Van oorsprong term uit de middeleeuwse, militaire architectuur, i. In het geheugenbouwwerk een bodemloze opbergplaats voor opgevangen mooie woorden en kostbare getallen. Ook wel gebruikt als 2. benaming voor vergeetkelder (zie aldaar) en 3. een aantekenschrift voor antropologisch veldonderzoek. Vgl. F. Sanson en Ch. Mottet Techniques Mnémoniques chez les Anthropologistes en Afrique (1928): ‘Bij ons taalonderzoek bij verschillende stammen in Centraal-Afrika waren wij gedwongen ons te oefenen in vergeetachtigheid. Wil men de dialecten volledig tot hun recht laten komen, dan moet men deze als het ware in een blank geheugen verzamelen. Als men bij vergelijkend taalonderzoek van de ene stam naar de andere trekt, is het noodzakelijk het beschreven geheugen te wissen. Dit is een van de zwaarste opgaven voor de antropoloog te velde, temeer daar het noteren van een vocabulaire deze nog eens extra in het geheugen verankert. Een methode valt moeilijk te ontwikkelen. Wij hebben na lange praktische ervaring ondervonden, dat de op het oog simpelste steuntjes de beste resultaten opleveren. Zo hadden wij elk schrijfboek, waarin wij het idioom van de verschillende negerstammen vastlegden van een titel in enorme kapitalen voorzien: OUBLIETTE. Elke keer opnieuw, als wij dit openden voor toevoegingen, werden wij er op die manier aan herinnerd alles te vergeten zodra het was vastgelegd. Hoe goed dit werkt is ons gebleken tijdens een recente tocht in de Kongo (1907), toen we tijdens onderzoekingen van het Kikongo-dialect merkten dat vele woorden ons reeds waren ontvallen vóór we een pen op papier konden zetten. Bij het afsluitende onderzoek voor dit boek, onder de Masai, bleven onze notitieboeken op een enkel ontschoten woord na leeg. Wij komen hier aan de conclusie die wij als cruciaal in onze antropologische studie beschouwen: Het is, ook voor antropologen, essentieel aan hulpmiddelen niet zoveel belang toe te kennen dat deze de resultaten overschaduwen. Wij schrikken dan ook terug voor de aanbeveling van notitieboeken, waar behalve in vetgedrukte kapitalen groot corps op de omslag, ook in een sprekende kopregel het woord “Oubliette” vertegenwoordigd is. Wel lijkt ons een aantekenschrift noodzakelijk, als bodemloze reisgezel van de antropoloog.’