‘Persoonlijk vind ik een maggi-blokje niet om te vreten,’ schreef iemand me. We correspondeerden over korte teksten.
Ik lees veel dikke boeken, maar zelf zou ik nooit een dik boek kunnen schrijven. Ik heb het wel eens geprobeerd maar na twintig bladzijden sloeg de wanhoop toe en begon ik te schrappen.
Het boek in wording ging over een plattelandsjongen die probeert te ontsnappen maar uiteindelijk altijd binnen de grenzen van zijn geboortedorp blijft.
Wel hield ik aan de poging een zin over: ‘Wegrennen doen kinderen altijd wind mee’.
Die zin is – wat mij betreft – een maggi-blokje.
Niet bedoeld om zo op eten, het blokje moet oplossen.

Ik houd van schrijvers die zinnen schrijven waarin romans schuilgaan. Ik heb het nu niet over het verhaal in zes woorden van Hemingway: ‘For sale baby shoes, never worn’.
Hemingway probeerde zo nadrukkelijk een nieuwe vorm te introduceren dat het genre eigenlijk tegelijk ook al weer z’n eigen karikatuur werd.
De handpalmroman van Hemingway wordt al snel cabaret, zoals navolgingen aantonen.
‘Te koop Ajax-vlag, nauwelijks gebruikt,’ las ik al.
Nee, de zinnen waar ik op doel treden buiten hun oevers. W.G. Sebald maakte zulke zinnen. Ik weet niet hoe hij zijn ultrakorte teksten noemde, gedichten vrees ik, maar dat is niet de goede benaming. Neem deze:

Er wordt beweerd dat Napoleon
kleurenblind was; groen zag
als het rood was.

Ik zag de troepen van Napoleon door het naburige bos trekken, sloot mijn ogen en hoorde het briesen van paarden, kreten, het kreunen van gewonden.
Ze kwamen terug uit Rusland en trokken door de Imbos.
Argwanend gadegeslagen, zag ik, logisch: gedemoraliseerde troepen zijn levensgevaarlijk.

Maar vooralsnog waren de soldaten in gevecht met de modder.

Natuurlijk weet ik hoe Napoleon in mijn hoofd komt. Op zondagmiddagen kregen mijn grootouders bezoek van een stokoude man. Hij vertelde eens over de terugtocht van de troepen, zijn grootouders hadden dat gezien. Hij kon goed vertellen en besteedde veel aandacht aan de details: hun kleren, hun ingevallen wangen, kanonnen die kantelden in de modder.

Maar als ik langs de kant sta speelt deze verklaring geen rol. Ik beleef, dankzij Sebald, een sublieme historische ervaring, zoals de historicus Frank Ankersmit dat noemt.

Nog mooier is het trouwens om achteloos aan de kant teksten te vinden die een dergelijk effect hebben. Ik schenk u er twee, ik zeg niet waar ze vandaan komen.
Ik hoop dat ze oplossen.

1.
Liggend aan zijn raam hoorde hij
hoe de spreeuwen de stad

naar zijn ziekbed brachten:
sirenes, autoalarmen,
computerspelletjes,

wekkers, de geluiden
van mobiele telefoons,

drilboren.

2.
Als de grond ’s winters bevroren was bleven ze onbegraven.
Eerst was er het sterven in de huiskamer, met iedereen erbij,
Daarna bleven de doden nog drie, vier dagen in huis.
Dan moesten ze – stijfbevroren – in een schuur wachten
op de dooi voor ze begraven konden worden.