Altijd uitzonderlijk (zie zomer). Gezonder dan de andere jaargetijden.
wiskunde – Maakt het hart dor.
woede – Doet het bloed koken. Zo nu en dan eens woedend worden, is gezond.
woestijn – Beeld van de oneindigheid. Daar waar men niet kan wonen. Levert dadels. De kameel is het schip van de woestijn.
woordenboek – Belachelijk vinden: ‘Is enkel gemaakt voor onbenullen.’ Rijmwoordenboek: het gebruiken? Schande!
wijfje – Term alleen te gebruiken voor dieren; in tegenstelling tot het mensenras zijn bij de dieren de wijfjes minder mooi dan de mannetjes. Voorbeelden geven: fazant, haan, leeuw, enz.
wijlen – ‘Wijlen mijn vader’, en daarbij til je even je hoed op.

zaken – Gaan voor het meisje. Een vrouw kan beter niet over de hare praten. Zijn het hoogste goed dat er is in het leven. Zaken gaan voor. Alles draait daar om.
zanger – Slikt elke morgen een rauw ei om zijn keel te smeren. Een tenor heeft altijd een aangename, gevoelvolle stem; het timbre van een bariton streelt het gehoor; en een bas heeft een machtig stemgeluid.
zee – Onpeilbaar diep. Beeld van de oneindigheid. Wekt hogere gedachten. Aan zee moet je altijd een verrekijker hebben. Bij de aanblik van de zee altijd zeggen: ‘Wat een water! Wat een water!’
zeelui – Altijd stoer.
zeeschuim – Komt uit de aarde. Er worden pijpen van gemaakt.
zeeziek – Wie niet zeeziek wil worden, hoeft alleen maar aan iets anders te denken.
zelfmoord – Bewijs van lafheid.
zenuwen – Begrijpt men niets van een ziekte, dan wordt er gezegd dat het zenuwen zijn; deze verklaring stelt de toehoorder tevreden.
zenuwziekte – Altijd tics in het gezicht.
ziek – Om een zieke op te monteren: lachen om zijn ziekte en zijn pijn bagatelliseren.
zomer – Altijd uitzonderlijk (zie winter).
zondige lusten – Term waarmee de pastoor vleselijke verlangens aanduidt.
zorgen – Iemands zorgen worden alleen maar groter, als hij bij de pakken neer blijft zitten, en geen vinger uitsteekt.
zoutvaatje – Als je het zoutvaatje omgooit, brengt dat ongeluk.
zuchten – In de nabijheid van een vrouw moet er diep worden gezucht.
zwaan – Zingt tijdens het sterven. Kan met zijn vleugel iemands dijbeen breken. De zwaan van Cambrai was geen vogel maar een mens die de naam Fénelon droeg. De zwaan van Mantua is Vergilius; die van Pesaro: Rossini.
zwaard – Echt bekend is alleen het zwaard van Damocles. Met heimwee terugdenken aan de tijd dat men het nog droeg. ‘Zo onverschrokken als zijn zwaard’. Soms heeft het nooit dienst gedaan.
zwaluw – Noem ze nooit anders dan: ‘Voorboden van de lente’. Aangezien het onbekend is waar ze vandaan komen, zeggen dat ze komen van verre oevers. (Poëtisch).