De personages in de romans Kardinaal Pölätüo (1961), Generaal Piesc (1976), Euclides was een ezel (1985) en Hobsons eiland (1988), gerangschikt in volgorde van opkomst

Kardinaal Pölätüo: geboren in 1822 op Nieuwjaarsdag, verdediger van het Geloof, bedenker van de filosofie van het Pölätüoisme, bevriend met Prinses Zuppa, verwekte bij gravin Kostrowicki een zoon die bekend werd als de dichter Guillaume Apolinaire. Hij is niet onsterfelijk maar wel heel oud.

Douglas: Geestelijke, schreef op verzoek van Kardinaal Pölätüo het woordenboek der dromen, werd later een succesvol psycho-analyticus.

Prinses Zuppa: Sofia, dochter van generaal Piesc, bevriend met kardinaal Pölätüo en dr. Goldfinger, rookt sigaren.

Dr. Goldfinger: voornaam Arturo, vriend van Prinses Zuppa, redt Kardinaal Pölätüo door een visgraat uit diens keel te verwijderen, studiegenoot van Dr. Brzeski.

Generaal Piesc: voornaam Jan, werd enige tijd voor het begin van de eerste wereldoorlog geboren in een landhuis niet ver van Warschau. Was getrouwd met Ewa en had verhoudingen met een onbekend kindermeisje, met Prudence Prentice en met Amala. Verwekker van Lady Cooper, lan Prentice, de president van Boekoemla en Prinses Zuppa. Naar eigen zeggen nam hij deel aan evenzoveel veldslagen als hij verloor. Waarschijnlijk de enige generaal met een dun gouden plaatje in zijn schedel. Hij was winnaar van de Lotto en vergeter van een Missie. Zijn achternaam is het Poolse woord voor il pugno, ein Faust oftewel vuist.

Ewa Piese: vrouw van generaal Piesc, verlaat hem voor Dr Brzeski, erft het hele lotto-fortuin, gaat om belastingtechnische redenen op een van de Kanaaleilanden wonen.

Dr Brzeski: minnaar van Ewa Piesc, studiegenoot van Dr. Goldfinger.

Prudenee Prentice: minnares van generaal Piesc en moeder van lan. Leerde in haar jeugd handlezen bij de Zusters van het Heilig Hart. Tijdens een bezoek aan Polen om (samen met Lady Cooper die een half- zus van Ian is) de as van haar overleden zoon uit te strooien wordt zij verliefd op Dr. Kszak, de Minister van Imponderabilia.

Ian Prentice: zoon van Prudence en generaal Piesc, wiskundig genie. Werd geboren met het hart aan de verkeerde kant van zijn lichaam. Tijdens een vakantie op Mallorca wordt hij verliefd op Enmia Chesterton Brown, hij vraagt haar vader om haar hand en verdrinkt vervolgens op twaalfjarige leeftijd. Laat een traktaat na dat heet ‘Euclides was een ezel’.

Bernard St. Austell: schrijver, leidde een dubbelleven in de stad en op het platteland met respectievelijk zijn secretaresse Marjorie en zijn vrouw Anne, was vader van John en Piffin. Hij sterft in de trein, laatste woorden ‘let me go’ (volgens de stationschef) of ‘get me God’ (volgens een barmeisje). Kleur van zijn ogen onbekend.

Anne St. Austell: vrouw van Bernard, moeder van John en Piffin, na de dood van Bernard krijgt zij een verhouding met diens secretaresse Marjorie. Zij gaan op Mallorca wonen en worden daar bekend als ‘de dansende dames’.

Marjorie: secretaresse en minnares van Bernard St. Austell, na zijn dood krijgt zij een verhouding met diens vrouw Anne en samen met haar gaat zij op Mallorca wonen.

Madame B.: drijft een boekwinkel in Parijs, duikt in hoofdstuk 10 van ‘Euclides’ op om vinnig commentaar te leveren op o.a. de dansende dames die zij vergelijkt met de Furiën; in hoofdstuk 3 van ‘Hobsons Eiland’ komen Zuppa en Goldfinger via haar erachter dat de president van Boekoemla nog in leven is.

Tim Chesterton Brown: filosoof, getrouwd met Veronica, vader van Emma, verliest beide benen tijdens een bomontploffing.

Veronica Chesterton Brown: vrouw van Tim, moeder van Emma, leert van kapitein Casanova hoe zij haar invalide man kan beminnen.

Emma Chesterton Brown: dochter van Tini en Victoria, tijdens een vakantie op Mallorca wordt lan Prentice verliefd op haar; terwijl hij verdrinkt zit zij een salade te eten.

Hr. McPherson: minnaar van Sally, student, schrijft dissertatie over Bernard St. Austell’s werk, benadert o.a. Tim Chesterton Brown om te weten te komen wat de kleur was van St. Austell’s ogen. Tijdens die ontmoeting ontploft een bom en vindt hij de dood.

De zwarte poedel Diamant: de hond van Dame Victoria die waarschijnlijk door haar kleindochter Piffin werd gebruikt om een explosieve lading te vervoeren, wat leidde tot de explosie waarbij Chesterton Brown en McPherson waren betrokken.

De Halvegare: wordt in de Engelse tekst aangeduid als ‘the Mat Hatter’, personage dat op zoek is naar een sardienenfabriek, duikt op in de buurt van het huis van Chesterton Brown en in de winkel van kapitein Casanova. Hij is 74 jaar geleden op een onderzoeksmissie gestuurd door iemand die als Meester wordt aangeduid met de opdracht om naar een sardienenfabriek in Portimao (Portugal) te gaan en een rapport te schrijven’over de sardientjes en de mensen die hen inpakken. Volgens Dr. Kszak heeft hij bij Sally een kind verwekt.

Sally: minnares van MePherson, kreeg een kind (een meisje) dat ofwel door Mcpherson werd verwekt ofwel door de Halvegare (daarover verschillen de lezingen van Dr. Kszak en Perceval Cooper, zie Euclides p. 188 en 282), Zij stond haar dochtertje af aan de moeder van McPherson, had ook nog een relatie met Perceval Cooper.

Dame Victoria: halfzus van Lionel Cooper, moeder van Anne St. Austell, biedt haar terroristische kleindochter Piffin een tijdje onderdak. Zij heeft ook een zoon waaraan maar twee keer duister wordt gerefereerd (waarschijnlijk is hij de Member of Parliament waarover Perceval Cooper het heeft in zijn monoloog in het achttiende hoofdstuk van Euclides) (dan zou Sally zijn secretaresse zijn).

Piffin St. Austell: dochter van Bernard en Arme, waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bomexplosie waarbij McPherson en Tim Chesterton Brown gewond raakten. Zij houdt zich een tijdje schuil bij Dame Victoria en verblijft later bij een goeroe in een heilige stad in India.

John St. Austell: zoon van Bernard en Anne, graecus, gaat na zijn studie bij de politie, produceert daarna korte films, raakt bevriend met Deborah D’Aard.

Eerwaarde Paul Prentice: broer van Prudence, anglicaans geestelijke, was de eerste minnaar van Prudence.

Lady Cooper: voornaam Jadwiga, dochter van generaal Piese die haar op vijftienjarige leeftijd verwekte bij zijn zeventienjarige gouvernante, getrouwd met Lionel Cooper, moeder van Perceval.

Lionel Cooper: getrouwd met Lady Cooper, vader van Perceval, halfbroer van Dame Victoria, stierf in Belgiè onder geheimzinnige omstandigheden.

Perceval W. Cooper: zoon van Lady en Lionel Cooper, hoofd van een gezondheidskliniek, heeft een relatie met Sally.

Kapitein Casanova: zie Kapitein Bridgewater

Kapitein Bridgewater: bijgenaamd Kapitein Casanova, was getrouwd met Lady Constance die 12 jaar geleden tijdens een verkeersongeluk overleed, onder druk van allerlei insinuaties neemt hij ontslag uit het leger en verhuist naar Mallorca, daar drijft hij een winkeltje. Hij leert Veronica Chesterton Brown hoe zij haar invalide man kan beminnen.

Lady Constance: getrouwd met kapitein Bridgewater, overleed tijdens een verkeersongeluk, liet haar vermogen na aan haar broer een politicus, had een geheime minnaar die een balling was uit ‘een vijandig rotland’.

Dr. Kszak: de Minister van Imponderabilia in Polen, oude vriend van Lady Cooper, minnaar van Prudence Prentice.

De president van Boekoemla: zoon van Generaal Piese en Amala Amalamala Alamalama, halfbroer van prinses Zuppa en Lady Cooper, president van Boekoemla.

Dr. Archibald Janson: schuilnaam van de president van Boekoemla.

Kapitein Plain-Smith: geheim agent en kapitein van het schip De Wederopstanding. Hij vervoert de president van Boekoemla naar Hobsons eiland.

David D’Ood: vader van Scan, oefende vele beroepen uit.

Sean D’Aard: geboren op 31-12-1899, zoon van David D’Ood, veranderde zijn achternaam in D’Aard toen hij in het leger wilde gaan. Vader van Adam, was getrouwd met Stekelige Roos, werkte 43 jaar lang als effectenmakelaar. Hij leerde Lady Cooper kennen tijdens de tweede wereldoorlog, hielp haar later om in Boekoemla legbatterijen op te zetten. Hij was beleggingsadviseur van Bernard St. Austell en hij zorgde ervoor dat John St. Austell die gek dreigde te worden van een scriptie over Samuel Beckett van onderwerp veranderde.

Stekelige Roos: getrouwd met Sean D’Aard, moeder van Adam. Zij verlaat hen voor de (vermeend) homoseksuele jachtvlieger Thomas Gamaliel Hobson waarmee zij (onwettig?) trouwt in Reno, uit deze verbintenis wordt Thomas Lancelot Hobson geboren.

Adam D’Aard: zoon van Sean en Stekelige Roos, getrouwd met Lucy, vader van Deborah, briljant wis- en natuurkundige, doet vertrouwelijk werk (de ontwikkeling van nieuwe wapens), zat op de zelfde school als Perceval Cooper.

Lucy D’Aard: getrouwd met Adam, moeder van Deborah, werkt bij de Britse Geheime Dienst, decodeert berichten.

Deborah D’Aard: dochter van Adam en Lucy, dichteres, bevriend met John St. Austell.

Thomas Hobson: vader van Thomas Gamaliel, kocht eiland in 1923 of 1924, gaf het in handen van een Zwitsers kartel, pleegde na de beurskrach in 1929 zelf-defenestratie.

Thomas Gamaliel Hobson: zoon van T.H., ontmoet Stekelige Roos in 1942 als hij in Engeland is gelegerd, neemt haar mee naar Amerika, huwelijk in Reno, vader van Thomas Lancelot.

Thomas Lancelot Hobson: zoon van Thomas Gamaliel.

Thomas Hobson: stalhouder in Cambridge, leefde van 1544 -1631, was de naamgever van een spreuk die bekend staat als Hobson’s Choice: ‘U kunt ieder paard huren, zolang U maar het het paard kiest dat het dichtst bij de deur van de stal staat’. Volgens Van Dale is de betekenis hiervan ‘het van twee kwaden het minste kiezen’.

Hobsons Eiland: 50°NB 5°WL (of daaromtrent).

Herr Braun: Zwitserse gentleman-bankier die namens het kartel dat het eiland beheert eens in de paar jaar het eiland inspecteert. Hij is de opvolger van respectievelijk Herr Schmied en Herr Fischer.

Matilda: koe, mogelijkerwijs de reïncarnatie van Thomas Hobson.

Nemo: drenkeling die tijdens de tweede wereldoorlog op Hobsons Eiland aanspoelt, lijkt doofstom, schijnt eenmaal iets in het Latijn te hebben gezegd tegen Herr Braun, blijft 40 jaar.

Meneer en Mevrouw Shepherd: gaan in 1926 op Hobsons Eiland wonen, ouders van Gregory en Georgina.

Gregory Shepherd: trouwt met zijn zus; vader van Louise, Jane en Philip.

Georgina Shepherd: verandert haar identiteit in Geraldine Stubbs om met haar broer te kunnen trouwen; moeder van Louise, Jane en Philip.

Geraldine Stubbs: alter-ego van Georgina Shepherd.

Wilkinson: schipper en afvallig pater, voltrekt het huwelijk tussen Gregory en Geraldine.

Pierrot & Marie Claire: Franse geheime agenten die Goldfinger en Zuppa naar Hobsons Eiland brengen in een zeilboot.

BIJFIGUREN: Jonathan (majordomus van Kardinaal Pölätüo), Jones (butler) (geboren als Ostrowski), Rechter Ghrandt (echtscheidingszaken), Mevrouw Massgrave, Meneer Mirek (piloot), Meneer Adamczyk (chauffeur), Meneer Newman (eigenaar van een kantoorboekhandel).