‘It seems to be a little out of the common way, at least I do not remember to have met the like in any book of travels that hath come to my hands; and if I am deceived, my excuse must be that same country, very often to agree in dwelling on the same particulars, without deserving the censure of having borrowed or transcribed from those who wrote before them.’

 
Het zou mooi zijn als een Britse auteur een toneelstuk maakte waarin Jonathan Swift (1667-1745) in een Londense herberg Daniel Defoe (1660-1731) ontmoet. In 1724 bijvoorbeeld, als de laatste net het eerste deel van zijn History of the Pyrates heeft gepubliceerd en de eerste werkt aan Travels into several remote nations of the world by Captain Lemuel Gulliver, first a surgeon, and then a captain of several ships. Swift en Defoe waren niet alleen tijdgenoten, him carrière vertoont ook sterke overeenkomsten, zij het vooral in de bewegingen die zij maakten, niet in de wegen die zij kozen.
Die bewegingen werden vooral bepaald door de politiek. Daarom zou een van de belangrijke gespreksonderwerpen in de Londense herberg de Republiek der Verenigde Nederlanden moeten zijn. Holland was destijds een belangrijke natie. In 1667, Swifts geboortejaar, voer Michiel de Ruyter in opdracht van Johan de Witt de Theems op tot Chatham, waarvandaan ‘Bestevaer’ als buit de schepen Royal Charles en de Unity mee naar huis nam.
Daniel Defoe was een enthousiast aanhanger van de Glorious Revolution van de Whigs in 1688, waaruit de Hollandse stadhouder Willem III als echtgenoot van koningin Mary Stuart het koningschap over Engeland verwierf. Willem wist vervolgens alle pogingen van zijn schoonvader James af te slaan om de macht terug te krijgen. Als agent van de Oranje-koning werkte Defoe vanaf 1697 in Engeland en Schotland en aan Willem wijdde hij in 1701 het pamflet The True-Born Englishman, waarin hij probeerde aan te tonen dat je absoluut niet al Engels bij geboorte hoeft te zijn.

 
Jonathan Swift sprak verscheidene malen met de koning, als die een bezoek bracht aan Moor Park, de residentie van de oude staatsman William Temple, waar de jonge Swift fungeerde als diens secretaris.
Willem viel in 1702 van zijn paard en werd opgevolgd door nicht Anne die zich al direct stoorde aan een nieuw pamflet van Defoe: The Shortest-Way with the Dissenters. Defoe bestreed daarin de conservatieve fractie van de Anglicaanse Kerk door haar attitude tegenover de liberale flink te overdrijven: maak die dissenters af! De koningin liet hem arresteren, waarna Defoe werd veroordeeld tot een boete en de schandpaal.
Swift stond in deze kwestie lijnrecht tegenover Defoe, want hij was juist een tegenstander van de liberale dissenters. Wel had Swift zich intussen bij de Whigs aangesloten om carrière in de kerk te maken en over hun politieke opvattingen oordeelde hij aanvankelijk enthousiast, nooit echter over hun religieuze. Zijn loopbaan schoot echter niet op, want Koningin Anne weigerde hem tot bisschop te benoemen, hij zou het nooit verder brengen dan deken. De reden van haar ontstemming was dezelfde als bij Defoe: zij had zich aan Swifts pamflet A Tale of a Tub (1704) gestoord. Terwijl hij dat zo goed had bedoeld: zowel de dissenters als de katholieken aanvallen, maar de Anglicaanse Kerk sparen.
Met nieuwe pamfletten viel Swift voortaan de Whigs aan en toen de Tory’s aan de macht kwamen, was hij inmiddels tot hun gelederen toegetreden. Tijdens de Tory-periode 1710-1713 bevond hij zich daarom in het centrum van de macht. Dat liet hij weten ook, zodat hij zich niet erg geliefd maakte.
De arme Defoe werd in 1714, het jaar dat koningin Anne stierf, weer gearresteerd voor schulden en ‘verraderlijke’ publicaties. En de val van Swift was diep toen in 1715 de troon werd overgenomen door de Keurvorst van Hannover, die in Engeland George I heette, alleen Duits sprak, meestal in Europa verbleef en het regeren overliet aan de Engelse adel. Aan de Whigs wel te verstaan, die niets meer met de arrogante Swift te maken wilden hebben.
Wel met Defoe, die voortaan hun regering steunde. Soms door in Tory-bladen voor de oppositie belastende artikelen te schrijven!

 
Aardige en integere mannen waren het niet, de auteur van The Life and Strange Adventures of Robinson Crusoe, of York, Mariner (1719), noch die van Gulliver’s Travels (1726). Swift lijkt het minst populair. Het lijkt alsof biografen zich verkneukelen bij de mededeling dat hij de laatste jaren van zijn leven gaga was of bij de voorspelling van oom John Dryden dat uit neef Swift nooit een lyrisch dichter zal groeien. Die Dryden was overigens een nog grotere turncoat dan Swift en Defoe tezamen; hij bestond het om binnen één jaar een lofzang ter nagedachtenis van Cromwell te schrijven èn één op de restauratie van de Stuarts, toen het tij inmiddels was gekeerd. Papenvreter die hij was, bekeerde Dryden zich tot de heilige moederkerk, op het moment dat de katholieke James II de Britse troon besteeg.
Biografen van Swift houden zich vooral bezig met damesverhalen. Zoals de vraag of hij het nu wel of niet deed met ‘Stella’? Had hij nu wel of niet een aanzoek gedaan aan ‘Varina’? Heeft hij door zijn uiteindelijke afwijzing ‘Vanessa’ de dood in gedreven?

 
Antikoloniaal

Tegen de achtergrond van de politieke tegenstellingen in het Engeland van het eerste kwart van de achttiende eeuw, zo moeten we Gulliver’s Travels lezen. Als maatschappijkritisch project is het boek van Swift overigens een stuk interessanter dan Robinson Crusoe. Swift kende het werk van Defoe uiteraard, maar verwijst er vooral impliciet naar, bijvoorbeeld als hij stelt dat er veel te veel reisboeken verschijnen.
Net als Robinson lijdt Gulliver schipbreuk, maar niet één keer, nee, wel vier. In tegenstelling tot Robinson treft hij geen verlaten eilanden aan maar bewoonde. Juist de zeden en gewoonten van die bewoners zijn essentieel voor de reizen, want die geven Gulliver ampel gelegenheid om commentaar te leveren op het Engeland van zijn tijd. Dat kan door verhulde, schromelijke overdrijving, bijvoorbeeld als Gulliver verhaalt hoe onbeduidend de oorzaken van de politieke verschillen in het dwergenland Lilliput zijn. Of indirect, als de reuzenkoning van Brobdingnag samenvat wat hij uit Gullivers verhalen over Engeland heeft begrepen: ‘U hebt me duidelijk gemaakt dat onwetendheid, luiheid en ondeugd soms de enige ingrediënten vormen die een wetgever kwalificeren; dat wetten het best uitgelegd, geïnterpreteerd en toegepast worden door degenen in wier belang en vermogen het ligt ze te perverteren, door elkaar te halen en te ontwijken.’
Swift levert zijn commentaar ook in directe vorm, zoals in de passages waarin Gulliver zich bewonderend uitlaat over het beschaafde paardenvolk van de Houyhnhnms en zich afzet tegen de afschuwelijke Yahoo’s van zijn eigen soort. En wanneer Gulliver huivert bij de gedachte dat zijn geliefde Houyhnhnms worden gekolonialiseerd, volgt een passage die voor 1726 – maar waarschijnlijk kende de intellectueel Swift de aanklacht uit 1552 van De las Casas over de vernietiging van de West-Indische indianen – een scherpe antikoloniale teneur bevat. Die passage beschrijft hoe de ontdekkers het nieuw-gevonden land leegroven en – plunderen, het een naam geven, de bewoners uitroeien en en vorsten martelen om hun goud te vinden. (Zie verder voor deze passage de bij drage van Willem van Toorn aan dit nummer.) Het feit dat Gulliver onmiddellijk hierna betoogt dat Engeland zich natuurlijk niet aan dit soort praktijken schuldig maakt, is uitdrukkelijk pure ironie.
Door de verschillende vormen van commentaar – direct, indirect, propaganda, kritiek en overdrijving – heeft Swift vaak het verwijt op zich geladen dat hij niet consistent was. Maar welke roman uit de eerste helft van de achttiende eeuw is dat wel? Ik vind het een van de aantrekkelijke kanten aan de literatuur uit die periode.

 
In dit spel past ook de verzonnen manuscriptgeschiedenis. Gulliver beschuldigt zijn uitgever – een neef – ervan (negatieve?) politieke observaties in het manuscript te hebben binnengehaald die hij niet heeft geschreven en dat er ander (positief?) materiaal is geschrapt. Deze ‘neef’ repliceert weer met de mededeling dat hij meer dan de helft heeft moeten wegsnijden omdat er allerlei technische details instonden die hoogstens interessant zijn voor zeelui. De uitgever beveelt verder het resultaat aan als ‘a better entertainment to our young noblemen than the common scribbles of politics and party’. Gulliver betoogt aan het einde dat hij zich strikt aan de waarheid heeft gehouden en dat zijn enige doel was: ‘public good’. Misschien spreekt Swift hier de waarheid, al zit er veel impliciete wraak in Gulliver’s Travels.

 
Reis naar Lilliput

De verteller Lemuel Gulliver heeft niet de allerbeste educatie gehad, maar kan toch twee jaar in de Hollandse universiteitsstad Leiden medicijnen en zeevaartkunde studeren. Na weinig succes als scheepsarts en nog minder als huisdokter aan de wal, vertrekt hij op 4 mei 1699 maar weer met een schip uit Bristol. Een alinea verder is het al november, zijn er twaalf zeelieden aan zwaar werk en slecht voedsel overleden en lijdt Gulliver schipbreuk. Hij verspilt dus inderdaad weinig woorden aan details die alleen interessant zijn voor zeelui. Gulliver spoelt aan, valt uitgeput in slaap en wordt wakker terwijl er veertig kleine mannetjes over zijn lijf lopen dat vastgebonden is aan de grond.
‘De reis naar Lilliput’ gaat over merkwaardige fractiestrijd, over politieke haarkloverij, over een onzinnige oorlog (een toespeling op die met Frankrijk), maar vooral over hofintriges. Ondanks het feit dat Gulliver een contract had ondertekend met de koning, wordt hij aan het slot veroordeeld voor diverse typen verraad en vlucht hij van het eiland naar de aartsvijanden op Blefuscu.
Een deel van de intriges is veroorzaakt door de haatgevoelens die de koningin Gulliver toedraagt nadat hij haar paleis van een brand heeft gered door het vuur uit te pissen. Volgens George Orwell verwijst dit naar de onwil van de Britse koningin Anne om Swift tot bisschop te benoemen. Ook nam men Gulliver kwalijk dat hij de vrouw van Flimnap de Schatbewaarder zonder chaperonne in zijn huis ontving (een verwijzing naar de vrouw van Potifar in de bijbel), wat volgens hem volstrekt niet waar was.
Zijn impliciete kritiek op het Engeland van zijn tijd laat Swift zien door een aantal positieve kenmerken van de samenleving op het eiland te beschrijven. Lilliputters beschouwen fraude als een groter misdrijf dan diefstal. Moraal vinden ze belangrijker voor het werk dan vaardigheden. Ondankbaarheid is een grote ondeugd. Grote deugden zijn eer, eenvoud, rechtvaardigheid, moed, bescheidenheid, clementie, religie en vaderlandsliefde. Behalve dat ze ze straffen, belonen ze ook burgers voor goed gedrag. En ouders zijn wel de laatsten aan wie je de opvoeding van hun kinderen moet toevertrouwen, omdat die hun relatie om erotische en niet om educatieve redenen zijn aangegaan. Swift zal ook in latere delen van zijn roman over opvoeding en onderwijs spreken. Daar keren deze ideeën weer terug. Zoals de beide geslachten die op hetzelfde niveau worden opgevoed. Zij het dat meisjes niet door keukenmeiden lastiggevallen mogen worden met griezelverhalen.

 
Reis naar Brobdingnag

In ‘De reis naar Brobdingnag’ vergelijkt Gulliver zelf zijn positie tegenover de reuzen met die van de Lilliputters tegenover hem en omgekeerd. Want anders dan in het eerste deel is Gulliver nu te klein om een rol van belang in de politiek te spelen. Hij heeft zelfs het meisje Glumdalclitch nodig om hem te beschermen en te vervoeren in een speciale contraptie. Ook hoeft hij deze keer niet te ontsnappen: hij wordt met contraptie en al door een adelaar geroofd, maar die laat het geheel in zee vallen. Waar hij door een schip wordt opgepikt en mee teruggenomen naar Engeland.
Wel vertelt Gulliver de koning van Brobdingnag hoe de Britse samenleving in elkaar steekt en diens negatieve reactie daarop heb ik hierboven al geciteerd. Terwijl Gulliver (ironisch) zo trots was op zijn land dat hij in zijn beschrijving had overdreven. Hij is ook boos op de koning.
Swift maakt hier ook snierende observaties over domme wetenschappers, die vooruitwijzen naar de derde reis. Woedend wijst de koning Gullivers aanbod af om hem het principe van buskruit en kanon te leren, evenals het bestaan van huursoldaten. Wie de oogst in een veldje kan verdubbelen, is meer waard dan de hele troep politici, vindt de monarch. Het onderwijs bestaat uit moraal, geschiedenis, poëzie en wiskunde. Maar de mathematica is volkomen toegepast op praktische dingen. Abstracte zaken kennen ze niet op Brobdingnag en hun wetten mogen niet uit meer woorden bestaan dan het alfabet letters telt: tweeëntwintig. Commentaar erop is verboden.

 
Reis naar Laputa etc

‘Ik was nog geen tien dagen thuis of ik vertrok met kapitein William Robinson naar Oost-Indië,’ begint Gulliver zijn derde reis. Deze keer lijdt Gulliver geen schipbreuk, maar zijn het piraten die hem bij zijn onbekende eilanden brengen en vooral een gemene Hollander.
Dit deel is het minst populair gebleken. De onderwerpen die het aansnijdt zijn waarschijnlijk minder interessant voor kinderen en Gulliver beschrijft eigenlijk niet één maar vier reizen: die naar de eilanden Laputa, respectievelijk Balnibarbi, Glubbdubdrib en ten slotte Luggnagg. Laputa zweeft in de lucht, via een procédé met een magneet dat nog onwaarschijnlijker aandoet dan de wonderen van techniek die Jules Verne later zou verzinnen.
Die zweverigheid is echter meer symbolisch bedoeld omdat de bewoners telkens moeten worden gewekt uit hun wiskundige overpeinzingen (een duidelijke tegenstelling tot de praktische mathematica van Brobdingnag). De echtgenoten en dochters profiteren daarvan door onder de ogen van de mannen met een leger van minnaars aan de slag te gaan.
Op Balnibarbi belandt Gulliver in een deprimerende puinhoop: iedereen is slecht gekleed en hongerig, de huizen zakken in en gewas en gedierte kwijnen weg op het land. Het kan ook anders: een informant neemt Gulliver mee naar een afgelegen landgoed waar plant en dier er prachtig bijstaan en de bevolking gezond en wel rondhuppelt. Daar wordt alles nog volgens de oude trant aangepakt, voor de rest heerst de wetenschap, hoort Gulliver. De bewoners van Balnibarbi vinden alles opnieuw uit, volgens de experimentele methode. Grappig is dat vooral gezocht wordt naar goedkopere procédés. Studenten die via een soort fruitmachine uiteindelijk een zinnige tekst zullen fabriceren en wiskunde leren via het opeten van een soort wafel waarop de formules staan. Onderwijsmanagers kun je daarmee tot op de huidige dag lekker maken. De geleerden van Balnibarbi vervaardigen ook voedsel uit excrementen, gebruiken spinnen in plaats van dure zijderupsen, ontwikkelen codes waarmee je de verborgen betekenissen uit brieven kan halen en maken uit de kleur van de ontlasting op wat voor complotten er tegen de regering worden gesmeed.
Op Glubbdubdrib, het eiland van de Tovenaars, mag Gulliver met doden spreken en scènes uit het verleden zien. Homerus en Aristoteles klagen tegen hem over hun latere interpretators en van degenen die na de klassieken komen, behoort volgens de hemelbewoners alleen Thomas More tot de top. Gulliver vraagt ook aan diverse koningen hoe ze aan de macht kwamen of bleven en vrijwel altijd ging dat via meineed, onderdrukking, vernedering, bedrog, koppelarij, homoseksualiteit, incest, of het prostitueren van vrouw, zuster of dochter. Wat wij anno 2002 in deze opsomming van Swift merkwaardig vinden is homoseksualiteit, zoals hij elders vrijdenkers in de negatieve hoek plaatst.
Op het vierde eiland, Luggnagg, sterven sommige bewoners niet. Maar deze superouden, struldbruggs, hebben een weinig benijdenswaardig lot. Hun bezittingen en functies worden overgenomen door de jongere generatie. Ondanks hun onsterfelijkheid zijn ze wel gevoelig voor ouderdomsziekten, dus worden ze demente wrakken die de taal van de nieuwe generaties niet meer verstaan. Als Gulliver er een paar ontmoet, zijn ze absoluut niet geïnteresseerd in het feit dat hij uit een onbekend land komt. Ze bedelen om wat voedsel, dat is alles. Het lijkt alsof Swift de ouderdom in het Engeland van de eenentwintigste eeuw schetst, waar demente wrakken wegkwijnen omdat hun stervenswens door de dominante levensbeschouwing wordt genegeerd en waar ook door intellectuelen als de schrijver Ian McEwan met afgrijzen naar de euthanasiewetgeving van een buurland als Nederland wordt gekeken.
Als Nederlander doet Gulliver zich met succes voor in Japan. Zij het dat de keizer zich afvraagt of hij werkelijk een Hollander is, als Gulliver als enige van zijn gezelschap weigert een crucifix te vertrappen: hij lijkt bijna een christen! Vervolgens keert Gulliver terug naar huis met een Hollands schip, via Amsterdam. Die domme Hollanders weet hij wijs te maken dat hij uit Gelderland komt.

 
Reis naar de Houyhnhnms

‘Een reis naar het land van de Houyhnhnms’ vormt het vierde en laatste deel van Gulliver’s Travels. Deze keer blijft hij vijf maanden bij zijn vrouw, een periode waarin zij weer zwanger raakt, voordat hij met de Adventure op 7 augustus 1710 de haven van Portsmouth verlaat. Nu is hij echter bevorderd tot kapitein! Helaas krijgt gezagvoerder Gulliver te maken met muiterij en belandt hij in een samenleving waar de paarden, Houyhnhnms, de redelijke en beschaafde wezens zijn en mensen, Yahoo’s, een soort gedegenereerde ondieren. Net als bij vorige gelegenheden leert Gulliver gaandeweg de taal en de cultuur kennen en vertelt hij op zijn beurt over Engeland. Hij klaagt over het feit dat er onder de Prins van Oranje een zinloze oorlog met Frankrijk begonnen is, die – voortgezet onder de toenmalige koningin Anne – een miljoen Yahoo’s het leven heeft gekost. Ook klaagt hij over de Wet, waardoor de (drankzuchtige) bevolking lijdt onder advocaten. De artsen moeten het als kwakzalvers eveneens ontgelden en vooral de minister-president krijgt het ervan langs wegens corruptie. Swift spreekt hier, voorzichtig geworden, in de verleden tijd, want de huidige koning is immers George I.
Wat een hemelsbreed verschil bestaat er tussen het politieke klimaat in Engeland en dat in het land van de Houyhnhnms! Die houden om de vier jaar een vergadering waar iedere burger aanwezig is, men vijf tot zes dagen spreekt over de stand van zaken en in alle consensus de problemen van het land oplost. Een korte stilte verheldert daarbij de kwaliteit van de debatten. Debatten over de vraag of Yahoo’s moeten worden uitgeroeid, dan wel gecastreerd, bijvoorbeeld.
Gulliver kan de paarden niet goed uitleggen wat ‘opinion’ precies betekent. Liefde kennen de Houyhnhnms evenmin, dat gevoel is niet rationeel genoeg. Het zijn ideeën die Swift ook buiten Gulliver’s Travels propageerde. Vriendschap en welwillendheid, dat zijn de belangrijkste eigenschappen, naast het eren van traditie, orde, zuinigheid en poëzie.
In het onderwijs aan de veulens gaat het dan ook om matigheid, ijver, oefening en reinheid, waarbij de mannetjes en de vrouwtjes dezelfde opvoeding krijgen, net als bij de Lilliputters. En evenmin voeden ouders hier hun eigen kinderen op. Twee keer per jaar is er een wedstrijd in hardlopen en springen, waarna er een lied aan de overwinnaar wordt gewijd.
Gulliver vindt het allemaal prachtig. Hij wordt zelf ook een beter mens onder invloed van de deugdzame hinnikers, die geen vlees eten en niet kunnen liegen.
Deze keer bevindt hij zich echter in een andere positie dan bij zijn vroegere reizen. Werd hij toen beschouwd als een interessante, zij het merkwaardige bezoeker uit een andere cultuur, de Houyhnhnms blijven hem zien als een (zij het bijna beschaafde) Yahoo. Uiteindelijk sturen zij hem weg.
Extra triest is dat Gulliver zelf ook walgt van de Yahoo’s. Hij wordt een keer door een kind bepist en later, als hij heeft gezwommen, bijna door een Yahoo-vrouw verkracht. Daarom heeft hij na zijn verbanning moeite met de in- en ingoede Portugese kapitein Pedro de Mendez (kritiek op Hollanders) en diens bemanning. Thuis in Engeland is hij zelfs nauwelijks in staat om fatsoenlijk met zijn vrouw en kinderen te communiceren. In plaats van het gezelschap van deze Yahoo’s die hem vervullen met haat, walging en minachting, verkiest hij dat van zijn twee paardenvrienden in de stal.

 
Reis naar Sporomida etc

De enige interessante pogingen om Swifts werk te vervolgen, bedrijven een vergelijkbaar spel van omkeringen, spiegelingen, verdubbelingen en overdrijvingen. Meestal beginnen ze bij Gulliver die het niet meer kan harden tussen de Britse Yahoo’s en vlucht naar de Houyhnhnms. Naarmate de tijd vordert, negeren zowel nieuwe edities als bewerkingen het derde deel van Swifts roman, waarin hij de wetenschap en het onderwijs van zijn tijd belachelijk maakte.
De oudste Nederlandse vertaling dateert van 1727, een jaar na de verschijning in Engeland. Een jaar later verscheen er al een editie die voorzien was van een ‘sleutel’ – eigenlijk een becommentarieerde samenvatting. Plus twee nieuwe delen, waaronder een tweede bezoek aan Brobdingnag. Deel vijf en zes zijn geschreven door een anonieme ‘Fransman’. Hij beweert zijn relaas eerst in zijn eigen taal te hebben geschreven, maar toen hij geld in Mississippi (de toenmalige Franse kolonie) had verloren, kreeg hij zo’n weerzin tegen Frankrijk dat hij zijn vervolg in het Engels vertaalde.
Gulliver vertelt hoe hij uiteindelijk zijn familie niet meer kan verdragen en hij met zijn twee paardenvrienden scheep gaat naar het land van de Houyhnhnms. Maar ‘De reis naar Sporomida’ doet hem eerst aanspoelen op Brobdingnag. Daar verneemt hij dat vooral de koningin zich zijn verdwijning erg heeft aangetrokken, er acht dagen rouw werd gehouden en het meisje Glumdalclitch direct werd opgesloten wegens nalatigheid.
Om te bevorderen dat zijn vroegere beschermstertje wordt vrijgelaten, vleit Gulliver de koning van de reuzen. Pas terug in Engeland, zo vertrouwt hij de vorst toe, besefte Gulliver hoe heerlijk hij het op Brobdingnag had gehad. De koning laat inderdaad Glumdalclitch vrij en wat volgt is vooral een robinsonade. Gulliver vestigt zich met zijn gezelschap op een eiland, waar vervolgens regels worden opgesteld voor de bewoners, gewassen worden aangeplant en wilden op bezoek komen.
‘De reis naar Sevarambes’, de zesde, eindigt in mineur. Wel heeft Gulliver op het eiland gezien hoe geleerden een vlieg tot de grootte van een kameel kunnen opblazen en er vervolgens op rijden (een reminiscentie aan de geleerden van Balnibarbi). Zijn vriend Maurits trouwt aldaar met een mooie weduwe, oorspronkelijk uit Amsterdam afkomstig. Twee matrozen doden de nieuwe echtgenoot en proberen zijn gade te verkrachten, maar krijgen onderling ruzie, zodat de Amsterdamse vrouw overboord kan springen en verdrinken voordat het ‘erger dan de dood’ aan haar voltrokken wordt. Thuisgekomen verneemt Gulliver dat zijn vrouw is gestorven.
C. Kieviet liet overigens in zijn bewerking van 1907 de echtgenote al sterven voor Gulliver van zijn derde reis terugkeert. Het is bij Kieviet uit verdriet dat de weduwnaar aan zijn vierde reis begint.

 
Reis naar Babilary etc

Twee jaar na deze uitgebreide editie, in 1730, verscheen Le nouveau Gulliver ou Voyage de Jean Gulliver, fils du capitaine Gulliver van Mr. L’Abbé D.F. (pseudoniem van Pierre François Guyot Desfontaines). Zogenaamd uit het Engels vertaald in het Frans, maar dat is duidelijk een mystificatie, ook gezien de namen van de (vele) verschillende eilanden die Gullivers zoon aandoet. De zoon heeft een hekel aan school en een natuurlijke aandrang tot reizen en vertrekt dus op een boot naar China. In een storm wordt de bemanning door de zeerovers van Babilary gevangen genomen. De verteller belandt in de harem van de koningin, want alle belangrijke dingen – staatszaken, handel – worden op Babilary door vrouwen gedaan. De koningin wil met de jonge Gulliver trouwen, maar hij wordt ontvoerd door Mejax die verliefd op hem is. De boze koningin stuurt het paar een vloot schepen achterna en bij het gevecht komt Mejax om.
Omdat de verteller bang is voor de jaloerse koningin, gaat hij er snel vandoor. Door schipbreuk komt hij op het eiland Tilibet, wordt hij vervolgens door Portugezen gered en belandt hij met hen op een kannibaleneiland. Het kan niet op, want het gezelschap vertrekt naar het eiland Manouhan, waar Gulliver jr. verliefd wordt op een mooie jonge wilde, wier vader de Europese zeden bekritiseert, zij het niet zo sterk als de koning van Brobdingnag.
Met de goede Portugezen (een topos sinds Swift) vertrekt Jean Gulliver op een Hollands schip, waarop de jonge wilde vrouw zich van wanhoop in zee stort en verdrinkt. Hij ziet zijn vriend Harington terug, die hem vertelt over het eiland van de Bossun en ze spreken met de keizer daarvan. Vervolgens bezoeken ze de eilanden van de Staten, van de Aarde & het Vuur, van de Poëten, de Geometrici, de Geleerden, de Musici, de Komedianten en de Smulpapen. Zelf wordt Jean bijna door een beer opgegeten. Dan komt hij op het eiland van de Latispons, waarop iedere bewoner steeds jonger wordt. Junior hoort op dit eiland een spiegelverhaal over hem en de verlaten jonge vrouw, waarbij de vergelijking met Dido en Aeneas wordt getrokken. Hij vertrekt in een kano en wordt door een Frans schip opgepikt.
Desfontaines is trouwer aan Swift dan zijn anonieme voorganger. Zie de kritiek op de Europese zeden, de omkering in sekserollen in Babilary en in de leeftijdsgroei van de Latispons die verwijst naar de merkwaardige eilanden op de derde reis.

 
Reis naar Boggdhufz

De populariteit van Gulliver-vertalingen en navolgingen was in de achttiende eeuw zo groot dat er in 1790 zelfs een editie verscheen van Rudolf Erich Raspes Baron Munchausen’s Narrative of his Marvellous Travels and Campaigns in Russia (1786) onder de titel Gulliver Revived! Dat kon doordat Raspe zijn verhaal intussen had uitgebreid met de Sea Adventures, wederom met Further Surprising Adventures en ten slotte met de Travels in Ceylon, Sicily, The South Seas and Elsewhere, waaraan al anderen hadden bijgedragen.
Binnen het bestek van de navolgers van Swift vind ik echter de leugenbaron teveel een zijspoor. De Münchausen die wij kennen – met de vlucht via de kanonskogel – komt overigens uit de Duitse bewerking van Gottfried August Bürger, die tot een heel eigen literaire stroom heeft geleid. Zoals Robert Louis Stevensons Treasure Island (1883) te veel een zijspoor is van Defoe’s werk en een eigen traditie heeft geschapen van avonturen op pirateneilanden.
Wel in de traditie is het anonieme Modern Gulliver’s Travels, to Lilliput, Being a New Journey to that Celebrated Island uit 1796. Doorspekt met veel liedjes en gedichten beschrijft het een andere zoon van Gulliver, namelijk een kind dat hij tijdens zijn verblijf in Blefuscu bij een non, Adeline Belciglia heeft verwekt.
Deze zoon brengt het tot ‘Prince of Peace’ in Blefuscu nadat hij op Lilliput getuige was van nieuwe belastingvoorstellen, waarbij vooral de pandjesbazen het moesten ontgelden. Hij moest zich te weer stellen tegen de heerser Pekrub, die uiteindelijk werd gereduceerd tot ‘A State Harlequin’. Waarschijnlijk bedoelt de anonieme auteur hiermee George III die in de loop van zijn regeringsperiode steeds gekker werd. De auteur betuigt expliciet zijn bewondering voor de ideeën van Rousseau, maar dat hoeft op dit moment niet controversieel te zijn, gezien de Franse revolutie die intussen heeft plaatsgevonden.

 
De Nederlander Hendrik van Brakel publiceerde in 1848 een interessant vervolg: Reize naar het land der Boggdhufz. Onuitgegeven fragment van Lemuel Gulliver. Van Brakel vond het in de nalatenschap van zijn oom die een verzamelaar van manuscripten was en heeft ‘Travel to Boggdhufz’ in het Nederlands vertaald. Het vervolg is interessant omdat Van Brakel probeert weer een echte gulliveriaanse reis te schrijven, waarbij hij overigens ook een beetje de spot drijft met het origineel van Swift. Hij dateert het fragment in 1746, want Gulliver heeft het over de dood van zijn vriend Swift een jaar tevoren. Het verhaal begint op 10 november 1704, eigenlijk een beetje eerder. Maar op die dag merkt Gulliver dat hij na een reisje naar Lissabon, op een schip in de haven te lang is blijven doordrinken bij een bevriende kapitein en nu op weg is naar Lima. Die datum is een grapje van de Nederlandse navolger jegens Swift die Gulliver zijn reizen zo exact liet dateren. De datum kan ook niet kloppen, omdat die midden in het verblijf van Gulliver op Brobdingnag valt!
Uiteraard laat Van Brakel zijn Gulliver ook zonder gezelschap op een onbekend eiland stranden. De eerste man die hij daar ontmoet, heeft een normaal postuur, constateert Gulliver tot zijn tevredenheid. Helaas kan hij hem niet verstaan, gelukkig is er een eerdere schipbreukeling die als tolk kan fungeren. Van Brakel maakt weer gebruik van de tegenstellingen zoals Swift die belachelijk had gemaakt. De bevolking van Boggdhufz is in twee groepen verdeeld, de jongeren en de ouderen. Men kiest als patiënt een arts die dezelfde kleur ogen heeft.
Van Brakel trekt de lijn van de staatsharlekijn uit Modern Gulliver’s Travels verder door, want de Marsip, die op Boggdhufz de functie van koning vervult, wordt daadwerkelijk met touwtjes door de bevolking bewogen. Heeft Van Brakel kritiek op de grondwetsherziening van 1848, het jaar waarin zijn boek verscheen? Helaas laat hij het manuscript op dit punt afbreken.

 
Reis naar het komische lied

In de eeuw van Van Brakel leverde Gulliver prachtige stof voor het Britse theater: grappige wezens, zang en dans en een spectaculaire schipbreuk. De beroemdste bewerker was H.J. Byron, die in 1867 een spektakelstuk maakte van The Wonderfull Travels of Gulliver. Volgens de overlevering kwam er een Reuzen-ezel in voor en talloze grappige situaties. Wel in boekvorm beschikbaar is een latere versie, de Gaiety Gulliver uit 1879. De naam verwijst naar het Gaiety theater in Londen waar Byron zijn stukken liet opvoeren. Bijna 400 mensen waren bij het stuk betrokken, inclusief 100 kinderen die Lilliputters speelden.
In Gulliver’s Travels or Harlequin Prince Rover and the Good Fairy Tricksy Wicksy (1876) liepen overigens wel 200 kinderen rond.
De Gulliver van Byron is een rake die in de havenstad Plymouth zijn geld erdoor heeft gejaagd, links en rechts schulden heeft en zijn dag in de zeemanskroeg de Jolly Skipper doorbrengt. Pretty Polly houdt van hem en hij van haar, maar haar vader oordeelt ‘Lemmy’ niet solvabel genoeg, zodat ze wel zal trouwen met een van de twee rivalen die naar haar hand dingen.
Gulliver en zijn twee rivalen laten zich overhalen om als matroos het zeegat te kiezen. Wat ze niet weten, is dat Polly hen vergezelt, vermomd als lichtmatroos.
Na een scène in de kroeg en één op het schip volgt er een op het eiland Lilliput, waarin onze protagonisten alleen off stage optreden. Ze te laten rondlopen zou letterlijk te begrotelijk zijn geweest voor Byron. In de volgende scène heeft hij het volumeprobleem opgelost door Gulliver en zijn gezelschap te confronteren met de dwergen van het reuzeneiland Brobdingnag. Die blijken ongeveer even groot als mensen.
Dan bevinden ze zich opeens op het ‘Island of Comic Song’, waar Gulliver in staat blijkt de prinses aan het lachen te krijgen. In een sprookje zou hij koning worden, maar als het doek opengaat, zien we het duo onder de ‘Flying Islanders’. De lachende prinses wil met Gulliver trouwen, die echter verwijst naar zijn belofte aan Polly, die haar vermomming aflegt. Eind goed, al goed (de première was met Kerstmis).
De liedjes doen sterk denken aan de opera’s van Gilbert & Sullivan (Byron was een van de leermeesters van Gilbert), maar bijzonder is de ongelofelijke hoeveelheid woordspelingen in de dialoog. Volgens de kranten uit die tijd gingen veel mensen Gaiety Gulliver nog een tweede of derde keer zien omdat ze een deel van die puns hadden gemist.
Tekenend voor het Victoriaanse tijdperk is de afwezigheid van Swifts scabreuze details, ondanks al het oh-lah-lah-gedoe en de hoog geheven damesbenen. Zij het dat Gaiety Gulliver een vage toespeling bevat op het bedrijven van de daad met een merrie. En dit voorbeeld van dierenliefde staat nergens in Swifts ‘Reis naar het land van de Houyhnhnms’. Dat is inderdaad meer iets voor de navolgers.

 
In de twintigste eeuw gaan auteurs gewoon door met (zoetsappige) bewerkingen van het origineel van Swift. De verwijzingen worden steeds diffuser. In Hugh Loftings tweede Doctor Dolittle-boekje, The Voyages of Doctor Dolittle (1922-1923) krijgen we wel wat duidelijk gulliveriaanse passages. De verteller, Tommy Stubbins, beschrijft een reis die hij met de dokter en diens onafscheidelijke dieren maakt naar Spider Monkey Island. Natuurlijk is er een noodweer, waarbij hun schip in tweeën breekt, maar zeeschildpadden varen Tommy’s deel naar dat van de dokter en uiteindelijk bereiken ze het verlangde eiland. Dat drijft, en wel naar het noorden, zodat de vegetatie wegkwijnt in het veranderende klimaat. Dolittle komt op het idee om het eiland terug te laten duwen door een kudde walvissen. De bevolking van Prospitals kroont de dokter tot koning. Hij vindt het vreselijk, want een koning doet de hele dag niks, terwijl hij met zijn onderzoekingen verder wil. Gelukkig is het effect van de kroning – volgens een voorspelling zou er een steenklomp in een vulkaankrater vallen – dat het eiland lek raakt en de zee in zakt tot het vast op de bodem ligt. De dokter en zijn gezelschap kunnen terug naar huis.
Uit dezelfde tijd dateert Little Bunny Gulliver van May Byron (ik kan er ook niets aan doen). De tekeningen zijn van Ernest Aris die ooit door Beatrix Potter herself werd aangewezen als haar mogelijke opvolger. In dit kinderboek komt geen schipbreuk voor: konijntje Gulliver wordt meteen door muizen vastgebonden. Hij helpt de ‘Mouseykin’ met de oorlog, waarna zij om hem eer te bewijzen onder hem doorlopen net als het leger Lilliputters onder Gulliver. De jongste muizenprinses vindt hem wel leuk (verwijzing naar de jongste hofdame bij Swift) en bevindt zich in zijn huisje als de adelaar het oppakt. Inderdaad een verwijzing naar het tweede Gulliver-verhaal. De rol van reuzen wordt gespeeld door een familie vossen. Konijn Gulliver wordt in het poppenwiegje van de kleine vossen gelegd en later opgesloten in een kartonnen doos. Maar de muizenvriendjes knagen een gat in de doos en Gulliver kan ontsnappen omdat de zware vos door het ijs zakt.

 
Tweede reis naar de Houyhnhnms

Sommige teksten met ‘Gulliver’ in de titel hebben nog minder met Swift te maken dan die van May Byron. Bijvoorbeeld de roman Gulliver van Claude Simon uit 1952. De naam is niet meer dan een verwijzing naar de vervreemding die de tweede wereldoorlog voor de hoofdpersonen heeft gebracht. Nog minder heeft de interessante muziekroman Trio Gulliver van Jean Guerreschi (1995) met Swift te maken: Gulliver is gekozen vanwege de drie namen GUstave, LILith en VERa.
Het omgekeerde is ook het geval: literaire teksten waarin vaag op het verhaal van Swift wordt gezinspeeld zonder expliciete namen te noemen: Derek Walcotts The Sea at Dauphin (1954), Wolé Soyinka’s The Swamp Dwellers (1964), Athol Fugards The Island (1974) zijn een paar voorbeelden.
Maar A New Voyage to the Country of the Houyhnhnms (1969) van Matthew Hodgart geeft wat de titel belooft. De auteur is een Engelse hoogleraar in de literatuur die in 1969 een jaar les gaf aan de Cornell University aan de Amerikaanse oostkust. Dat moet voor hem een Sodom & Gomorra geweest zijn vol seks en drugs en rock en roll. En politiek.
Zwak aan A New Voyage is dat Hodgart deze cultuurschok zonder veel stilering tot hoofdmotief van zijn boek verhief. Want zijn sterke punt is zijn talent om in de huid van Swift te kruipen als het om diens stijl en aanpak gaat. Zo heeft Hodgart een spelling bedacht die de sfeer van de achttiende eeuw suggereert zonder de leesbaarheid te verkleinen. De uitgever ondersteunt dit effect door een passend lettertype. Boeiend is dat Hodgart het manuscript ‘dateert’ in 1744, het jaar waarin Swift volgens veel biografen al geestelijk aan gene zijde was.
Zoals in wel meer vervolgen houdt Gulliver het niet uit in Engeland tussen de gehate Yahoo’s, hij kiest opnieuw zee en zoekt hij Pedro de Mendez in Lissabon op. Met hem wil Gulliver op reis naar de Houyhnhnms. Hij kan zijn Portugese vriend goed betalen, want zijn boek heeft hem geen windeieren gelegd.
Op het paardeneiland verneemt Gulliver dat er veel gebeurd is sinds zijn vertrek. De Houyhnhnms zijn namelijk nog eens gaan nadenken over de positie van de Yahoo’s. Na de dood van Gullivers wijze mentor hebben de andere paarden een nieuwe aangesteld. Maar deze fungeert nu als werkelijk hoofd van hun vergadering. Door deze hiërarchie lijken de Houyhnhnms in Gullivers ogen nu veel meer op de Lilliputters en de Brobdingnagiërs.
De Yahoo’s gedragen zich veel schandaliger dan vroeger. Ze copuleren overal, met alles wat beweegt, en gebruiken daarbij alle beschikbare holtes en boltes. Bovendien luisteren ze naar een soort popgroep, kijken ze naar striptease en vervaardigen ze kunstwerken van excrementen en stapeltjes stenen. Werken voor de Houyhnhnms doen ze niet meer, daarentegen eisen ze rechten op. Veel paarden zijn daar niet tegen, vooral de jongere. Gulliver probeert hun nog te waarschuwen dat ze zo dezelfde kant opgaan als de Londenaars, van wie hij de voornaamste zonden opsomt. Het effect is averechts: die zonden spreken de jonge paarden wel aan, vooral prostitutie.
Ze leren ook geen klassieke poëzie en proza meer. Alleen het verhaal over het verlaten paard op een onbewoond eiland (Robinson) houden ze nog in ere. De nieuwe poëzie gaat over copuleren en nog eens copuleren. Ook de paarden werken nauwelijks meer, ze vergaderen bijna voortdurend en laten ook een delegatie van de Yahoo’s toe: the Great Shit-In. Gulliver constateert dat misdadigers niet meer worden gestraft, want de Head-Doctors onder de paarden beweren dat die eigenlijk ziek zijn. Kortom, zo zag Hodgart het leven op een Amerikaanse campus anno 1969. Uiteindelijk nemen de Yahoo’s de macht over en berijden ze zelfs de Houyhnhnms. Gulliver kan deze vernederingen niet aanzien en vlucht. Het schip van kapitein John Trelawney (uit Treasure Island) pikt hem op. Terug in Engeland wil Gulliver met geen enkel menselijk wezen meer iets te maken hebben, hij woont in de vuilnisbak en noemt zich voortaan Nagg. Wat niet alleen synoniem is voor paard, maar ook een van de vuilnisbak-ouders in Samuel Becketts toneelstuk Endgame. Ik denk dat Hodgart evenmin een bewonderaar is het werk van Beckett die in 1969 de Nobelprijs voor de literatuur ontving en niet alleen aan Swift verwant is omdat ze beiden niet-katholieke Ieren zijn.

 
Jorge Luis Borges reageert met ‘Het verslag van Brodie’ (1970) ook op Swifts ‘Reis naar het land van de Houyhnhnms’. Een Schotse missionaris uit Aberdeen is in Centraal Afrika (sic) getuige van de strijd tussen mensapen en Yahoo’s. Borges sluit bij Swift aan door het over de taal van de Yahoo’s te hebben, die vaag iets met het Spaans rond Buenos Aires te maken heeft. Verder hebben de Yahoo’s een koningin die uiterst promiscue is en de koning nooit mag zien. De werkelijke machthebbers zijn volgens Brodie vier tovenaars. De god van de Yahoo’s is mest en Brodie slaagt er niet in hen te bekeren tot het christendom.
Volgens hem zijn de Yahoo’s niet barbaars, maar eerder gedegenereerd. Al kunnen ze slechts tot vier tellen, wel kennen ze echte dichters. Misschien bedoelt Borges dat laatste even ironisch als Hodgart. De Argentijnse auteur verwijst echter niet naar de samenleving van zijn tijd, maar naar de eigenaardigheden van Swift.
In tegenstelling tot Pierre Klossowski, die in 1974 een ‘divertimento’ voor Gilles Deleuze publiceerde, Les derniers travaux de Gulliver (in 1987 als Roberte et Gulliver), waarin hij in een hotellobby zowel ‘Deken Swift’, Gulliver, als diverse eigentijdse personages laat optreden. ‘Changer de dimensions, messieurs, c’est l’invention de Gulliver,’ houdt hij zijn publiek voor. Als verrassing heeft Klossowski de draak Faffner voor hen meegenomen. Maar een werkelijke visie op Swift, Gulliver of Wagner ontbreekt in dit divertimento.

 
Reis naar Capovolta

Esmé Dodderidge probeert iets vergelijkbaars als Hodgart in haar The New Gulliver or The Adventures of Lemuel Gulliver, Jr. in Capovolta (1980). Sympathieker misschien, gezien haar feministische boodschap, maar stilistisch is ze minder interessant.
Het boek begint als een sf-roman. De verteller raakt met een experimenteel luchtschip in een merkwaardige toestand en komt bij in Capovolta. Als hij de lokale taal leert, merkt hij dat de samenleving niet veel anders is dan die op de aarde. Zij het dat de rollen van de seksen zijn omgekeerd en dat is het onderwerp van het boek, bijna 250 bladzijden lang. Gulliver merkt dat vrouwen buitenshuis werken, de mannen zorgen voor het huishouden, vooral wanneer de kinderen geboren zijn. Als Gulliver zelf gaat werken, merkt hij dat het onmogelijk is voor slimme mannen om carrière te maken, wordt hij door een knappe vrouw van middelbare leeftijd benaderd en door andere in leidende posities betast. Hun soort ziet hij vaak onder begeleiding van een knappe jongeman op recepties. Op straat bieden mannelijke prostitués hun diensten aan en terwijl de mannen hun geslachtsdelen in strakke, kleurige kleren zo duidelijk mogelijk laten zien, verhullen de vrouwen hun vormen, ook bij feestelijke gelegenheden.
Pas bijna op de helft van The New Gulliver gaat er bij Gulliver iets dagen en heeft hij het over het ‘reverse problem’ dat in zijn vaderland bestaat.
Als zijn vrouw een kind heeft, komt de verzorging op hem neer, wat onhandig combineert met zijn werk. Na een tijdje verlaat zij Gulliver voor een knappe jongeman, geeft ze hem weinig geld en probeert zij de voogdij over het nakroost te krijgen. Gulliver moet bovendien sappelen en regelen om brood op de plank te krijgen, want de Staat vindt niet dat de zorg voor kinderen op haar weg ligt. Erger nog is dat de dames die vroeger aandacht aan Gulliver besteedden hem nu alleen nog medelijdend bekijken……
Kortom, Engelse vrouwen leiden een onaangenaam leven anno 1980 is de boodschap en daarin had Dodderidge aan het eind van de tweede feministische golf wellicht gelijk. Maar dat maakt The New Gulliver nog geen geslaagd boek. Omkering van sekserollen bijvoorbeeld brachten haar voorgangers met veel meer humor. Waarom heeft Dodderidge als inspiratie Swift genomen? Ze maakt inderdaad een toespeling op de beroemde antikoloniale passage aan het slot van Gulliver’s Travels. De roman heeft ook een aardige scène waarin Gulliver te schielijk met de Capovoltaanse wijn in de weer is en denkt dat hij met een kat praat. Hij voelt zich opeens als Alice. Waarom koos Dodderidge niet een omgekeerde wereld à la Lewis Carroll? Dan was het geforceerde sf-begin ook niet nodig geweest.

 
Tweede reis naar Lilliput

Simon Hawke beweegt zich met The Lilliput Legion (1989) bekwamer in het genre SF. Hawke is onder andere de auteur van de Timewars-serie die zo’n vijf eeuwen na onze tijd speelt, wanneer er een gecompliceerd systeem van tijdreizen mogelijk is. Die reizen zijn de drijvende kracht van elke aflevering.
Een van de tijdreizigers komt in een Londense horecagelegenheid aan het begin van de achttiende eeuw de twee redacteuren van het blad The Spectator tegen. Zij spreken over de kleine mannetjes die in een anoniem verschenen pamflet worden beschreven. Kabouters, vraagt de ene, maar het antwoord wordt onderbroken door een stentorstem die zegt dat het om Lilliputters gaat. De stem van Jonathan Swift, die onmiddellijk daarna de eigenaar verwijt dat hij Whigs in zijn etablissement toelaat. In Swifts gezelschap bevindt zich een dronken arts, Lemuel Gulliver genaamd. Kende Hawke de farce van H.J. Byron?
Voor een SF-roman een boeiend begin, maar dan verzandt het verhaal al snel. Gulliver moet met de tijdreizigers terug naar Lilliput. Want in de toekomst voert een generaal Drakov een legioen Lilliputters aan. Drakov is een vervaarlijk man, getraind door Dr. Moreau (zie H.G. Wells), die zijn legioen heeft voorzien van laserwapens.
Gulliver kan het eiland eerst niet terugvinden, tot de tijdreizigers ontdekken dat het is gesitueerd in een alternatief universum (een sf-to-pos). De strijd met de laserlilliputters wordt in het New York van 1989 uitgevochten. Natuurlijk overwinnen de tijdreizigers. Maar, vraagt één van hen zich af, hadden die Lilliputters geen vrouwtjes? Hawke geeft het antwoord op deze vraag door een korte slotscène waarin twee kinderen geniepig de bewoners van hun kooi voor de ouders verstoppen. Heel wat leuker dan hamsters.
De Swiftiaanse satire komt op verschillende manieren naar voren. Lem, zoals Gulliver door de tijdreizigers wordt genoemd, verbaast zich over het feit dat er onder hen een vrouwelijke officier is. Zij zijn daarentegen verrast als ze laat in de twintigste eeuw in New York belanden, dat de burgemeester van de stad niet zwart is en de president van Amerika geen vrouw.

 
Achtervolging

Feministische ideeën hebben zich van het humorloze slachtofferdenken van Dodderidge, via de politiek correcte benadering van Simon Hawke op een interessante manier ontwikkeld in The Mistress of Lilliput or The Pursuit (1999) van de Schotse auteur Alison Fell. [Zie hiervoor elders in dit nummer de inleiding van Marjoleine de Vos bij een fragment uit deze roman.]
Fell is heel negatief over de Hollanders; die zijn alleen maar uit op geld, en branden alle landjes plat om de prijs van specerijen hoog te houden. Een realistische invulling van Swifts antikoloniale verhandeling, want inderdaad heeft deze praktijk de Verenigde Oost-Indische Compagnie, waarvan nu het 400-jarig bestaan wordt gevierd, geen windeieren gelegd.
Fell heeft een aantal leuke gulliveriana bedacht. Op het eiland Sumina zijn vogels de zielen van mensen en begint de naam van elke bewoner met de letter A. Als iemand gestraft moet worden voor een misdaad, schrijven de bewoners zonder kennis van de misdaad in kwestie hun voorstel voor een straf op een briefje en deponeren dat in een stembus. Eén zo’n briefje wordt eruit gehaald en dat bepaalt de straf.
Fell zou met instemming kennis hebben genomen van wat haar Nederlandse tijdgenoten met de erfenis van Swift hebben gedaan, met hun oog voor sensualiteit en erotiek. Zo heeft Rutger Kopland in 1973 het lange gedicht ‘Gulliver onder de reuzen’ gepubliceerd dat vooral over de verloren jeugd gaat. Maar de volgende regels reageren op Swift:

‘Gulliver lag in een enorme zandbak te spelen met zijn delen en naar de schooljuffrouw te kijken,
hoe zij zich stond te bewegen onder haar jurk’

Kopland refereert hier indirect aan de passage in Lilliput waar soldaten onder Gulliver doorlopen en zijn onbedekte delen zien.
Willem van Toorn dichtte wat later (1985) ‘Lilliput’ en ‘Glumdalclitch’. Net als Fell die een negerprins opvoert met een vergeefse liefde voor een Lilliput-meisje, heeft Van Toorn het over de onmogelijkheid (voor Gulliver) om iemand lief te hebben met wie zo’n onoverbrugbaar volumeverschil bestaat.
In het eerste gedicht refereert hij aan de geruchten dat de vrouw van Flimnap de Schatbewaarder hevig verliefd op Gulliver was geworden. In het tweede aan het meisje aan wie in het reuzenland Brobdingnag de verzorging van Gulliver was toevertrouwd.
Zodat de laatste literaire verwerkingen van Swifts roman vooral reageren op Swift zelf en niet op de omgeving van de auteur.