De vijgebomen

in de ronde tempels
van de vijgebomen
liggen – levend altaar –
de schapen en slapen
in de eeuwige rust
die wacht in het scherp
van het mes

 

De zee van Marmora

hij spoelt zijn eikel
schoon in de zee
van Marmora

gooit een frank in
het water
en spreekt daardoor
met verre geliefden

trefpunt van tijd
en eeuwigheid

niettemin
een frank in het water
van de zee van Marmora

in zijn achterhoofd
het weten te moeten
sterven als de nieuwsgierigheid
sterft

aan de zee van Marmora

gewiekst en schuchter
in een schuur aan de zee
bijt hij zijn nagels
zo is de natuur waaruit
de opgeslotenen verwijderd zijn

wat er over is
is uitstel van executie
een dia van een dia
van de zee van Marmora

zoals hij dit schreef
om beiden te sparen
en mijzelf voor hetzelfde

de waarheid ligt in
het midden waar ‘t ook
lag

geen vader geen moeder
en niemands erfgenaam
wordt deel en tegendeel
zijn erfdeel

komen de graankorrels op?
heb je in de grond gekrabd
om de eerste kiemen te zien?

er blijft niets achter
het kleeft
(beklijft)
op het netvlies
geeft de hand iets weg
een gebaar
verlenging van de vluchtlijn
het negatief van een op zin
gerichte werkelijkheid
een pijn in het hoofd

aan de zee van Marmora
die hij nooit zag
verenigt zich als
bij toverslag
het concrete
de zee van Marmora

soms zegt hij Ikarus
(bevlogen)
en haalt zijn hand
gehavend uit de haven
(ook het oog)
staat stil binnen
de klok
(ook het oor)
in de bezinking
van een handomdraai
(hand geschaafd)
streelt hij oud roest
tot leven en kraakt
papier tussen zijn vingers
als de botten in zijn lijf
aan de zee van Marmora

 

Muren

gebouwd door de mensen
de tijd en het trage leven
de stenen geraapt
één voor één
uit de weerbarstige aarde

kooi voor schapen
bomen en geiten

dampend in de ochtend
van ‘t zweet
gloeien ze ‘s avonds
nog na
de gebogen ruggen der boeren

 

De spar

kruipend over de rotsen
droog en uitgewrongen
platgemaaid door de wind
als een hond met de staart
tussen zijn poten groeit
hij terug in de steen om
zijn hoofd nog net groen
boven water te houden

een geit echter gebonden
aan vier poten springt
toch over de muur

 

aan de haven
een troep meeuwen
(snijdt door het oor)
op één dode makreel

roept er een schilder
schilderen is onderzoek
onderzoek is het maken
en makende krijgt het vorm
en wordt schilderij

zit er weer een troep
meeuwen op een andere
dode makreel

 

Amandelbomen

in het harde licht
van de wind bewegen
zij roze en wit
hun zachte kruinen
dromen van harde
noten