een kamer
zoals een kamer gevuld met kussens
een meter dik boven de vloer
en daaronder het lijkwitte lijf van een vrouw niet zichtbaar
want ze ligt onder de kussens
en de kamer lijkt leeg
en is in grote rust.
dan steekt die vrouw de punt van haar neus tussen de kussens
en je ziet een witte punt uitsteken boven de vlakte der kussens
en dan is het even porren en priemen
maar daar blijft het niet bij:
met onvoorstelbare kracht werkt de vrouw zich uit onder de
kussens en ligt óp de kussens
op de paarse de roze de violette de gele de groene de okeren
kussens herfstbruin
en ze ligt er bovenop heel rustig
maar daar blijft het niet bij:
met stevige worpen werpt de vrouw de kussens weg uit de kamer
en ze ligt nu op drie grote kussens
dat is alles wat haar is overgebleven en ze is heel rustig
maar daar blijft het niet bij:
met een wenk roept ze de divan en de divan komt in het midden
van de kamer en de vrouw legt de drie kussens op de kussens
van de divan en ze klimt op de divan en op de roodviolette bank
ligt de vrouw weelderig en daarom naakt terwille van haar weelde
en bij haar ligt alles als ze slaapt als ze niet slaapt alles
languit en loom en gereed en de vrouw is in rust
maar daar blijft het niet bij:
met haar sterke wil treft zij maatregelen en de bol van haar wil
staat geslepen in de bol van haar oog dat niet slaapt
maar rusteloos draait in de kas in haar hoofd waar de kas
ligt met het oog goed verscholen
eens liep de vrouw door de kamer en zij nam haar oog mee
hoog in haar hoofd droeg zij het oog door de kamer
het oog dat je zien kan en dat jou ziet en dat rusteloos
ronddraait met zijn radarspiegel aftastend het ruim van
de kamer naar omhoog; niet teveel over de kussens of over de divan
of over haar lichaam
maar omhoog naar het ruim in de kamer
boven het lichaam de divan de kussens de vloer.
zo kalm is dat oog alsof het zich veilig weet in de kas
die omsluit en beschermt, en de kas ligt zo veilig diep in het hoofd en
het hoofd is onschendbaar,
het is het hoofd van de vrouw op de divan en het oog kent zijn
taak en draait rustig rond en kijkt en rust en ziet en denkt en
speurt en houdt vast allemaal voor de vrouw denkt het oog
ik ben de vrouw denkt het oog en de vrouw denkt aan haar oog
dat van mij is denkt ze en ze werkt met haar oog dat glanst in
haar hoofd en ze denkt aan het vocht op de bol van haar oog
aan de plas water aan de plas vocht aan het filmpje vocht op
haar oog over de iris over de pupil over de randen heen van
het oog tegen de boorden tegen de leden tegen de oever mijn oog
het natuurlijke vocht waarmee een oog nat wordt gehouden
het oog is het toppunt van rust in de kamer van de kussens loom
van de divan loom van de vrouw loom
maar daar blijft het niet bij:
het werken van het oog op bevel van de vrouw door haar wil,
ligt op de divan en draait en ziet en volgt en
ziet de vlieg
die door de kamer vliegt
geholpen door haar oog ziet de vrouw de vlieg en roerloos volgt
zij de vlieg op zijn vlucht, wentelt langzaam mee met de wiekslag
na wiekslag van vlieg en zo voort en de vlieg ziet en de vlieg kijkt
terug naar de vrouw en zijn bolle oog draait kogelrond in de lager
en volgt de radar in de holle kas van de vrouw waar haar oog en de
vlieg ziet dat de vrouw rust op de divan en dat zij loom en zwaar
ligt op de kussens dat haar oog draait en dat oog open staat en
het lid is omhoog en opgerold en het blijft daar hoog weggetrokken van
het naakte oog en de vlieg kijkt en hij vliegt door de kamer
nauwlettend gevolgd door het oog en hij zet zich op de richel boven
de deur en de vlieg kijkt terug en kijkt naar beneden recht in het oog
van de vrouw dat nat is van een dun laagje vocht dat onbevreesd
terugkijkt naar het oog van de vlieg niet – of ijskoud of uitdagend
of warm of bang of lokkend of kil – maar onbevreesd blijft het
open en het lid klapt niet toe en het licht valt naar binnen in de
wijde pupil en de vrouw slikt niet van spanning beeft niet van angst
duizelt niet van het licht maar kijkt naar de vlieg en terug kijkt
de vlieg en zij zien elkaar en een hele tijd zien zij elkaar de vlieg
op de richel boven de deur de vrouw ligt op de kussens boven de divan
en het licht staat gespannen tussen hun ogen en de vlieg slaat met
zijn vleugels en daalt af langs de gijbaan van licht
en springt in het oog van de vrouw dat nat is
en de vlieg zakt met zijn poten een eind weg in het vocht op het oog
van de vrouw de vlieg schiet met zijn poten door het vocht totdat
hij stevig staat op het oog op de ronde vorm van de ovale bol van
het eigenlijk oog van de vrouw
enb de vrouw knippert niet haar oog staat open het lid blijft
hoog opgerold en laat het oog naakt,
zo staat de vlieg doodstil en de vrouw ligt doodstil en zo is het
stil een hele tijd terwijl de vrouw kijkt naar de zwarte plek op
haar oog en de vlieg kijkt naar de oevers van het meer waar hij
in staat naar de harige rietoevers naar de adem naar de wanden muren
van de oogkas en de vlieg voelt de blik van de vrouw tegen zijn buik
en de vlieg staat doodstil en de vrouw zucht
en gedreven door haar wil schuift zij behoedzaam het lid over het
oog over het meer van oogvocht heel voorzichtig over de vlieg en
het oog is dicht en het is donker en de vlieg bukt zijn kop en
legt zijn oog op het oog van de vrouw en lens op lens kijken zij
in de hersens in de donkere kamer boven haar oog spiegelt de vlieg
zich in haar oog en de vrouw spiegelt zich in zijn oog en de lenzen
liggen bol op elkaar en zij gaan slapen in grote vrede.
zo ligt de vrouw op de kussens van de divan en onder haar ooglid
bolt een kleine knop
daar blijft het bij.