Meneer Keuner vertelde het volgende verhaal: Op een dag, in de tijd van de illegaliteit, verscheen in het huis van meneer Egge, die geleerd had ‘nee’ te zeggen, een agent; hij toonde een briefje dat was uitgeschreven in naam van degenen die de stad beheersten en waarop stond dat hem moest toebehoren ieder huis waarin hij zijn voet zette; eveneens moesten hem alle levensmiddelen toebehoren die hij eiste; eveneens moest hem iedere man dienen die hij zag.

De agent ging in een stoel zitten, eiste eten, waste zich, ging liggen en vroeg met zijn gezicht naar de muur voordat hij insliep: ‘Zul je mij dienen?’

Meneer Egge dekte hem met een deken toe, verdreef de vliegen, bewaakte zijn slaap, en zoals op die dag gehoorzaamde hij hem zeven jaar lang. Maar wat hij ook voor hem deed, één ding vermeed hij zorgvuldig: Dat was ook maar iets te zeggen. Toen nu de zeven jaren om waren en de agent dik was geworden van het vele eten, slapen en bevelen, stierf de agent. Toen wikkelde meneer Egge hem in de bedorven deken, sleepte hem het huis uit, reinigde de legerstede, witte de muren, herademde en antwoordde: ‘Nee’.

 

‘Verhalen over meneer Keuner’, door Bertolt Brecht geschreven vanaf 1926 tot aan zijn dood, staan in De verhalen (1984), vertaald door Ton Naaijkens.