Er was een oude vrouw die meestal in haar huisje zat. Op een keer zag ze dat er roet uit de schoorsteen boven haar stookplaats naar beneden viel. De oude vrouw keek naar boven en ontdekte dat er boven op het trekgat een mythiese oude man zat, die zijn grote penis naar beneden liet zakken. De oude vrouw ging naar buiten en zei tegen de man: ‘
Ouwe, ik weet een betere plaats om het doen.’
De mythiese oude man antwoordde: ‘Is het heus waar wat je daar zegt?’
De vrouw liep voorop, de man volgde haar gretig. Onderweg zag ze de ingang van een vossehol. De oude vrouw schoot uit haar broek en ging snel met haar achterwerk over het gat heen liggen. Toen de man arriveerde zei ze tegen hem:
‘Ouwe, laten we hier gaan liggen en een nummer maken.’
De man stak zijn penis in de opening van het vossehol. Zijn geslacht was zo lang dat het de gang naar het hol helemaal vulde en er aan de andere kant weer uit kwam. Het was de oude vrouw niet ontgaan dat de penis door een andere uitgang naar buiten stak. Ze greep haar minnaar beet en zei:
‘Kijk eens, ouwe man, er is een vijandige vechtersbaas in de buurt!’
De mythiese oude man pakte zijn boog en speurde in het rond.
Toen zag hij dat er iets overeind stond. Hij spande de boog, schoot een pijl af en doorboorde zijn eigen pik. De man stierf ter plekke. De oude vrouw stond op, bracht haar kleding in orde en zei:
‘Als je maar weet dat je nu dood bent.’
Ze ging naar huis en leeft daar tot op heden.

Joekagieren Nciemnaya rivier, oktober 1901