Een schrijver krijgt van een literair tijdschrift het verzoek om een roman te schrijven die past in het holletje van een vingerhoed. Hij zet zich aan tafel, kapt het topje van de vingerhoedvinger en schrijft op de nagel daarvan een pil van een roman, De badmuts, neer: ‘Napoleon droeg een zwarte steek van stof op zijn hoofd. Had hij een badmuts gedragen, hij was droog gebleven.’
De aldus verrijkte vingertop stopt hij in een vingerhoed, de vingerhoed in een lucifersdoosje en – bang dat het kleinood tussen de bergen post verloren zal gaan – het lucifersdoosje in een rijkelijk gewatteerde schoenendoos. Nadat hij de letters B A T A op het deksel heeft doorgestreept, pakt hij het hele zaakje in en brengt het naar het postkantoor. Aangezien er bloed uit druppelt, vragen ze of hij soms biefstuk gaat verzenden want dat mag niet. ‘Nee’, zegt hij, ‘een bloedige roman.’ ‘Dat’, zeggen zij, ‘kunnen we niet verbieden, maar wel graag het adres van de afzender achterop.’

Voor een goed begrip van zaken moet ik nu eerst even uitweiden. Weet dan dat de auteur in kwestie een land bewoont dat de vrijheid van meningsuiting vreselijk hoog heeft, laten we zeggen zo hoog als het bovenste topje van de vlaggestok. Die vrijheid komt ondermeer hier op neer dat de namen van erkende schurken alleen maar op schrift mogen worden gesteld als ze voorzien zijn van het benodigde aantal invectieven.
Zodra de redactie de inhoud van de vingerhoed verslonden heeft, mompelt ze dan ook eensgezind: ‘Daar zal hij last mee krijgen.’ Doch wat is last in het schijnsel van de eeuwigheid! Nee, het probleem ligt ergens anders: jij legt het ei en een ander doet of hij de kip is. Of nog erger: de haan. Dus een paar jaar later prijkt er al een debuut van jewelste naast de kassa’s van alle boekhandelaren waarvan de titel luidt De badmuts van Napoleon. De naam van de schrijver kan buiten beschouwing blijven. Dit boek nu bevat één keer het woord badmuts tegen zes en zestig keer het woord abject, veertig keer het woord fascistisch, acht en dertig keer het woord sinister, twee en dertig keer het woord zwart, vijf en twintig keer het woord misdadig, negentien keer het woord onmenselijk, twaalf keer het woord crimineel, tien keer het woord psychotisch, negen keer het woord moordenaar, zeven keer het woord Satan, vijf keer het woord demonisch, drie keer het woord ziek en twee keer het woord fout. Hiermee wordt een openlijke gooi naar de Nobelprijs gedaan.
Toch zeggen de critici niet: ‘Fijn, dat het de burger weer eens allemaal onder zijn neus wordt gewreven.’, maar: ‘We geloven het wel. Dit soort boeken zijn wij langzamerhand meer dan beu, spuugmisselijk, zat.’ Hoe kan dat, is er een wonder geschied? Geenszins, we zijn alleen maar in het jaar 2001 beland, en sommige eeuwwendes – het is haast niet te geloven – wenden écht. Eindelijk kan de literatuur weer onbevangen haar vleermuizigste vleugels uitslaan. De Nobelprijs zal voortaan Kafkaprijs heten en de trofee, een zwartbronzen kraai, zal in het diepst van het hart van de stad Praag worden uitgereikt.

En hoe vergaat het onze correcte debutant? De stortvloed aan slechte kritieken regent als een koude douche op hem neer. Hij vlucht naar Amerika. Dat vermag niet te verhinderen dat hij verkouden wordt, een ontsteking ontwikkelt in zijn kleine longetjes, en sterft. Had dan ook tijdig een badmuts opgezet, dan was je droog gebleven!