I
dat is mevrouw kreil. ze heeft een fraai blad in haar grote handen, ze zal het fraaie blad op de blauwe tafel gooien, wat is er op het fraaie blad. gele glazen, lange vorken, scherpe messen, dat alles zijn noodzakelijke dingen, dat zijn twee andere scherpe messen, kleverige lepels, vochtige borden, kleverige lepels en vochtige borden zijn noodzakelijke dingen, mevrouw kreil neemt een lange vork en een scherp mes van het fraaie blad. ze gooit ze op de blauwe tafel, de vochtige borden volgen, nog even en alle noodzakelijke dingen zullen op de blauwe tafel zijn.
 
2
mevrouw kreil maakt een goeie soep. ze zal de goeie soep van witte melk en jonge aardappels maken, dat is een witte melk. mevrouw kreil maakt een goeie soep. ze zal de goeie soep van witte koeiemelk en jonge aardappels maken, dat is een zwarte koe. zwarte koeien zijn nuttige dieren, hier zijn een paar andere nuttige dieren, het ronde varken, het wollige schaap, het edele paard, zwarte koeien geven witte melk. mevrouw kreil gooit de witte melk uit de glazen fles in het ondiepe kopje, de rode appel ligt op de koele grond, de jonge aardappel ligt in de koele grond, jonge aardappels zijn groene planten, dat is een groene plant, dat zijn dunne wortels, dat is een lange vork. we nemen de jonge aardappels met een lange vork uit de koele grond.
 
3
een dichte damp. een vrolijke vlam. de paarse pan is op de vrolijke vlam. de vrolijke vlam is onder de paarse pan. uit de glazen fles komt een dichte damp. het bruine water is in de glazen fles, het is heel warm. de vrolijke vlam is onder de glazen fles. dat is lila ijs. het lila ijs is in het bruine water, lila ijs is koud. lila ijs is koud en hard. en dat is een middelgroot stuk lila ijs. een slanke thermometer, lila ijs is koud. de vrolijke vlam is warm.
 
4
de gouden keukenklok hangt aan de zilveren wand. de gouden keukenklok heeft twee puntige wijzers, de lange puntige wijzer is de puntige minutenwijzer. de korte minuut is een precieze tijdmaat. de middelgrote puntige wijzer is de puntige urenwijzer. het precieze uur is een precieze tijdmaat. de dunne thermometer, de dunne thermometer heeft precieze graden, dat is een precieze graad. warm. koud. zeer koud. en dat is een precieze meter, een precieze meter heeft honderd centimeter, dat is mevrouw kreils stevige voet. stevige voeten, dat is mijnheer kreils stevige voet. hij is dertig precieze centimeters lang.
 
5
een tevreden vogel, een gezonde boom. de andere twee tevreden vogels krijsen niet op de gezonde boom. ze zijn in de dikke lucht, een nieuw vliegtuig, dat zijn andere nieuwe vliegtuigen, deze nieuwe vliegtuigen zijn niet in de dikke lucht, het brede gezicht van de brede man. de dikke lucht gaat door zijn brede neus. ze gaat door zijn brede mond in zijn brede lichaam, de dikke lucht komt weer uit zijn brede lichaam naar buiten, ze gaat naar binnen, ze komt naar buiten, dat is de warme adem van de brede man. nu komt de dikke lucht uit zijn brede mond naar buiten, ze is koud.
 
6
het bruine water in de paarse pan is heel warm. een dichte damp komt uit de paarse pan. de dikke lucht boven de vrolijke vlam is heel warm. ze gaat omhoog, de dikke lucht onder de vrolijke vlam is niet heel warm. ze gaat omhoog naar de vrolijke vlam. en dat is een kleurige ijskast, de dikke lucht in de kleurige ijskast is heel koud. de glazen fles witte melk. dat zijn broze eieren, de hoge deur van de kleurige ijskast is weer dicht, de witte melk en de broze eieren zijn in de kleurige ijskast, de zilveren wanden en de koude bodem van de kleurige ijskast zijn dik. dat is een dunne lijn. dat is een dikke lijn. warme lucht, koude lucht, warme lucht, de warme lucht gaat niet in de kleurige ijskast.
 
7
mijnheer kreil is blij. dat is bloederig vlees, dat is zuur brood, dat is een stuk zuur brood, dat is magere kaas. we maken magere kaas uit witte melk. zachte boter, de zachte boter is op het vochtige bord. we maken zachte boter uit witte melk. mevrouw kreil heeft de zachte boter en de witte melk in de kleurige ijskast, daar heeft ze ook de magere kaas. rode appels, zoete sinaasappels, zoete peren, zoete pruimen, zoete kersen. zoete perziken, zoete frambozen, zoete aardbeien, zoete kruisbessen. zoet fruit, hoe laat is het. het is vijf uur. mevrouw kreil gaat de goeie soep maken.
 
8
hoe laat is het. het is dertig minuten over vijf. mevrouw kreil maakt soep. het is veertig minuten over vijf. de jonge aardappels zijn in de paarse pan. mevrouw kreil heeft een lange vork in haar grote hand. de jonge aardappels zijn hard. de lange vork gaat er niet door heen. het is vijftig minuten over vijf. de jonge aardappels zijn zacht, de lange vork gaat door de jonge aardappels, mevrouw kreil neemt de jonge aardappels uit de paarse pan en gooit ze op het vochtige bord. ze waren in de paarse pan. ze waren hard. nu zijn ze zacht, mevrouw kreil deed witte melk en zachte boter bij de aardappels, nu zijn ze heel zacht.
 
9
mijnheer kreil heeft een stuk magere kaas tussen zijn verbonden vingers, hij gooit het stuk magere kaas in zijn brede mond. nu heeft hij het stuk magere kaas tussen zijn echte tanden, de magere kaas is niet zacht, mijnheer kreils echte tanden gaan er niet door heen. mevrouw kreil gooide intussen de jonge aardappels, de witte melk en de andere noodzakelijke dingen in de paarse pan. grof zout. de paarse pan is op de vrolijke vlam. het lichte deksel is op de paarse pan. de vrolijke vlam is heel klein, het lichte deksel doet klapperdeklap. dit donkere gebouw is heel groot, maar tegelijkertijd is dit donkere gebouw ook heel klein.
 
10
hoe laat is het. het is zes uur. mevrouw kreil neemt een kleverige lepel goeie soep in haar brede mond. de goeie soep is klaar, het is goeie soep. nu gooit ze de goeie soep op het vochtige bord. de soep was in de paarse pan. nu is ze in de vochtige borden, mevrouw kreil heeft de goeie soep gemaakt, de goeie soep is klaar, de goeie soep is goed.