Laatst zweeg de radio opeens. Zomaar, midden in een zin. Hoe gaat dat, in de huiskamer, in het hoofd? De stilte vult zich razendsnel in. Wat ervóór te horen was begint vreemd na te werken, neemt in het brein van de luisteraar groteske vormen aan. In de huiskamer wordt het toestel opeens tweemaal zo groot.

Zo kunnen de woorden ‘…op de A2, 6 kilometer’, als ze de laatste zijn voor een lange stilte, het beeld oproepen van een file die voor altijd is blijven stilstaan. IJskristallen tintelen in de oneindigheid. Er wordt een gat geschoten in je hersens. Het niets vult zich met het onzegbare. Horror vacui.
Stilte is het ontbreken van geluid. Maar zo goed als je een gat in een muur kunt opmeten, zo goed is ook stilte meetbaar.

Er staat in het omroepmuseum een machine zoals ze vroeger in alle Hilversumse Eind Controle Kamers stonden. Een automatisch schrijvend potloodje krast een langswentelende strook ruitjespapier vol, met een curve. Die curve geeft niet weer wat er op de radio is, noteert alleen dat er geluid is en hoe luid. Dat werd precies bij gehouden. Om vast te stellen of er misschien, tegen alle bedoelingen in, op bepaalde momenten stilte op de radio was geweest. En hoe lang die stilte geduurd had.

Er was een functionaris van de Nederlandse Radio Unie die dagelijks de eindeloze stroken ruitjespapier bestudeerde. Passages waar het potloodje langer dan een halve minuut onderin de strook een streep maakte werden met een loupe bestudeerd. Vervolgens zocht de stiltecontroleur uit wie die stilte op z’n geweten had en er volgden maatregelen. Zo konden technici altijd op het te laat starten van een band of plaat betrapt worden.
Stilte op de radio. Een gewoon mens denkt dat z’n toestel stuk is en draait ongeduldig de volumeknop open. Zodat het eerste geluid erna als een bom zijn huiskamer binnen valt.

Terug in de werkelijkheid. Vreemde sensatie: gered, ik leef.

Dit voorval bracht een radio-experiment in herinnering waaraan ik in 1975 deelnam. Een groepje programma-makers zond moedwillig langdurig stilte uit en registreerde de reacties daarop van technici en publiek. Bij mijn weten is zoiets verder nooit, eerder of later, ondernomen in binnen- of buitenland. De gevolgen waren verstrekkend, waarover straks.

Zou zo’n experiment in 1998 dezelfde effecten kunnen hebben? De angst voor stilte is bij radiostations niet veranderd. Maar de luisteraar
zou wel minder in de war raken van het falen van een rotsvaste autoriteit.

Het oude Hilversum kende vele geboden en verboden. Het vreemdste leek wel het gebod van geluid uit te zenden. Zendgemachtigden waren daartoe in de hun toegewezen zendtijd verplicht. Maar hoeveel geluid was volgens dit voorschrift geluid? Dat stond nergens. Trouwens, wat school er voor kwaad in stilte op de radio?

Wat weet ik, 23 radio-jaren later, van stilte?

Stil betekent in de taal zowel geluidloos als bewegingloos. Een correcte dubbele betekenis, immers geluid doet zich voor in trillingen en golven.

Wat ik hoor hoeft niet van buitenaf te komen, het lichaam produceert zelf ook geluiden. In een zogenaamd akoestisch ‘dode ruimte’, zo omschreef me een proefpersoon, ‘hoor je je bloed als modderstromen door je slapen gaan’.

Er bestaat objectief, meetbaar geluid naast subjectief, hoorbaar geluid. De sterkte van beide wordt uitgedrukt in varianten van deci-Bel, kortweg dB. Stilte is voor een mens minder dan 10 dB (A). De pijngrens (vlakbij een straalmotor) ligt bij 130 dB (A).

Als ik ‘niets’ hoor betekent dat niet dat er geen geluid van buiten komt. Mijn hoorvermogen heeft grenzen, al kan veel van wat daarbuiten valt, versterkt of verzwakt, alsnog goed hoorbaar worden gemaakt. Maar dat is niet alles.

Het brein zelf produceert ook geluid, en zonder dat er trillingen en golven aanwijsbaar zijn. Zo is het mogelijk dat wie een boek leest daar¬bij een stem ‘hoort’, dat een musicus muziek hoort als hij een partituur leest.

Het lijkt er op dat we, hoe dan ook, altijd wel wat ‘horen’, misschien wel moeten horen, dat stilte voor een levend wezen alleen als fictie bestaat.
Daarop doelde misschien de componist John Cage toen hij een muziekstuk schreef zonder geluid. Wij luisteren selectief. Wat niet voor ons terzake doet nemen we gewoonlijk niet waar (tenzij het zeer luid is). In een stille concertzaal worden dan opeens het schuren van nylonkousen, het borrelen van een maag en inwendige stemmen gehoord. En zo is er toch een muziekstuk.

Het brein verdraagt geen losse eindjes, geen non-informatie, het is voortdurend bezig zin te maken uit willekeur, in het kader van zijn grootse taak een samenhangend personage op de been te houden.

De laatste 100 jaar zijn geluidstrillingen registreerbaar en reproduceerbaar en kan ook stilte worden bewaard. In het verhaal ‘Dr. Murkes gesammeltes Schweigen’ van Heinrich Böll is een radiotechnicus de hoofdfiguur. Hij plakt stukjes geluidsband met het zwijgen van beroemdheden aan elkaar en geniet daarvan in z’n vrije tijd. Dat is – ook letterlijk – geen onzin. Het zwijgen staat op de band, en, al kunnen de oren van de technicus het niet horen, zijn brein zal hem helpen.

In oude tijden werd op de radio een pauzeteken ingezet als er tijd overbleef. Dit om toch een signaal op de zender te hebben, ten teken dat er niks stuk was. Bij Radio Turijn was dat bijvoorbeeld een levende kanarie. Radio was een levenslijn met de wereld.

‘Wij wachten op de klokslag van zeven uur’.

In Hilversum werd dan het sonore tikken van de AVRO-klok ingezet.

Dat ergert Lodewijk Stegman in Ik heb altijd gelijk van W.F. Hermans: ‘Drie minuten klokgetik,’ zei hij (…). ‘Klokgetik, Nederland’s boodschap aan de wereld. Tok-tok. Onze kletspraatjes kunnen ze gelukkig niet verstaan.’ (p. 69-70)

Voor Lodewijk was de bijna-stilte van klokgetik al ondraaglijk.

Extreme stilte werd in 1997 geregistreerd door astronauten aan boord van het ruimtestation Mir, toen de energievoorziening daar was uitgevallen en Mir stuurloos en donker rond de aarde draaide. Eén van hen beschreef die stilte als ‘oorverdovend’ en ‘angstaanjagend’ (ondertiteling bij een tv-documentaire, wat hij in het Russisch zei weet ik niet).

Stilte kan een kwelling zijn, zo goed als geluid dat kan. Er zijn proeven gedaan met ‘sensorische deprivatie’ waarbij proefpersonen geblind-doekt, met dichtgestopte oren in een lauw bad plaatsnamen, beroofd van alle zintuiglijke prikkels. Ze verloren hun oriëntatie, ze werden er gek van.

Stilte, gedefinieerd als de spatie tussen twee geluiden, heet in het radiovak ‘wit’, naar analogie van de witregel in een gedrukte tekst. Het verschil zit hem er echter in dat wit op de radio nooit zuiver wit is. Een pauze tussen twee muziekstukken in een concertzaal klinkt anders dan een spreker in een huiskamer die woordloos blijft.

In mijn dagelijks werk, het maken van radioprogramma’s, is stilte on¬schuldig materiaal, meetbaar in eenheden digitale registratie en meters geluidsband, in seconden en minuten.

Stiltes op de radio duren kort, onze subjectieve tijdsbeleving laat nauwelijks meer stilte toe. Een minuut is een eeuwigheid, drie seconden een forse pauze.

Je gebruikt segmentjes stilte in de akoestische lay-out van radioprogramma’s. Bijvoorbeeld bij pauzes tussen twee stemmen: ‘Uw aandacht voor de heer X.’ (pauze) ‘Luisteraars goedemorgen…’.

Verder is de spanningopwekkende pauze interessant, die ontstaat wanneer sprekers om dramatische redenen een stilte ‘laten vallen’.

Praten is een vorm van musiceren, waarbij stilte de dynamiek versterkt, een onhoorbaar uitroepteken plaatst achter de laatst gesproken zin en een nieuw inzet mogelijk maakt.

Ik waag een kleine theorie. Zoals ongerichte angst een doel zoekt, zo vraagt ook willekeurige stilte er kennelijk om ingevuld te worden, omdat zij anders ondraaglijk wordt.

Zoals de angstige mens op vakantie verzint dat hij thuis het gas heeft laten branden, zo zal de geest van de stilte-lijder geluid gaan produceren, muziek of woorden. Eerst inwendig, later zal hij beginnen hardop te praten of te zingen. Wie tegen zichzelf praat is niet alleen.

Hoe stilte werkt, als angstige stilte, gespannen stilte, of als weldadige rustpoos, wordt bepaald door de context.

In een gesprek krijgt stilte altijd betekenis. En deze betekenis is bijna altijd onbestemd, zoniet onbehaaglijk. Als er gezwegen wordt, wordt er dan iets verzwegen? Stilte in een gesprek is gevaarlijk. Men gaat elkaars gedachten proberen te raden.

Elke stilte wordt onmiddellijk ingevuld, en geïnterpreteerd. En omdat deze interpretaties aan de controle ontsnappen zal een van de twee (de bangste) zich doorgaans als bewaker van de voortgang van geluid opwerpen.

Is er geen duidelijke context dan valt stilte op zichzelf terug. Stilte is dan ‘iets niet’ en als zodanig onmiddellijk zeer bedreigend. Omdat geen geluid lijkt te betekenen: geen leven. Waar is de ander? Is er een ander? Men moet afwachten, voor onbepaalde tijd.

Deze stilte is de doodse. Stilte in zijn pure vorm wordt angstig gespannen wachten. Op geluid, waarvan men niet weet wanneer het komt en wat het zal zijn.

Echte stilte zal niemand bij zijn leven ooit horen en dat lijkt maar goed ook.

Een experiment

Wat langdurige stilte op de radio teweeg kan brengen bleek tijdens een aflevering van het vPRO-programma Nova Zembla, van 28-3-’75, een Goede Vrijdag. De uitzending vond plaats tussen 16.00 en 17.30 uur via Hilversum 2.

Het programma begon, na een aankondiging met een langdurige toespraak die op band was opgenomen. Technicus Ton Mortier kreeg de opdracht om het geluid binnen 10 minuten zeer langzaam te reduceren tot er niets meer over bleef. Echter de technicus in de Eind Controle Kamer (ECK) Gerard van de Braak verhinderde dat – volgens de algemeen geldende instructie dat een bepaald geluidsniveau moet worden gehaald – door van zijn kant het geluid van de toespraak weer op te halen.

Tot ook dat niet meer mogelijk bleek.

Tegelijk werd zacht duivengeluid uitgezonden. Dit geluid was afkomstig van de Hilversumse raadhuistoren, waar in die tijd een vaste microfoon bij het klokkenspel hing, op elk schakelpaneel in Hilversum binnen te halen onder de knop ‘carillon’. Het carillon sloeg hele en halve uren en ook kwartieren. Als je het carillon wegliet hield je het geluid van Hilversum over, gehoord van een meter of dertig hoogte. Soms landde een duif naast de microfoon. Vleugelgeklapper, soms even koeren.

Om het kwartier werd de microfoon even uitgeschakeld tot de klokken weer zwegen.

Zo kwam het dat vanaf 16.21 uur op Hilversum 2 uitsluitend zacht duivengekoer en achtergrondruis werd uitgezonden. Dit duurde tot 16.44, dus 23 minuten lang. Daarna werd aan het duivengeluid met lange tussenpozen het geluid van een op grote afstand fluisterende stem toegevoegd: ‘Hallo, is daar nog een luisteraar (onverstaanbaar)’. Dit duurde tot 17.00 uur.

Het was op Hilversum 2 een kleine 40 minuten vrijwel stil.

Intussen werd door eindredacteur Peter Flik, technicus Mortier en mijzelf (als regisseur) in een tweede studio gewacht op wat komen zou. Mortier was in het plan betrokken. Wij wisten alledrie: stilte geldt op de Hilversumse radio als onvergeeflijk. De vraag was nu dus wanneer de technicus in de ECK, Van de Braak, zich via de intercom zou melden.

Vanaf 16.25 namen wij alle in de tweede studio binnenkomende intercom-gesprekken op band op. Na 17.00 werden ze alsnog in de uitzending gebracht. En zo zijn ze bewaard gebleven.

Wat volgt is een transcriptie van de oorspronkelijke geluidsband, met de tijdstippen van opname.

16.00 – Omroepster: In het VPRO-programma volgt nu een causerie van de heer D. Oudshoorn over het onderwerp ‘Hoe de bomen zich voeden’. Stem: Teder levend wezen tracht instinctief zich een plaats in de zon te verwerven. Planten doen dat in een grotere mate dan alle andere. Want voor alle planten, voor het gras en voor het graan op de velden, het kruid in onze tuinen en de bomen in onze bossen is de zon de grote levensbron…’ Etc. Extreem langzame fade-out.

16.25 – Er wordt gebeld op de interne lijn. Mortier: ‘Ja.’ Van de Braak: ‘Zeg, slapen jullie?’ M: ‘Slapen? Hoe bedoel je?’VdB: ‘Omdat ik niks binnenkrijg.’ M: ‘Binnen? Ik ben toch bezig op ’t ogenblik.’ VdB: ‘Waar zit je ergens?’ M: ‘In RK 6 nog steeds.’ VdB: ‘Ik hoor niks.’ M: ‘Ja hoor, ik heb er wat op staan.’ VdB: ‘Nee, krijg ik niks op binnen.’ M: ‘Nee? Nou ik wel hoor. En ik hoor op programma ook wat. Ik hoor nou een duif.’ VdB: ‘Wat?’ M: ‘Ik zeg, ik hoor een duif.’ VdB: ‘Zend je wat uit?’ M: Ja, ik zend op ’t ogenblik een duif uit.’ VdB: ‘Hij is weggevalllen.’ M: ‘O.’ VdB: ‘Je zit toch in RK 6 he?’ M: ‘Ja.’ VdB: ‘Wat is er aan de hand jongen, ik heb niks staan.’ M: ‘We zenden nog uit, laat maar rustig staan.’ VdB: ‘Ik hoor niks meer! Er komt niks meer binnen op mijn tafel.’ M: ‘Ja hoor.’ VdB: ‘Er komt niks meer binnen.’ M: ‘Ik hoor toch…’ VdB: ‘Of je bedondert me. Zeg dan dat je niks uitzendt.’ M: ‘Nee ik ben nu ruis aan het uitzenden…’ VdB: ‘Nou, zeg dat dan. Als jullie grapjes uithalen dan vind ik dat best. Maar als je minutenlang niks geeft dan moetje dat zeggen.’

16.33 – Van de Braak: ‘Zet je er nou nog wat op of niet? Mortier: ‘Er staat wat op toch?’ VdB: ‘Ja, nee, het is namelijk, de hele PTT, het hele land hè…’ M: ‘Ja?’ VdB: ‘Die wordt gealarmeerd om naar de zender te kijken. De storing moet verholpen zijn binnen een bepaalde tijd hè, want alle alarminstallaties gaan in. En al die mensen worden opgeroepen. Die PTT-ambtenaren…’ M: ‘En dat gebeurt nu al?’ VdB: ‘Ja dat is al gebeurd. Die zijn zich aan het verplaatsen. En die hangen aan de telefoon bij mij. Of het nog lang duurt en wat er aan de hand is.’ M: ‘Wat vragen ze dan?’ VdB: ‘Nou of er nog muziek komt of niet. En hoe lang het nog duurt.’ Peter Flik: ‘Meneer Van de Braak…’ VdB: ‘Het is namelijk zo, de PTT hè, de zenders, als die een bepaalde tijd moeten wachten komt er alarm.’ PF: ‘We zenden toch duiven uit.’ VdB: ‘Maar dat is geen modulatie voor een zender! Als het zo lang duurt niet, begrijp je.’ PF: ‘Daar kunnen wij ook niets aan doen.’ VdB: ‘Maar wanneer komt er wat?’ PF: ‘Tegen vijf uur.’ VdB: ‘Duurt dit tot vijf uur? Zo?’ PF: ‘Ja.’ VdB: ‘Mooi dan weten we dat, dank je wel. Dag.’

16.43 – Van de Braak: ‘Is meneer Flik daar?’ Peter Flik: ‘Ja.’ VdB: ‘De PTT wil met je praten.’ PF: ‘Hallo, met de PTT?’ PTT-man: ‘Ja, meneer we krijgen door het hele land alarmen van de zenders. Dat de zenders niet opgestuurd worden.’ PF: ‘Wij zenden zacht duivengeluid uit.’ PTT: ‘Ik versta u niet meneer.’ PF: ‘Zacht duivengeluid.’ PTT: ‘Maar meneer dat is veel en veel te zacht. Daar reageren de zenders op als alarm.’ PF: ‘Kunt u de zenders niet een beetje kalmeren?’ PTT: ‘De zenders kalmeren? Meneer ik kan ze toch moeilijk over d’r deciBel kop gaan aaien. Dat is apparatuur, die reageert gewoon op zoveel decibel wel of niet, hè. Begrijpt u wel. Ik bedoel, zenders hebben geen steek van doen met duiven of zoiets. Die willen gewoon het normale modulatieniveau zien. Dus wij krijgen daar ernstige moeilijkheden mee.’ PF (zacht): ‘Moeilijkheden.’ PTT: ‘Hallo, bent u daar nog?’ PF: ‘Ja.‘ PTT: ‘Wat doen we nou meneer?’ PF: ‘Zegt u maar tegen iedereen dat ze een beetje rustig blijven en dan komt het wel weer.’ PTT: ‘DUS U wilt niet uitzenden.’ PF: ‘Dit wat er nu wordt uitgezonden willen we graag uitzenden.’ PTT: ‘U zendt niks uit meneer, dat is gewoon niet te ontvangen.’ PF: ‘Zullen we het een beetje harder zetten? Ogenblikje. Is dit beter?’ PTT (lacht schamper): ‘Op een modulatiemeter zie je dat niet. Daar moet je een buisvoltmeter voor gaan gebruiken. Dit is -40 db meneer, 40 db te zacht. Dat is een factor 100, meneer. Nou, ik ga hier maar eens even rapport van maken.’

17.00 – De intussen geregistreerde gesprekken met de Eind Controle Kamer en de PTT worden in de uitzending gebracht. Gevolgd door in een derde studio geregistreerde luisteraarsreacties, vooral geagiteerde meldingen dat men ‘niets meer hoort’.

Nog gaande de uitzending legt Peter Flik het bij met ECK-technicus Van de Braak, die zegt: ‘Als je nou inderdaad goed een duif had geoord had je nog kunnen denken vrede, Goede Vrijdag.’

Of de PTT een formele klacht heeft ingediend is niet te achterhalen.

Met Lopik heeft Peter Flik nooit contact gehad totdat het programma ‘De Radiovereniging’ op 21-2-’89 een nabeschouwing bracht van het voorval.

Bij die gelegenheid zei Ir. Koolhaas van de PTT in Lopik tegen Flik: ‘Men wist er eigenlijk geen raad mee. Wij dachten dat alles kapot was. Als er geen modulatie op staat of heel zacht gaan alle zenders op alarm. Dat is het bewakingssysteem tussen de studios en de zenders. Wij zijn eraan gewend dat radio uitzendt, een boodschap overbrengt of iets dergelijks en niet stilte, want dat kunnen we ook zelf doen, ’s nachts als we slapen.’

Flik: ‘Vond men het leuk in Lopik achteraf of ongepast?’

K: ‘Men vond het niet leuk want men wist niet wat er aan de hand was. En als men dan wazige antwoorden krijgt dan voelt men zich toch gespannen van wat moeten we hiermee. We hebben ruim honderd zendinstallaties die we in de gaten moeten houden. Bij ons is een storing actie. Iedereen is bezig dat te verhelpen, dus dat is bij ons geen stilte.’

________________
Wim Noordhoek maakt sinds 1967 radioprogramma’s voor de VPRO. Sind 1995 als eindredacteur van het dagelijkse programma ‘De Avonden’.