H.C. ten Berge schreef in 1977 in het eerste nummer van het vernieuwde Raster: ‘De redactie stelt zich een tijdschrift voor, waarin voor geavanceerd werk uit binnen- en buitenland blijvend een plaats wordt ingeruimd; voor werk dat afwijkt van gangbare of voorspelbare procedés en dat een minder gebruikelijke verschijningsvorm heeft. Met andere woorden, zij toont zich niet afkerig van het experiment in welke vorm of van welke aard dan ook.’ Het is een uitgangspunt dat onveranderd is gebleven.

Ten Berge had zes jaar lang, van 1967 tot 1972 een tijdschrift genaamd Raster uitgegeven onder zijn eenmansredactie. Het tijdschrift verdween, maar de naam leefde voort in een serie Rasterboeken, waaronder Jacq Vogelaar’s Kunst en kritiek, Ten Berge’s De dood is de jager en Graf voor Anatole, het aangrijpende boek van Stéphane Mallarmé in vertaling van Rein Bloem.

Tien jaar later, in 1977, begon Ten Berge Raster opnieuw en nu met een redactie uitgebreid met Vogelaar en verder Pieter de Meijer en J. Bernlef. Vooral de keuze voor de laatste redacteur was veelzeggend voor het tijdschrift. Tegen alle verwachtingen in gingen Ten Berge en Vogelaar niet in zee met Van Marissing of Bloem, maar nodigden ze een buitenstaander uit om de redactie te versterken. Ten Berge vertrok al snel, na drie jaargangen. Vanaf nummer 13 trad Hans Bakx toe tot de redactie. Opvallend is dat de belangstelling voor buitenlandse poëzie die Ten Berge ontplooide in Raster, een vervolgd kreeg door de praktijk van Bernlef, die niet alleen Amerikaanse poëzie vertaalde maar ook Zweedse dichters zou ontdekken. Latere redacteuren als Willem van Toorn en K. Michel zouden deze lijn doortrekken. Tot op het eind toe is er vertaalde poëzie in Raster verschenen.

Iedere redacteur die vertrok nam plaats in de redactieraad die tot op het eind in 2008 in volledige bezetting is blijven bestaan. De Meijer werd als redacteur vervangen door Cyrille Offermans. Bernlef door Hans Tentije, al bleef de eerste nog zeven jaar redacteur nadat Tentije er in 1981 bijkwam. Nieuwe redacteuren waren verder Nicolaas Matsier en Marjoleine de Vos. Constante in de redactie was Kees Nieuwenhuijzen, die al vanaf 1967 Raster vormgaf.

Kenmerkend voor Raster was het avontuur dat het aanging en het gegeven dat het tijdschrift de taalgrens niet als barrière zag. Thema’s werden zowel breed als speels uitgediept. Het buitenlandse werk bleef niet exotisch; het werd op de eigen literatuur toegepast. Op iedere vertaling werd gereflecteerd, door de redacteuren en vaak ook door de vertalers en soms door een derde. Wat dat betreft bedreef Raster een expansieve vorm van literatuur. Het creëerde een brede ruimte voor veelsoortige teksten.

Een groot aantal belangrijke, buitenlandse auteurs zijn door Raster in het Nederlands geïntroduceerd. Calvino, Barthes, Duras, Cortàzar, Kluge, Kiš, Gadda, Lezama Lima, Themerson en vele anderen. Ook is er een aantal Nederlandse auteurs in het blad gedebuteerd: ondermeer Hans Faverey, Rolf Orthel, Kees ’t Hart, Jan H. Mysjkin, Cyrille Offermans, Martin Reints, Tonnus Oosterhoff, Walter van der Kooi, Henk Simons, Frans Kuipers en Patricia de Groot.

Raster dreef op ideeën. Uit die ideeën kwamen afleveringen voort zoals die over gestoorde teksten, over de groteske, het fotobijschrift, de levensloop, fictieve genres, meneren in de literatuur, imaginaire reizen en nuttige gedichten. Er ontstonden bestiaria, een boek over kleur en een vergeetwoordenboek.

In alle afleveringen stond poëzie, binnenlandse en buitenlandse. Voor buitenlandse literatuur was sowieso veel aandacht, wat resulteerde in nummers opgebouwd rond het werk van belangrijke auteurs zoals Barthes, Themerson, Sjalamov en Diderot en zelfs nummers gewijd aan één boek (Bouvard et Pécuchet, Der Mann ohne Eigenschaften, Gullivers Travels).

Wat Raster dreef was nieuwsgierigheid, belangstelling voor het onbekende, enthousiasme voor nieuwe ideeën en ontdekkingen. Steeds speelde de vraag mee: waar gaat het ons om in de literatuur? Een vraag die belangrijker is dan de vraag waarover iets gaat of welke positie men inneemt op de literaire landkaart. Wat heeft de literatuur over welk onderwerp dan ook te melden, wat valt er met literaire middelen over een onderwerp te zeggen (wat met andere middelen en media niet zou kunnen). De werkelijkheid, de reële, de onmogelijke, de onoverzienbare, de geschreven of verbeelde werkelijkheid was nogal eens de omgeving waar de teksten zich een weg in zochten. In dat zoeken ging het vaak over lezen en schrijven maar ook altijd over de plaats en de werking van de literatuur in de actualiteit.

Aan het eind van het bestaan van Raster werd er opnieuw geëxperimenteerd met het tijdschrift als boek pur sang. Bernlef publiceerde zijn vertalingen van de Amerikaanse dichters Elizabeth Bishop en Marianne Moore. Er verscheen een ‘reader’ uit het werk van Calasso en een ‘afscheidsboek’ van Joeri Olesa. Jacq Vogelaar maakte nog een aantal losse nummers en vroeg enkele gastredacteuren een nummer te maken. Het was een uitgesteld einde dat in 2008 uiteindelijk toch kwam.

Raster verdween als tijdschrift (in boekvorm). Dat betekent niet dat de geest van ‘geavanceerde literatuur uit binnen- en buitenland’ verdwenen is. Deze site hoopt die geest onderdak te kunnen bieden en daarmee de realiteit van een zichtbaar bestaan.