De Russische schrijver Joeri Olesja (1899-1960) behoorde tot de generatie van Babel, Pilnjak, Mandelstam, Boelgakov. Een generatie die wel de ‘geknotte’ is genoemd: in een aantal gevallen letterlijk, omdat de schrijver in kwestie onder de stalinistische terreur vermoord werd, vaker figuurlijk. Niemand kon vrijelijk schrijven wat hij wilde; hoogstens kon dat voor de schrijftafellade, en ook dat was niet zonder gevaar. Elk publiek gesproken woord was een hele leugen of een halve waarheid, en schrijvers werden geacht mee te liegen. Wie zich niet conformeerde, zag zich verbannen naar de uithoeken van de literatuur (vertalerij, de ‘journalistiek’, het kinderboek). Alleen wie zijn ziel verkocht, of geen ziel hád om te verkopen, kon publiceren.

Na het eclatante succes van zijn eerste boek, Afgunst (1927), over de botsing van de ‘oude’ en de ‘sovjet-mens’, dat kon verschijnen tijdens de betrekkelijke vrijheid van de Nieuwe Economische Politiek, kwam ook Olesja aan de zijlijn te staan. Gaandeweg ontdekte hij dat hij niet kon – en wilde – ‘schrijven als anderen’.  Daardoor was zijn oeuvre gedoemd klein te blijven. Het maakte hem beurtelings wanhopig en opstandig. Een dialoog uit later jaren:

GEVIERDE SCHRIJVER:  ‘U heeft in uw leven niet veel gepubliceerd, Joeri Karlovitsj. Ik zou het allemaal in één nacht kunnen lezen.’

OLESJA: ‘En ik zou in één nacht kunnen schrijven wat u in uw hele leven geschreven heeft.’

Het schrijven viel Olesja moeilijk, mede door de hoge maatstaven die hij aanlegde. Maar schrijven bleef hij, zij het in losse notities, die pas na zijn dood werden uitgegeven. Het zijn geen dagboekaantekeningen in engere zin (ze zijn alleen bij uitzondering gedateerd); eerder zou je kunnen spreken van een autobiografie in fragmenten. Ze zijn beeldend, vaak poëtisch en zeer persoonlijk – ten tijde van Stalin op zichzelf al een vergrijp, getuigend immers van een ‘bourgeoismentaliteit’. Schijnbaar ordeloos staan ze achter elkaar, en toch zijn ze verbonden door een draad: ‘Iemand leeft en hij leeft zo lang door tot hij oud wordt. Dat is de plot.’ Dit nummer van Raster brengt een selectie uit deze aantekeningen, aangevuld met enkele teksten over de schrijver. Als titel is gekozen voor ‘Afscheidsboek’, een van de (vele) titels die Olesja voor zijn verzameling overwoog. Hij dekt de lading: een innig vaarwel aan het eigen leven.