Munch: rood gebouw met wit paard
 
Dit is het huis, het rustig bloedend vlak
waarin wij wonen, maar wij zijn er niet.
Er leidt een weg naar toe van felle, onaardse
kleur waarover schaduwen
vallen als bomen uit de grond geraakt.
Daaraan het wit, teruggebracht, in schemer
verzonken wachtend op wie het bevrijdt
van plaats, er zonder bit of toom tot buiten
de nacht mee rijdt naar mogelijk eetbaar gras.
En jij die op de voorgrond, zo
dichtbij dat ik je haast niet zie, post vat
met open mond voor mij en kijkt en zwijgt.
 
 
 
Vermeer: schrijvende vrouw
 
Natuurlijk is zij bedacht
maar wat heb ik daarmee te maken.
Ik wil haar alleen maar aanraken,
daar waar zij op mij wacht
 
tussen haar orthogonalen,
stoel naast de lijst gezet
om mij over te halen.
Toe dan. Ik vraag belet
 
juffrouw, om de zinnen te lezen
die u schrijft in het licht
en die op de weggesmeten
prop onder uw gezicht.
 
Pas als ik ben verdwenen
langs het nat-in-nat van haar mouw
door haar dicht gelittekend
doorboord linkerooglid heen
 
zie ik je. Krimpend. Jou.