De veelgestolene

Als zij loopt zoals ze loopt, zoveel
benen en ik zie haar gaan en kijk
hoe ze voet voor voetje werkelijk

wordt, die schoenen die ze borstelt als ze
recht voorover in het strooizout valt
wil ze nooit meer uit, zo ben ik echter

zegt ze, uit haar ene gang groeit haar
volgende, zij doet maar raak (zomaar
is ze werkelijk door mij heen en klaar).
 
 
 
Hoezo herhaling

In een ongewoon licht
rijden de straten vandaag,
helder als nooit tevoren.

Zand op de wind, een geur
van oude bureaus uit een zwembad,
iemand die hoog in een huis de ramen bespeelt

het schrift gegeven, lees
tussen de vlugge tekens de weg, hoe de voet
terloops bij het asfalt vandaan gaat,

het zo weer vindt in de ruimte
tussen twee oogopslagen.
 
 
 
Rand

Wat je nu zegt verplaatst lucht
over een kleine afstand,

kleiner naarmate je zachter,
haastiger praat:

Tot waar het weer waait’. Een plek
opzij van het kijken.

Verwachting loopt naar de rand.
Niet te bereiken.