Onder het scheren dacht hij altijd aan haar. Hoewel, ‘dacht’? Dat klinkt te nadrukkelijk. Beelden kwamen er niet aan te pas, woorden evenmin, de laatste tijd kon hij soms zelfs alleen via het ezelsbruggetje van de linkse prinses op haar naam komen – wat hij als een goed teken beschouwde. De herinnering betrof hoogstens nog een vaag, niet nader te definiëren gevoel van vernedering.
Veertien jaar geleden, op de ochtend van zijn zesendertigste verjaardag, had zij, juffrouw Irene van de afdeling inkoop, hem, meneer Egbert De Schwarz, directeur van het bouwmaterialenbedrijf Marinus de Schwarz & Zn (hij was die zoon), met een ivoren brievenopener in het gezicht verwond.
Uit zelfverdediging, had ze later tegenover de politie verklaard. Meneer De Schwarz had haar willen verkrachten. Hij had haar op zijn kantoor geroepen, om een uur of elf, rond koffietijd, zoals wel vaker gebeurde, meteen na haar binnenkomst de deur afgesloten en haar, onder het uitkramen van ronduit obscene taal, ruw beetgepakt en achterover op zijn bureau gedrukt, vlak naast een open gebaksdoos vol roomsoezen. Ze had gedacht: Ik wrijf hem zo’n soes in zijn smoel. Maar toen had ze die briefopener zien liggen.
De wond, een flinke jaap in zijn linkerkaak en -wang, had een litteken nagelaten, een blauwige streep waar nooit baardharen hadden willen groeien.
Het incident met juffrouw Irene – met dat eufemisme was de aanranding de familiegeschiedenis ingegaan – dat vervelende incident met juffrouw Irene – dat in zijn versie van het verhaal als een pijnlijk misverstand werd gekwalificeerd, soms, tegen vrienden, als hij teveel gedronken had, ook als een brutale verkrachting van de feiten (die geile teef had alles in scène gezet met de bedoeling hem te chanteren) – dat incident had het leven van De Schwarz definitief in tweeën gedeeld.
Vóór het incident bestond het uit louter zakelijke successen en gezinsgeluk – enfin, fotoboeken en dia’s genoeg om dat te bewijzen. Uit de laatste jaren ook kilometers film. Meneer De Schwarz gold als een verwoed amateurfilmer. Helaas liet zijn werk hem te weinig tijd voor die liefde.
Na het incident was alles anders geworden. Met drie maanden gevangenisstraf – gecamoufleerd door een uitgebreide zakenreis naar en door de VS, zodanig gearrangeerd dat hij via derden ansichtkaarten aan vrienden en bekenden in Nederland liet sturen – was hij er nog genadig van afgekomen.
Maar met het gezinsgeluk was het gedaan. Zijn vrouw wilde geen dag langer bij hem blijven. En zijn kinderen, De Schwarz had twee zoons, Albert en Willem, beiden uit een eerder huwelijk (hun moeder was tijdens de bevalling van Willem doodgebloed), verdwenen naar het buitenland. Albert (19) onmiddellijk, Willem (16) twee jaar later.
Albert volgde in Madrid de filmacademie, bleek getalenteerd (was onder meer regie-assistent bij Carlos di Stefano, Heldinnen worden niet geboren) en bouwde een, althans uit artistiek oogpunt, betrekkelijk succesvolle carrière als cineast op. De Spaanse vrouwen waren dol op zijn accent.
Willem was het slechter vergaan. Een jaar gekelnerd in Parijs, daarna, ‘op zoek naar een spiritueler cultuur’, twee jaar als straatmuzikant, ‘dan leer je de mensen pas kennen, in de directe confrontatie met de muziek’, maar ook bedelend en stelend, door Zuid-Amerika gezworven.
Op een dag klopte Willem totaal onverwachts bij Albert aan, ondervoed en gebroken, zijn enige plannen waren zelfmoordplannen. Albert probeerde hem die uit zijn hoofd te praten, bezorgde hem allerlei baantjes en zelfs een vriendin, maar niets hielp. Willem wilde dood – maar zo, godverdomme, dat zijn vader het zijn leven lang zou voelen. Eén van die zelfmoordfantasieën werkte hij tot in de details uit in een verhaal. Albert las het en was razend enthousiast. Hij wilde het verfilmen. De zelfmoord en alles wat eraan voorafging, het hele familiedrama, zo authentiek mogelijk. Er was natuurlijk maar één man die in aanmerking kwam voor de hoofdrol.
Mevrouw De Schwarz had na het incident haar meisjesnaam weer aangenomen, Margriet van Dongen. Ze wilde haar ex-man nooit meer zien, onder geen enkele voorwaarde. Met Albert en Willem had ze nog sporadisch contact, geen van de partijen verlangde naar méér. Met juffrouw Irene, wier versie van het incident zij onmiddellijk had geloofd, was ze min of meer bevriend geraakt.
Op een druilerige dag in mei kreeg mevrouw Van Dongen, die goed was voor twee pakjes inktzwarte Bastos en een fles whisky per dag, een fatale hartstilstand. Vier dagen later werd ze gecremeerd. Onder het handjevol aanwezigen waren juffrouw Irene, Albert en Willem. En, tot woede van iedereen, meneer De Schwarz, die – net als prins Bernhard – zijn baard had laten staan. Het litteken was niet meer te zien.
De volgende morgen werd Egbert De Schwarz, weer thuis, dood op zijn bed aangetroffen. Met messteken om het leven gebracht, het gezicht onherkenbaar verminkt.
Hangende het politieonderzoek moesten Albert en Willem in het land blijven. Wel kregen ze toestemming om in het huis van hun vermoorde vader te logeren.
Albert maakte van de gelegenheid gebruik om door zijn vader gemaakte films te bekijken, vooral van vóór het incident. Hij hoopte materiaal te vinden dat hij in zijn zelfmoordfilm kon monteren.
Tussen alle familiekitsch troffen de broers, tot hun verrassing, een aantal pornofilmpjes aan van eigen, klungelige makelij. Eén daarvan had een duidelijk sadomasochistische inslag. Willem kon van woede en schaamte nauwelijks kijken, Albert moest grinniken om het gedoe met leer en zweepjes.
Totdat het lachen ook hem verging: van een wijdbeens, naakt, met leren riemen om dijen en bovenarmen op een onduidelijke metalen stellage vastgebonden vrouw was heel even, in een nerveuze camerabeweging, het gezicht zichtbaar. De geile teef, fluisterde hij.