Geen
 
er is geen mens die mij vaarwel zegt
er is geen mens die een ander vaarwel zegt
er is geen mens die de doden vaarwel zegt, als deze ochtend aanvangt
 
er is geen grens aan deze ochtend
 
behalve de taal, gericht op de grenzen die de grond verloor
behalve het verse vlees van de tulp, gericht op een ‘s nachts nog open
raam
behalve mijn raam, gericht op een taal die ik niet meer versta
 
er is geen taal
 
alleen het licht dat steeds weer martelt, martelt
de zaag die steeds weer zaagt in de nieuwe dag
alleen de tulp die zich roert, totdat ze zich niet meer roert
 
er is geen tulp
 
alleen het licht, dat vastloopt in de nieuwe dag
sterrenlicht, verstrooid in de slapende bagagewagen van de jakkerende
trein
het allerlaatste licht, dat langs een kindergezicht omlaag stroomt
 
er is geen licht
 
mijn bijl klieft vlees, ik hoor de kreet van de herder vóór de nieuwe dag
ik open het raam, hoor licht en ijs tegen elkaar schreeuwen
het is hun schreeuw die de ketting van de mist doet breken
 
er is geen schreeuw
 
alleen de grond
alleen de grond en zij die het graan vervoeren weten:
alleen om middernacht zingt de vogel die de nieuwe dag gezien heeft
 
er is geen nieuwe dag
 
 
 
 
 
bij dit soort weer
geeft het weer geen enkele zin
 
de grond heeft geen eigen terrein, het spoor heeft geen
richting
geweigerd door een afgemaakte droom
in een schoenendoos gestopt
beheerst door wat men niet aan kan klagen:
in de tijd die de worm heeft doorlopen
verlaat wie de dood vreest zich nóg meer op zijn vrees
 
bij dit soort weer
ben jij een onderbreking in dat weer
 
waar je naar kijkt, daar word je door vergeten
je ademt in wat het uitademt, het zet zich vast in jouw geur
als je ziet wat er verandert voor het licht wordt
krijg jij de kans te veranderen in gras
voortgaand onder de bomen, door mensen geplant,
vergeet je alles
 
bij dit soort weer
zul je noch aan de kant van het weer staan
 
noch aan die van het vertrouwen, maar aan de kant van de verzinsels
als het paardegetrappel geen woordenboeken meer verzint
laat dan jouw tong geen paardevliegen meer verzinnen
als tarwe in verzinsels rijpt, en daarna rot
eet dan de laatste peer in het lied van de nachtegaal op
eet haar op, en laat de klank van de winter achter op de tak
 
bij dit soort weer
werkt niets dan verzinsels
 
 
 
 
 
Ochtend
 
‘s ochtends of op enig uur, ‘s ochtends
droom je dat je wakker wordt, ben je bang voor het ontwaken
dus zeg je: je bent bang voor het touw, bang voor vrouwen
met vogelgezichten, dus droom je van je vader
die vogeltaal spreekt, die vogelmelk drinkt
droom je dat je vader alleen door het leven gaat
en ooit bij toeval, niet in de droom,
jou gekregen heeft, droom je de droom die je vader ooit droomde
droom je dat je vader zegt: dit is een droom die een dode ooit droomde.

je gelooft het niet maar neigt ertoe te geloven
dat dit een droom is, maar een droom, jouw droom:
ooit was het de handgreep van een fietsstuur
die de vorm behield die een hand erin gegrepen had
nu hangt het aan het buikje van je vader
ooit was het een foetus en weigerde geboorte
nu ben jij het, en kruipt terug naar die handgreep
je hebt alle details in je droom gedroomd,
zoals de tanden die je vader op de grond liet liggen, die je
fonkelend uitlachten, dus ben jij allerminst de dood,
niets dan een geval van dood: je hebt de dood van je droom gedroomd.