1

 

In de Doorlichtingsbarak

vol gevaarlijke straling

hangt een groengeel affiche

‘Lucht het behoud van uw longen’

 

Vrolijk kleppende harten luiden

‘t vet de kerk uit,

zoals te zien op plakkaten

in ‘t huis van dokter Hartenaas.

 

Fonkelende spar, geschilderd

op de loods van Zagerij Denneboom!

Houtspaanders jagen als wespen de stad door, geel, honinggeel.

 

Iedereen moet gezond zijn.

Iedereen moet heel gezond zijn,

blaken van gezondheid, vrolijk zijn

als een hakmes uit Solingen!

 

De Lower Manhattan Skyline

lacht ons toe op de ansicht,

maar hoor je dan niet op 5th Avenue

Kojaks lugubere sirene?

 

Valium brult achter loketten

in de traanogende apotheken;

dronken keizers Unilever en Unox

steken de bloedvaten in brand.

 

Plaag de kinderen, wespen.

Doordrenk ze van werkelijkheid.

Het affiche is onze vijand.

De wespen zijn onze vrienden.

 

 

 

2

 

‘er zijn solitaire en sociaal levende wespensoorten’

(Uit een Leerboek; 1947)

 

De wespen dreven hun mes in mij

dertig heel dunne mesjes

bij een landelijke telefoonpaal

 

Je moet niet in korven roeren

ook niet als je klein bent

-Dat wordt steken!

 

Zo vredig de weg in donzig ’48

Zo zachtjes gonzend de telefoonpaal,

zo venijnig de wespesteken

 

Ik roerde met een tak,

zij roeiden met dertig angels

Ieder heeft zo zijn riemen

 

De wespen onderwezen mij

in de kracht van de armere klassen

Zij die alleen hun angel bezitten

 

De wet van de wesp luidt

Steek, houd je angel. Anders gezegd

De waarheid is geen kerk maar een wesp

 

Anders gezegd: wespennesten

hangen in telefoonpalen of kerkers

Overal wacht, heus, de angel

 

 

 

3

 

In Jaar 199

leefde Wesp al

en jij niet

Elckerlijc

 

Massieve wielen

en toverspreuken

bont beschilderd

door de modder

 

In hutten van armen

hing aan de balken

de wespenkorf,

hun televisie

 

Het Nederlandse Wapen

Twee wespen, angel

in angel, honingkoek

tussen hen in

 

Je houdt niet van hem

maar je duldt hem,

en zijn luid huis

van de grondwet gebouwd

 

wij eisen

sappen, limonades

likeuren alsmede

der peren val

 

Gehoorzaam de wesp

en zijn angel: zet

zoetigheid op je tafel

Geliefkoosde dranken

 

Onder de linden

is het goed toeven,

kleverig

met een wesp in je glas

 

De wet van de wesp

is ouder dan wielen

hard als dood water

in de winter

 

Tot prinsjesdag, in september

leven de wespen, daarna

gaan zij op recès en

sterven een voor een

 

 

 

4

 

De burchten van de wespen

zijn in de herfst verlaten

Kortstondig Vespapolis staat leeg

De oude koningin ronkt in haar schuilhut

Dode roofridders kleuren ‘t veld

 

De papieren slotbruggen

de gekauwde torens en omgangen

wapenschilden en vlaggen,

zijn glossen bij de winter

Als afgeslagen hoofden

met hun windingen en raten:

burchten gekauwd uit boomschors,

verslagen vijanden –

Op de wenteltrappen

stemt geen wesp langer zijn gitaar

 

De sombere zangers met hun ene zang

‘Alle bezit is diefstal’

de honingrovers,

zijn van hun paarden gevallen

hun zwaarden zijn gevallen,

zij liggen op het veld

 

Door de roofburchten

door de papieren kastelen

over de grijze wenteltrappen

die de meesterhand verraden

Over trappen waar de zang verstierf

sluipt herfst met zijn rugzak

Niemand speelt nog mastermind

bij het nagloeiend haardvuur

 

Slaap gerust, in de winter

Slaap onder je uithangbord

in de grijze wespenkorf van de stad

(Sneeuw is jullie vrede, ijs is jullie vrede)

Geen wesp zoemt voor

je venster als de sneeuw zachtjes valt