160. een bewegingskonstruktie
Het totaal van een beweger,
zijn bewegingsding ‘dit’
en de wereld
is een konstruktie.

De konstruktie is het harde verband
waarmee de beweger de wereld raakt.
(De beweger raakt de wereld
om haar te bewerken of te informeren.)

Voor het oog van de waarnemer is het harde verband
een ondeelbaar – want hard – geheel.
Het geheel is een bewegingskonstruktie.

 

160′. ‘onbewogen’ bewegen
Naar buiten toe
– voor het oog van waarnemers –
zijn bewegingskonstrukties ‘gesloten’.
(Zij tonen het aanblik van mantels.)
Zij staan roerloos op de wereld.

Naar binnen toe zijn bewegingskonstrukties ‘open’.
Zij tonen binnenwerk.
Het binnenwerk bestaat uit leden en delen.
(Bewegers, bewegingsdingen, doelen en ‘werelden’.)

De leden en delen bewegen
zónder dat het totale verband beweegt.
(De op zich onbewegelijke bewegingskonstruktie
omkadert een op zich bewegend en werkend binnenwerk.)

Zo vormt een boogschutter –
samen met zijn pijl, boog en doel –
een in de wereld verankerde bewegingskonstruktie
waarbinnen wél de pijl beweegt,
maar de konstruktie als geheel
haar plaats niet verlaat.

Zo is een automobiel niet zélf een bewegingskonstruktie
(hetgeen wij zouden verwachten),
maar binnen de ‘superkonstruktie’ garage-auto-snelweg-doel
een heen en weer bewegend onderdeel.
(Men moet het ruim zien als waarnemer.)

 

161. een waarnemingskonstruktie
Een waarnemer die, terzijde en onbewogen, een bewegen volgt
raakt aan de konstruktie die het bewegen uitvoert.

Hij raakt aan de konstruktie
niet om haar te raken,
maar om haar aan te raken
(Door haar aan te raken
komt hij haar bewegen te weten.)

De waarnemer die zo aanraakt
verbindt zich met de beweging.
Deze verbinding is een konnektie.

Werkt de konnektie reëel en hard in de wereld
(het waarnemen is daadwerkelijk)
dan is ook deze konnektie een konstruktie:
een waarnemingskonstruktie.

Een waarnemer die een bewegen waarneemt
richt de ene konstruktie op de andere.
(Hij richt als een jager.)

Dit richten –
dát is waarnemen!

 

162. een informatiekonstruktie
De konnektie tussen waarnemer en beweging
betreft slechts één kant van de waarnemer.
Met die kant hecht de waarnemer aan de beweging

Met zijn andere kant doet de waarnemer ons verslag
van hetgeen hij van het bewegen weet.
Wat hij weet
zijn ‘beelden’.
De waarnemer zegt ons zijn verslag
door ons met zijn beelden te raken.

In geval een waarnemer ons verslag doet
onderhoudt hij met ons een konstruktief verband.
Dit verband – hard en reëel –
is een informatieve konstruktie.
(Een informatiekonstruktie.)

Een waarnemer die én waarneemt én verslag doet
staat ingeklemd tussen twee konstrukties:
een waarnemende en een informerende konstruktie.
Van beide maakt hij deel uit.
Hij vormt de intermediair tussen de beweger en wij.
(Wij, die het bewegen willen weten.)

 

163. een superkonstruktie
Door de intermediaire positie van de waarnemer
hecht zich konstruktie aan konstruktie
en verband aan verband.
Het geheel is een netwerk van konstrukties en verbanden:
een superkonstruktie.

Naar buiten toe verkeert de superkonstruktie in rust.
(Zij staat roerloos en onbewegelijk op de wereld.)
Daarbinnen echter heerst een voortdurend wisselen
van plannen tegen bewegingen
en van bewegingen tegen beelden.
Tussen de plannen en de beelden
vloeien stromen van bewegingen.

De waarnemer volgt de bewegingen
en raakt de stromen.
Van dit volgen en raken doet hij ons verslag.

Wij nemen het verslag van de waarnemer.
(Wij nemen zijn beelden.)