Klassiek Letterkundig Pantheon is een reeks van oudere Nederlandse teksten, wetenschappelijk bijgezet en dus onbereikbaar voor de vakantielezer. Die mist daardoor bijvoorbeeld de Moriaen, een van de allermooiste ridderromans die er te vinden zijn.
 
Het verhaal is bewaard in de kolossale Lancelot-compilatie, de verhalenverzameling uit het begin van de veertiende eeuw, een repertorium waaruit een verteller in die tijd zijn stof voor een mondeling optreden kon putten.
Dat was toen ten dele bij het publiek bekende stof: de edelen, de geestelijken en wie weet een aantal gegoede burgers daarbij, waren vertrouwd met Koning Arthur en de ridders van de tafelronde. Men kende Walewein, de wijze wonderdoener, Lancelot, de drakendoder en hoofse geliefde van koningin Genovere, Perceval, de graalridder, en Keye, de spelbreker die de hofhouding leidde.
Men kende ook de traditionele verhaalgang: de harmonie van het hof wordt van buitenaf verstoord, een avontuur dient zich aan; een van de koene ridders trekt de buitenwereld in om de klus te klaren, maar vooral om nog eens te demonstreren hoe er beschaafd geleefd kan worden. Soms gaat een jonge, onervaren held op pad; hij leert het vak met vallen en opstaan en uiteindelijk wordt hij dan ook zo’n modelbouwer.
In de lage landen had men een voorkeur voor Walewein, de aanvoerder van de hovelingen. In Frankrijk had die al aan het eind van de twaalfde eeuw moeten wijken voor onbekendere helden. Evenals de ongelukkige minnaar Lancelot werd hij op ironische wijze ten tonele gevoerd of zelfs in een negatief daglicht gesteld. ‘Wij’ putten meer direkt uit Britse bron, gaven onze zonen al vroeg de naam Walewein, en hielden hem hoog. Onze oorspronkelijke ridderroman Walewein (de ridder op zoek naar het schaakbord), dertiende-eeuws hoogstwaarschijnlijk, is een en al harmonie.
Een voorbeeld daaruit. Als de held met zijn geliefde door het bos rijdt, wordt zij door een onverlaat onhoofs bejegend. Walewein roept hem tot de hoofse orde, meerdere malen. De schoft houdt zijn handen niet thuis; dat kost hem zijn leven. Het paar komt bij een kasteel, de heer des huizes blijkt de vader van het verse lijk, dat bloedt uit al zijn wonden als het langs Walewein wordt gedragen: die is dus de dader. Het gastrecht wordt geschonden: onschuldig worden zij in de kerker gesmeten. Op voorbeeldige wijze weten zij te ontsnappen. Wéér een onbeschaving aan de kaak gesteld…
 

Met deze voorkennis gewapend stappen wij in de kring van de verteller. De titelheld van de Moriaen is de zoon van Perceval, maar sommigen zeggen dat zulks niet kan, want de graalridder is maagdelijk, dus moet het wel zijn broer zijn, Acglaval. Hoe het ook zij: het verhaal kan beginnen. Hier volgt het als scenario. Het blijkt tenslotte zo spannend en mooi, dat het ooit een film zal moeten worden.

 

Scène I: Arthur houdt hof. Een zwaargewonde ridder arriveert. Hij doet de groeten van Perceval, die al lang van huis is. Jammerklacht van de koning: in deze barre en gevaarlijke tijden zou die onmiddellijk hier moeten komen, wie gaat hem halen? Keye biedt zich als altijd aan en wordt weggehoond. Walewein dan: dat is de goede!
Maar onverwacht biedt ook Lancelot zich aan. Weigeren kan niet. Als dat maar goed gaat: de drie beste helden van huis, terwijl vreemde volken op de loer liggen!
Algeheel gejammer.
 

Scène 2: Walewein en Lancelot op weg. Ontmoeting met een zwarte ridder, zwart van harnas en huid. Een onstuimige jongeling die zijn naam niet wil zeggen. Zulk onmatig gedrag moet worden gestraft: Lancelot trekt het zwaard.
Enorm gevecht, waarin na veel heen en weer een onbeslist wordt bereikt, bedenkelijk voor de ervaren ridder, niet gek voor de newcomer.
Walewein voegt de Moor een paar voorzichtige, beschavende woorden toe. De zwarte vechtersbaas verklaart zich nader: zijn moederlandje is in nood, vreemde volken liggen op de loer, zijn vader is al lang van huis, zijn moeder kon het alleen niet aan, een mannenhand is nodig: die van zijn vader Acglaval.
Walewein en Lancelot stellen voor gedrieën op speurtocht te gaan: Perceval en Acglaval zoeken, dat gaat in één moeite door.
 

Scène 3: Het drietal komt bij een kruispunt van wegen. Rechtdoor is het Land van Onrede, linksaf de zee, rechtsaf het Wilde Land met de Draak: Een spannend moment: wie neemt welke weg? Het publiek denkt het te weten.

 

Scène 4: Walewein volgen we het eerst. En natuurlijk gaat hij, de modelheld, rechtdoor en niet naar zee. Onderweg door het Land van Onrede straft hij een onhoofse ridder af die zich wil vergrijpen aan een Dame. In het nabije kasteel – we kennen het verhaal al uit de Walewein – begint het lijk te bloeden. Walewein, de gast, wordt ‘s nachts door het hoofd van de hofhouding van zijn wapens beroofd en de volgende ochtend weerloos meegetroond naar het kruispunt van wegen om daar demonstratief te worden terechtgesteld. Hoe loopt dat af?

 

Scène 5: Intussen zoekt de zwarte ridder de weg naar zee. ‘s Avonds laat komt hij aan de kust. Niemand durft hem over te zetten. Ridders mogen dan wel de Moren als medemensen hebben leren zien, voor de gewone man is het zo ver nog niet: daar staat de droes op het strand! Wat nu? Op eigen kracht zal het niet lukken, dus terug naar het kruispunt. Net op tijd om Walewein van de galg te redden!

 

Scène 6: Intussen… Nee hoor, het verhaal van Lancelot blijft uit. Terwijl Walewein van de hem toegebrachte wonden geneest, snelt een boodschapper van Arthurs hof toe, de broer van Walewein: Gariët. Het land is in nood! De koning is geschaakt, de koningin bedreigd.

 

Scène 7: Snel handelen geboden: Moriaen en Gariët gaan naar Engeland over zee om Perceval en Acglaval te zoeken: Walewein gaat naar het Wilde Land om Lancelot op te sporen.

 

Scène 8: Gariët en Moriaen slagen: de broers worden gevonden. Perceval gaat mee. Acglaval is nog te ziek en komt later.

 

Scène 9: Lancelots verhaal: hij rijdt recht op de draak af en doodt het ondier met grote moeite. Uitgeput valt hij ter aarde. Een valse held sluipt toe en hakt de rechtervoet van het beest af als bewijs van zijn heldendaad. Hij loopt op Lancelot toe om hem uit de wereld te helpen, en daar is Walewein. Net op tijd. Schurk gestraft, Lancelot gered. Lancelot heeft geen tijd om het bekende avontuur af te maken (naar het paleis gaan om de beloning in de persoon van de prinses op te eisen en weer af te staan uit liefde voor de koningin aan Arthurs hof) – ze moeten direkt naar het kruispunt van wegen.

 

Scène 10: Nauwelijks bekomen van de afgang, trekt Lancelot met alle anderen mee naar zijn aanbeden koningin. Maar niet hij, of Walewein of Perceval, weert zich in de veldslagen het best: Moriaen is de held van de dag.

 

Scène 11: Na de overwinning, waar zelfs Keye niets aan af kan doen, rest nog slechts het herstel van het kleine moederland: vader Acglaval wordt weer op de been geholpen en het land Moriane in ere hersteld.
De oude helden gaan vermoeid terug naar het aan prestige ingeboete hof, de nieuwe held, zwart en wel, is de hoop voor de toekomst.
 

De wetenschap heeft het er niet bij gelaten. Het verhaal zit vol fouten. Zo kan het nooit de bedoeling zijn geweest: Walewein heeft te veel tekst, Lancelot te weinig. De struktuur klopt niet. Een oer-Moriaen heeft er heel anders uitgezien.
Die Lancelot bijvoorbeeld. Die hoort in het verhaal niet thuis. Zijn opkomst gaat gepaard met een tijdfout: zijn kompanen brengen beiden een nacht door, Walewein in het kasteel, Moriaen op zijn weg naar zee en terug. Lancelot echter rijdt rechtstreeks naar de draak, brengt die om, maar geen nacht door, en daar duikt Walewein op terwijl hij nog onrustig slaapt in het Land van Onrede.
Dat kan niet, zegt de wetenschap.
Bovendien is zijn verhaal oneigenlijk, het wordt afgeraffeld, het drakendodere sprookje wordt gebagatelliseerd.
Maar er is niemand in het publiek die de tijdfout merkt, niemand die iets anders zou willen dan dat het verhaal snel gaat, want we hebben immers, helden en meelevenden, haast: het land is in nood. Niemand die niet in de gaten heeft dat Lancelot, evenals Walewein vóór hem, niet meer de oude is. Wat is daar fout aan?
Denk je eens in, een verhaal als dit zonder de inbreng van Lancelot. Waar blijft dan het kruispunt van wegen, het dilemma van wíe gaat naar wáár? Moeten we dan een driesprong aannemen? Of één van de wegen onbenut laten? De hele ruimtelijke ordening zou dan naar de knoppen zijn, heel de spanning van hoe die drie vertelwegen op elkaar afgestemd zullen worden, zou dan zijn verdwenen. Hoe is het mogelijk: een verhaal dat zo rijk is aan mogelijkheden beroven van zijn vondsten.
Nog zo’n onzalig, wetenschappelijk oervoorstel: Acglaval is een zielige doublure, alleen nodig om het maagddom van Perceval te redden. Weg met hem. Zie de droom over de graal die hij heeft: die komt alleen zijn broer Perceval toe.
Lees ook hoe de zwarte ridder na de schermutseling in het begin zijn vader noemt en hoe de tafelronderidders daarop reageren: ‘De koning heeft gezegd dat we de beide broers moeten zoeken.’ En dat heeft de koning helemaal niet gezegd, dat kunnen wij nalezen, hij heeft alleen maar om Perceval gevraagd!
Alsof het niet heel aardig is dat de ridders ter plekke verzinnen dat het om beide broers gaat, alsof dat voor Moriaen en voor ons niet heel overtuigend is, alsof met de grote held P niet de kleine held A inbegrepen kan zijn (zoals eertijds de grote en de kleine Ajax het werk deden). Alsof het verhaal niet steeds door verdubbelingen gekenmerkt wordt (zie de broers Walewein/Gariët, de twee zoektochten, de doublures van oude avonturen, de twee landen in nood, de twee ellendige hofhouders, Keye en zijn onredelijke tegenvoeter). Het echo-effekt is één van de verrassendste vondsten van het verhaal zoals het is overgeleverd. Werk het niet weg uit de film die we er van gaan maken. En zie af van die oertheorie.
 

Een scène waar ik mij veel van voorstel is het dilemma bij het kruispunt. Wie neemt het woord, wie het besluit als de kluizenaar die daar woont uitlegt dat rechtdoor de Onrede plaatsvindt, rechtsaf het ondier huishoudt en linksaf de zee lokt.
Wat een keuzemogelijkheden.

 

Toen zei mijn Heer Lancelot

Bij de heer die mij gebood

Heer Walewein wij moeten scheiden

Nu moet één van ons beiden

Deze ridders vinden

En ik zal mij wagen

Aan het gevaarlijkste avontuur

U zult onmiddellijk rijden

Langs de weg die u kiest…
 

Dat hadden we niet gedacht, Lancelot nummer één, die Walewein de keus laat. Walewein, heer bij uitstek, laat dan toch zijn metgezel voorgaan en die kiest dan, hè hè, voor de draak. Een prachtige heen-en-weer-dialoog, die we zouden missen als we met de oergissers in zee zouden gaan.
De heren komen tot een besluit.
En Moriaen dan?
Voor hem lijkt niets weggelegd, hij moet naar Arthurs hof om nog wat beschavingslessen te nemen. Maar de jongeman komt tussenbeide:

 
De zwarte sprak tot hen beiden
Voor wie zou ik me zelf dan houden
Ben ik minder of zieker
Dan één van u beiden
 

Nee, ik ga op eigen gelegenheid, en wel naar zee. Dat die weg uitgerekend de goede weg zal blijken te zijn zal het spel alleen maar mooier maken.

 

Moriaen is een klassiek verhaal. Men moet het niet klassieker willen maken. Het zit uitstekend in elkaar, het is geestig en spannend, het geeft verrassende draaien aan overbekende motieven, en het heeft ook nog wat te zeggen: het wil af van wat oud is en versleten. Nieuw leven in de brouwerij van het hof en zijn verhalen.
In de Lancelot-kompilatie staan meer van die smaakmakers. De wraak van Ragisal, De ridder met de mouwen. Het zijn klassieke verhalen, in het Pantheon bijgezet als dood en begraven. Maar ze zijn springlevend en wachten op hun kans.
Het zijn scenario’s van hoge klasse, strukturen op weg naar een andere struktuur (zo definieerde Pasolini een scenario). We moeten ze misschien eerst lezen, in vertaling als het even mag, maar liever horen en nog liever zien.
Moriaen als film. Wie tekent ervoor?
 

De tekst van de Moriaen is wetenschappelijk uitgegeven door Hanneke Paardekooper-van Buuren en Maurits Gysseling, in: Klassiek Letterkundig Pantheon, nr. 183, 1970.