Keuze uit Die Lücke, die der Teufel lässt, im Umfeld des neuen Jahrhunderts, Frankfurt 2003

Moment van gevaar voor de laatste vertegenwoordigers van de Kritische Theorie bij de begrafenis van Adorno
Troosteloze situatie. De plechtigheid in de rouwkapel van het kerkhof in Frankfurt waarin de kist van Theodor W. Adorno was opgebaard werd door Max Horkheimer grondig in de war geschopt. Hij wees de dood van zijn vriend als feit af. Ook als voorteken van zijn eigen, spoedig te verwachten dood leek hem daar niets te vieren aan. Welke muziek als passend beschouwd mocht worden of door Adorno gebillijkt zou zijn, wilde hij niet beoordelen.
Tegen het einde van de bijeenkomst, de toespraken waren van een ongedisciplineerde lengte, ging een van de zijdeuren van de kapel open. Een tamelijk grote groep studenten was daar te zien, mogelijk met gewelddadige plannen, onder aanvoering van studentenleider Krahl. Ze keken naar binnen. Zaaldienaren sloten de deuren af. Wilden de studenten de bijeenkomst verstoren? De kist bij wijze van provocerende daad ‘ontvoeren’, zich Adorno, als deel van de Kritische Theorie die ze immers nooit hadden verloochend, als dode eigen maken?
DE OUDE MANNEN VAN DE KRITISCHE THEORIE schaarden zich bij de uitvaart op de rijdende draagbaar buiten de kapel demonstratief om de kist. Zouden ze tegen de ontvoerders een kans hebben gehad? Daar hielden ze geen rekening mee. Op een parallelweg volgde de groep studenten. Het was voor wie naar hen keek onduidelijk of er sprake was van een dreigende houding of van deelname en respect voor de dode. Dat was ook in deze groep niet uitgepraat.
Een regenbui, onweerachtig, verraste de rouwstoet halverwege. De hoofden van de GELEERDE MANNEN nat, ook hun kleren doornat. Niemand van de ‘Kritische Theorie’ was in het bezit van een paraplu. Nog altijd uitvoerige toespraken bij het graf. Langzaam werk van het kerkhofpersoneel bij het neerlaten van de kist in de grafkuil. Nog wat klompen aarde op de kist, enkele boeketten. Het defilé voor de weduwe. Dit alles met natte koppen.
Om de geesten te redden die zich later verzamelden in het huis van Suhrkamp­uitgever Unseld geef ik opdracht grote potten WARM BIER te bereiden. Volgens een van de sprookjes van Grimm is dat een voorzorgsmaatregel tegen verkoudheid. De warmte en de alcohol brengen het ouder wordende
bloed snel aan de kook. Intussen zijn drie studentenhulpkrachten bezig met huishoudföhns het haar van de GELEERDE GRIJSAARDS te drogen. Zo werden ze gered.
Voor het moment waren ze, niet emotioneel maar fysiek, gered. Twintig jaar later had de planeet de laatste van deze knappe koppen laten gaan. Het was nooit meer dezelfde wereld.

Walter Benjamin in Moskou
Onder verandering van plaats leed hij. Reizen in landen waarvan hij de taal niet sprak, was hem vreemd. Enigszins vervreemd stapte hij uit de trein Berlijn­Warschau­Moskou. Alleen de strengheid van het gemoed, het zogenaamde bewustzijn, dreef hem hierheen.
Nog die avond leidden kameraden van de INTERNATIONALE AFDELING / SECTIE CULTUUR hem naar een dans­ en revuevoorstelling. Ze hadden gehoord dat hij geïnteresseerd was in vernieuwingen die er het gevolg van waren dat de massa’s het regime hadden overgenomen. Wat de massa’s toebehoort, kan het fascisme zich niet toeëigenen.
Gazellenlichamen uit bergbeklimmende volkeren uit de Kaukasus waren voor dit optreden aangetrokken; het brede toneel van het revuetheater was voor de uitbeelding van handeling niet erg geschikt. De dansgroepen vorm­ den lijnen om het toneel te vullen en voerden gymnastische oefeningen uit. Bij muziek van balalaika’s, trekharmonica’s, trommels en trompetten.
Dat leek de vreemdeling een verkeerde, want op commando gevormde nabijheid. Als het erom ging een betrekking aan te knopen met de Kaukasus, en dat betekent met de daar vastgeketende Prometheus, dan moest het gebeuren op het toneel als ver en ongenaakbaar worden voorgesteld. Prometheus was nog lang niet van zijn ketenen bevrijd. De gier niet geschrokken en verjaagd. Maar de volkeren van het Kaukasusgebied – dat wist de vreemdeling – die hun zonen en dochters ter beschikking van het revuecollectief hadden gesteld, als een troep slaven die naar de Minotaurus worden gestuurd, waren al decennia geleden onderworpen, voorzover ze als zelfstandige volkeren al ooit hadden bestaan. Ze waren zuivere grondstof voor menselijke natuur, dus iets anders dan met dirigeerstok en bevel gecoördineerde gymnastische beweging. Als zulke grondstof bedorven en gestorven. Als iets nationaals, sovjets en volks gebalsemd en opgesmukt. Aldus het woeste vermoeden van de geleerde.
Alleen door te zwijgen kon hij zich beschermen. Ook als hij niet de vervolging vreesde die in het bezochte land woedde, maar datgene wat in Midden­ Europa werd voorbereid. Profetisch was hij in zoverre dat hij het komende jaar 1942 in elk ogenblik van het heden zag binnendringen, terwijl hij in 1932 in een verduisterde toeschouwerruimte en op een decoratief verlicht toneel keek. Het toneel: onschuldig, genationaliseerd, smaakvol. De gevaren bevonden zich buiten deze ruimte.
Troostend de hier net als in vrijwel alle Europese theaters geïnstalleerde blauwe lampen boven de nooduitgangen – na zoveel catastrofes waarin mensen elkaar hadden verdrongen naar de uitgangen. Met blauw licht, zodat ze de uitvoering niet stoorden. Dat leek hem een teken van echtheid. Het liet zien dat hij ondanks de kunstmatige vertoning in het HEILIGE MOSKOU door een stuk realiteit werd begroet. Hij was hongerig naar werkelijkheid, hij kon dit voedsel niet opgeven ook als hij het voor vergiftigd hield.

Wakker zijn slechts de geesten

Is er leven in het niet-leven?
1 Een merkwaardig bericht uit Australië
De afstammeling van een stam van de aboriginals, die onlangs toetrad tot de katholieke kerk, richtte met zijn assistent, een Schot, een firma op die zich op nanotechnische gespecialiseerde machines concentreerde. De jonge abo­ riginal, wiens firma tijdens de depressie de hoogste beursnoteringen bereikte, werd bij zijn voordracht in Princeton met bijzonder respect, ja met bijval begroet. Hij wordt als een natuurkundig genie beschouwd.
De ten dele door vooroordelen bij de receptie van dit bericht geremde Australische pers heeft vastgesteld dat de aboriginal en zijn Schotse medewerker elkaar sterk zijn toegewijd. Een homofiele relatie wordt verondersteld. In elk geval zou de assistent de meester in hoge mate helpen, zodat het geestelijke eigendom in de war zou raken. De algemene noemer van de berichten is de twijfel of een aboriginal van Europees of internationaal formaat zou kunnen zijn. De zaak is in dezelfde mate onaangenaam, volgens het lid van het hoogste gerechtshof van Australië, Judge Clarke. Er zijn drie logische mogelijkheden. (1) De assistent heeft de geniale premissen van zijn meester gesouffleerd. Dan zou het een probleem van het auteursrecht zijn, omdat de assistent immers betaald wordt. (2) Het genie is de oerbewoner, dan is dat een provocatie van het raciale vooroordeel waarop Australië gegrondvest is. (3) Intelligentie is op een andere plaats gehuisvest dan men meent, namelijk niet in het hoofd van een enkeling, maar als netwerk tussen verschillende hoofden. Dat zou veronderstellingen van de kennistheorie zoals ze aan de universiteiten in zwang zijn in beweging brengen en de zaak betreffende het eigendom van geestelijke goederen opnieuw voor het hoogste gerechtshof openen.

2 Kerstmis in Nieuw Zeeland
Het water van de heidense rivier Wangachu bracht aan de vooravond van de Heilige Nacht de middelste pijlers van de spoorbrug waarover de sneltrein­erbinding Wellington­Auckland loopt tot instorten. Buitensporige regenval zou de oorzaak zijn geweest.
Het behoort tot de traagheid van de gevoelens dat de Britten in Nieuw Zeeland zich, ondanks alle kenmerken van de zomer, op Kerstavond ‘elk naar zijn plek’ willen begeven. Daardoor was de exprestrein, die op het breukpunt van de brug in de diepte stortte, overvol.
De locomotief en vijf wagons. Het elektrische licht functioneerde tot het laatste moment. Ik zag de wagons met verlichte ramen in de woeste stroom verdwijnen, bericht een getuige.
Van de ongeveer honderdtwintig reizigers bereikten zevenenveertig, op de een of andere manier gered en wat hun verwondingen betreft provisorisch verzorgd, hun bestemming in Auckland. De hulptrein was vanuit het station van bestemming naar de plaats van het ongeluk gereden. De passagiers bereikten de stad tegen de middag van eerste kerstdag.

­- Sabotage sluit u uit?
­- Wie zou die hebben moeten begaan?
­- U zei dat de rivier de Wangachu ‘bezield’ was. Krijgerzielen van de Maori’s die door de Britse koloniale mogendheid waren omgebracht, zouden de watermassa’s in de richting van de bruggenpijlers hebben omgeleid.
­- Dat wordt beweerd. Voor mij klinkt het fantastisch.
­- Maar het valt op dat het ongeluk exact op kerstavond plaatsvond, een van de belangrijkste christelijke feesten. Hevige zomermoessons met buitensporig waterrijke regenval zijn er vaak.
­- Je kunt niet op elke bijzondere gebeurtenis een samenzweringstheorie baseren.
­- Een samenzwering zou ook niet noodzakelijk zijn.
­- Hoezo niet? ­ Omdat zielen die in het water leven geen samenzwering nodig hebben.

3 Wat is vooruitgang?
De paleontoloog Gould wijst het begrip vooruitgang af. Tegelijkertijd moet hij toegeven dat hij zelf spreekt van een groei van het hersengewicht, van de toename van de ruimtelijke uitbreiding van de hersenoppervlakte (al is het door interne opslag, verbeterde ‘opwikkeling’ in een even grote behuizing). Het woord vooruitgaan gebruikt hij ook bij het opdringen van carnivoren, als hij de verdringing van buideldieren beschrijft die als vleeseters jagen en worden gegeten door zoogdieren die eveneens van vlees leven.

4 Is er aan het bekkenbrein van de sauriër iets dat geen toekomst heeft?
In een persoonlijk gesprek met de academicus Berdjew uit Moskou, die zich aangevallen voelde in zijn op Friedrich Engels gebaseerde opvattingen, gaf de cynicus Gould geroutineerde antwoorden. De houding van de machtige man die hij in de algemene paleontologie was. De nieuwe succesrijke reeksen organismen, zei hij, stammen niet uit de telkens ‘meest ontwikkelde soort’, bijvoorbeeld geteld naar grootte of arbeidspotentie van de hersenen. De evolutie begint telkens opnieuw aan de kant van de kleine organismen, van de ‘vergeten vooruitgang’, van een stuk verleden. Het zouden neven van de hoofdlijn zijn die een nieuwe ontwikkeling bewerkten, maar ook hele families en neven van de twaalfde graad die een vooruitgang herstelden. Wat bijvoorbeeld was er aan het bekkenbrein van een sauriër dat geen toekomst had? Wie was dogmatisch genoeg om uit te sluiten dat vanuit dit perspectief een nieuwe ontwikkeling kon beginnen, en wel onafhankelijk van de vraag of de sauriërs wel of niet waren uitgestorven?
Maar een benedengrens is er wel degelijk, zei de Moskouse academicus: het hersenvolume kan in de evolutie (dus ook in de toekomst) niet onder nul komen. Helemaal zonder hersens functioneert de levende machine niet, dit is een ‘bruggenhoofd van de vooruitgang’.
Hoezo niet? Natuurlijk, antwoordde Gould, zou met de golfbeweging onder nul, met het niet­zijn rekening gehouden worden. Anders krijg je wat Carl Friedrich Gauss een GEKORTWIEKTE VERDELING OF GEREDUCEERDE VER­ GELIJKING genoemd heeft.
Zonde tegen de wiskunde! Zo maakten de dode, uitgestorven soorten deel uit van de toekomstige ontwikkeling, wond hij zich op, slachtoffers van de revolutie hadden het eeuwige leven.
Maar hoe moeten we ons dat voorstellen, vroeg de Moskouse academicus, dat de golf (het is immers niet meer dan een grafiek) zich onder nul voortzet? Bedoelt u daarmee een natie van domkoppen met de potentie zich uit de mensheid te verwijderen? Maar ik vraag naar de evolutie van de hardware, de herse­ nen. Als die kleiner zijn dan een notendop, valt dan de werkwijze van de menselijke hersens, de intelligentie, de beschaving nog op de een of andere manier onder te brengen?
U begrijpt weinig van nanotechniek, antwoordde Gould. Onafhankelijk daarvan zou u, als u de evolutie bestudeert, het verval van de soorten zogezegd ‘onderaards’ moeten volgen. Afzonderlijke soorten sterven uit, maar wat van hen afstamt is in beweging. Onverwacht, als een mol, komt het uitgestorvene weer tevoorschijn. Dat zou je ‘negatieve hersenactiviteit’ kunnen noemen. Misschien kan een brein zich des te meer differentiëren naarmate het meer verborgen, dat wil zeggen afgestorven, gewacht heeft.
Nu wordt u poëtisch, antwoordde de Moskouse academicus. U wilt ons laten zien hoe dun het ijs is waarop wij, dialectische materialisten, ons bewegen. Wilt u dat? Zo zijn er vormen van hoop die historisch onvervuld blijven, ze worden duizend jaar vergeten en keren als ONSTERFELIJK terug.
Ziet u, antwoordde Gould, daar heeft u de volledige vergelijking van Gauss. Om het even of het voorteken min is, ze werkt in de min net zo goed als in de plus. Met die bijzonderheid dat de evolutie die uw stamvader Marx immers graag zelf zou hebben uitgevonden (neemt u de briefwisseling met Darwin), de dialectisch­materialistische methode maar wat graag volgt. Niet alleen verdwenen hoop keert terug, maar ook werkelijk leven dat verdwijnt.
En dat bedoelt u niet cynisch? vroeg Berdjew. Naar eer en geweten niet, antwoordde Gould. Toeval is vaak cynisch maar zeker niet altijd. Hoe berekent u overigens de golffunctie van de hoop? Wat is daarvan de formule?
Ach, over een hoe kort tijdsbestek praten we? vroeg de Moskouse academicus op zijn beurt. Dat Crassus terugkeert omdat zijn hoop onvervuld bleef? Dat Sulla terugkeert omdat er in de USA marines zijn? Dat is de hebbelijkheid van onze Marx, hij is ongeduldig. Hij onderzoekt niet. Hij neemt voorbeelden die hij in de literatuur aantreft. Hij houdt geen rekening met de tijdsduur die er voor een proces nodig is. Paleontologische diagnoses heeft hij in het archief van de Londense bibliotheek waarin hij zat niet gevonden. Hij heeft er niet eens naar gezocht.
Dat zegt u als marxist? antwoordde Gould. Uw stamvader beschikte over intuïtie. Want wie heeft de mol als beeld voor de drijvende kracht in de geschiedenis uitgevonden? Hier hebt u de golffunctie rekening houdend met het niets, de voortdurende beweging beneden de nullijn!
Nou ja, dat op zijn minst, antwoordde Berdjew. Ze hadden het zevende glas rode wijn besteld. De conferentiedeelnemers zetten zich alweer in beweging naar de grote congreszaal. De reusachtige luchters van het Kremlin, een imitatie van byzantijnse tempels die echter vanwege hun verbinding met kaarsen totaal anders functioneerden, verlichtten de met schilderijen volgehangen zaal. De pracht leid­ de af, was vermoeiend. Wakker waren slechts de geesten.

De tong als ‘vervangend oog’

Vleermuisonderzoekers in Winconsin en Bangladesh hebben voor werkloze blinden op hun tong een ‘vervangend oog’ ontwikkeld. Het gaat om een ‘sensorisch substituut’. Het netvlies doet namelijk, net als alle andere zintuigen, niets anders dan uitwendige prikkels omvormen in zenuwimpulsen. Pas het brein construeert daaruit een waarneming.

­- Waar dat in het brein gebeurt, is bekend?
­- Al vele jaren. Het gezichtscentrum ligt in het achterhoofd.
­- En u voert als vervanging voor de verloren datastroom die van het oog zou moeten komen de informatie via een zijweg aan?
­- Ja. We probeerden het met de huid van de buik. We hebben ook een poging gedaan met de rug van de hand. Voor gevoelsbeelden is de tong echter verreweg het geschiktste orgaan. De tong is ongewoon dicht bezaaid met tastreceptoren. Het speeksellaagje levert een goede elektrische geleider op. Het ‘vervangende oog’ tong ligt goed beschermd in de mond en is intensief verbonden met de hersens.
­- Hier zie ik een sensor?
­- Ja, met 144 elektroden. Een vierkant op de tong ter grootte van een postzegel.
­- De videocamera die de sensor bedient, moet de blinde aan een stok in de hand houden.
­- Of men bevestigt hem aan de kleding. Belangrijk zijn de elektrische pulsen die op de tong als kriebelingen aanvoelen.
­- Hoe lang moeten de blinden oefenen? ­ U bedoelt: tot ze vage omtrekken ‘zien’ en zich als in een donkere omgeving kunnen oriënteren? Een half jaar. Niet anders dan bij de training met een geleidehond.
– ­ Weet men of het ‘gezichtscentrum’ het bedrog kwalijk vindt? Is het een zelfstandig orgaan? Of slechts dienaar van het brein, een machine? De prikkels van de tong zijn immers ‘koekoekseieren’.
­- Ze brengen een authentieke verbinding tot stand tussen uiterlijke prikkels en gezichtscentrum. Wat zou daaraan leugenachtig zijn?
­- De prikkels van de tong zijn ergens anders voor geschapen dan voor ‘kijken’.
­- We stellen vast dat het brein welhaast gierig naar het surrogaat grijpt. Hoofdzaak is dat er veel verschillende, snel wisselende prikkels zijn. De collega’s in Bangladesh hebben pas afgelopen week gemeten dat het tactiele kijken met de tong een geringere vertraging laat zien dan de waarneming via het oog. Driehonderd indrukken per seconde (zij het ook slechts vaag), terwijl via de retina slechts zestien deeltjes per seconde als losse prikkel worden gezien.
­- Uw instituut heeft het patent verworven voor het ‘tongenoog’? Waarvoor wordt dit nieuwe type prothese gebruikt? De werkloze blinden die zich voor de experimenten beschikbaar stelden, kunnen zich het implanteren van een dergelijk oog plus onderhoud en gebruik niet permitteren.
­- Dan is industriële ontwikkeling niet lonend.
­- Het militaire apparaat werkt met een systeem dat elitesoldaten met sonar of infrarood tongbeelden laat zien van een voor het oog onzichtbare omgeving. Dat kan in een oorlog van beslissende betekenis zijn. We horen van een behoefte bij coureurs om zich razendsnel informatie te verschaffen over het zich veranderende blikveld, zogezegd ‘sneller dan het oog’, ‘tot buiten het bereik van de ooghoek’.
­- We zien deze coureurs en soldaten met uitgestoken tong zich snel vooruit bewegen. Zonder te worden gehinderd door de vooroordelen die wij met de gezichtsindruk, gevoel genoemd, verbinden. Zogezegd met de blik van de armoedzaaier.

De onderzoekers werkten in teamverband. Alleen daar waar een toereikende stam werkloze blinden aanwezig was die zich tegen een geringe vergoeding voor de experimenten ter beschikking stelden, was dit onderzoek, waarvoor de weg was gebaand door vleermuizen, uit te voeren. Dienovereenkomstig waren de onderzoekers in Winconsin en Bangladesh met elkaar verbonden. Naarmate ze meer succes hadden, hadden ze zich verder verwijderd van hun oorspronkelijke onderzoeksgebied dat in het tussengebied van biologie en gespecialiseerde techniek lag. Nu stonden ze voor raadselachtige maar tege lijk veelbelovende af­ gronden van de menselijke natuur.

­- Afgronden in de betekenis van mijnen waarin iets te vinden is? Niet in de zin van: maar dit is wel erg onheilspellend?
­- In het geheel niet onheilspellend, eerder verbluffend. We vonden namelijk onbekende nanogrote gebieden in het brein die lijken te zijn overgebleven van een derde oog dat onze soort enige honderdduizenden jaren geleden moet hebben bezeten.
– ­ Deze ruïnes, verborgen resten van een vroeger, tweede gezichtscentrum in de hersenen, reageerden die op de datastroom die via de tong naar binnen werd geloodst?
­- Hoogst levendige reacties. Het derde oog moet, zoals we het bij enkele insecten en reptielen kennen, aan het achterhoofd, in het midden van de schedel, gezeten hebben. Het was niet bedoeld voor het identificeren van uitwendige prikkels, maar gericht op stemmingen, op de verandering van licht ­ verhoudingen. We kunnen door prikkeling van het ‘tongenoog’ via deze nanotactiele plaatsen in de hersenen de neerslag van melatonine bewerkstelligen. We kunnen tot op heden onbekende ‘qualia’ produceren, dus gevoelens van ‘aangenaam’ of ‘ik heb dringend behoefte aan meer daarvan’, die in het arsenaal van de emoties niet bestaan.
­- Kan dat niet heel moeilijk in woorden worden uitgedrukt? ­ Daarin ligt de moeilijkheid. De blinden beweren dat ze dergelijke gevoelens niet eerder hebben gehad en proberen ze behoorlijk uitgebreid te beschrijven. Iets tastbaars valt op die manier niet vast te stellen. We zouden mensen die kunnen zien een tongenoog moeten kunnen implanteren om te kunnen vergelijken.
­- Maar die laten dat niet met zich doen.
­- Ook werkloze en straatarme mensen aarzelen.
­- Wie wil er ook met een sensor ter grootte van een postzegel op zijn tong door het leven gaan, als hij zo’n ding niet nodig heeft? Zou u het implantaat later eventueel weer kunnen verwijderen?
­- Niet als de kanalisering naar het gezichtscentrum is gelukt. Dan ‘ziet’ iemand die kan zien met zijn ogen niets meer.
­- Het gezichtscentrum begrijpt de ogen niet meer?
­- Het wijst de indrukken van het oog af. Die zijn hem te langzaam. We heb­ ben het gevoel dat het gezichtscentrum de indrukken van het oog als vervelend ervaart, zodra het eenmaal van het tongenoog geproefd heeft.
­- Dat kunt u toch helemaal niet weten als u het niet geprobeerd hebt.
­- Wij, in Winconsin, hebben dat weliswaar niet geprobeerd, maar onze colle­ ga’s in Bangladesh wel. ­ Bij proefpersonen uit het land dat ze uit armoe ter beschikking stelt?
­- De proefpersonen werden geïmporteerd. Het zou strafbaar zijn experimen­ ten van dit type op staatsburgers uit te voeren.
­- Geïmporteerde proefpersonen zijn geen staatsburgers in Bangladesh?
­- Niet uit Bangladesh. ­ Maar dan toch ergens anders staatsburger?
­- Niet als ze rechtsgeldig veroordeeld werden en hun burgerrechten hebben verloren.
­- Chinese gevangenen?
­- Altijd nog beter om zich ter beschikking van de wetenschap te stellen dan door voltrekking van de doodsstraf aan zijn eind te komen.

Speculatieve wetenschap
In het Pentagon was de ‘Afdeling vijandherkenning’ sterk uitgebreid. Al in de kleinste aanleg moest een complot, een terroristische aanval, een vijandige geaardheid herkend en door het wereldwijde netwerk van de Homeland­ verdediging bestreden worden. Zelfs theologen werd om raad gevraagd. Een universitaire docent uit Europa, specialist in de middeleeuwse metafysica, zat onbehaaglijk in de door een klimaatinstallatie beademde ruimte. Nergens was een ontbijt te krijgen. Hij was zo, zoals hij was aangekomen, door de controledoorlaten gevoerd en onmiddellijk naar deze relatief kleine ruimte overgebracht.

­- U houdt de duivel niet voor een fundamentalist?
­- Integendeel.
­- Wat verstaat u onder ‘duivel’?
­- Een heel bepaalde man in Wittenberg, die in de zesde generatie teruggaat op een voorvader die Hamlet al onderwezen moet hebben en dr. Faust uit de nood geholpen. Hij houdt zichzelf voor de duivel.
­- Is dat inbeelding?
­- Dat ook weer niet.
­- Hoezo niet? Er bestaat toch geen individu dat de duivel is.
­- Maar er bestaan duivelse elementen in de wetenschappen.
­- Zijn die dan niet identiek met uw man uit Wittenberg?
­- Hij doet er onderzoek naar.
­- En wat hebt u vastgesteld?
­- Hij denkt, samen met een internetpartner in Minnesota die hij vertrouwt, dat er een soort geestelijke tijdbom in de menselijke hersens is ingebouwd die bij een bepaalde organisatiegraad van die mens tot ontploffing wordt ge­ bracht. Dat zou bij voorbeeld het geval zijn bij de wereldwijd met elkaar verbonden speculatieve wetenschappen.
­- En dat verklaart het fenomeen ‘zieke rede’ in de ‘speculatieve wetenschap’?
­- Hebt u er een andere verklaring voor waarom iets dergelijks bestaat?

De mensen van de geheime dienst in het Pentagon vonden de inlichtingen van de theoloog niet toereikend. Ze waren bij hem terechtgekomen omdat de rijksnieuwsdienst de man had aanbevolen. De Amerikaanse experts vonden zijn uitspraken verward. Ze zochten naar de duivel in persoon, niet naar vermoedens.

De duivel en de macht
Op een nacht, in de dagen na de overwinning van Dresden (1813), aldus de aantekeningen van een Zweedse geestenziener die door Napoleon werkelijk ontvangen werd, had een afgezant van Hades Napoleon in diens oorlogstent bezocht. Het was duidelijk geweest dat het om de Verleider was gegaan, die zich (op grond van onjuiste veronderstellingen) op het restje katholiek geloof in de ziel van de keizer had willen beroepen, maar tijdens het gesprek spoedig moest vaststellen dat de keizer volstrekt ongevoelig bleek te zijn voor christelijke metafysica.
Het zou zijn gegaan om gesjacher om de macht. Om de hele wereld tot voorbij Indië. Tot welke tegenprestatie dit de keizer verplichtte? De heerser moest nemen, de Verleider zou dan op een gegeven moment het Zijne eisen.
Welke garantie Hades überhaupt kon geven als het om toekomstige veldslagen ging? Sprak de bode van de onderwereld over het geven van adviezen?
Was hij een oplichter? Deed hij gewichtig? Hoe bewees hij zijn feitelijke macht (nog wel betrekking hebbend op concrete toekomstige gebeurtenissen waarin zoveel van het toeval afhing) en hoe kon hij die op een wereldlijke heerser overdragen? De Verleider adviseerde een wapenstilstand, de keizer moest er pas weer op los slaan als hij nieuwe bataljons had gerekruteerd.
De keizer werd indertijd gekweld door kolieken in maag en darmen. Hij hunkerde niet meer naar wereldheerschappij.
Wat hem geprikkeld zou hebben: het opstandige Albion (tegen alle waarschijnlijkheid) op zijn nummer te zetten. Hij had graag gelijk gekregen. Toen gaf de keizer de voorkeur aan een heet bad boven deze hartstochtelijk gevoelde wens. Hij ontsloeg de Verleider van onverrichte zaken.

De OUDE DRAAK onder de Tempelberg
Het ijslandschap glinstert groen. Het gaat om een meer. Aan de randen daarvan: rotsen van ijs zonder paden. Hier strekt de trechter zich uit tot een landschap zonder horizon. Het is de negende en diepste ring van de hel. In het midden van het ijsmeer, waarin de kwaadaardigste misdadigers uit de geschiedenis zijn ingevroren, rust de GEWELDIGE DRAAK, tot aan het middenrif (als het enorme mensachtige monster zoiets bezit) door de ijsvlakte vastgehouden. Hij is niet in staat te vluchten. Voor kou blijkbaar niet gevoelig. Zo wacht hij al onbeschrijflijk lang.

­- Wat is er onder de Tempelberg?
­- Een trechter.
­- Die bij zijn sokkel breder is dan Jeruzalem?
­- Altijd al.
­- In de richting van de aardoppervlakte zo spits toelopend dat ook een microscoop de ingang niet zou vinden?
­- De dikte van een speld zou een holle frase zijn. Nanoscopisch klein. Door afval bedekt.
­- Hoe kent men de details?
­- Ze zijn door Vergilius en Dante geloofwaardig overgeleverd.
­- Waarom noemt u het in het ijs verstarde wezen de OUDE DRAAK?
­- Zo wordt hij genoemd. Hij heeft vleugels. Ze steken half in het ijs. Zijn hoofd is naar beneden gebogen. ­ Kan hij het wel ‘buigen’, zo onbeweeglijk als de Boze is?
­- De beweging is duizenden jaren geleden gefixeerd.
­- Precies in het duizendste jaar voor de Jongste Dag smelt het meer? Het monster baant zich een weg naar de aardoppervlakte en grijpt de macht. Tot God dit op één na machtigste wezen opnieuw verslaat en voor zijn gerecht brengt.
­- Het lijkt me, zoals dat wezen daar onder de Tempelberg verblijft, een tijdbom.
­- Dat geldt voor de Tempelberg als zodanig.
­- Wat gebeurt er als men met boren in de trechter binnendringt? Explodeert dan alles? Is het dan afgelopen met de betovering?
­- Het is een antiwereld.
­- In de Goddelijke Komedie staat geschreven dat het voortbestaan van onze wereld afhangt van het voortbestaan van de tegenwereld.
­- Een kwestie van evenwicht.
­- Voor wie is het voordelig als het evenwicht in het morgenland verloren gaat?
­- Dat kan niemand vooruit weten.
­- En hoezo is het in de hel niet heet?
­- Op het diepste punt is het koud.

De duivel verliest de interesse in zijn object

Van de grote germanist Ferdinand Sauerbrey stamt de waarneming dat je de duivel kunt herkennen aan het ONGEDULD VAN DE DEMONEN alsook aan zijn neiging WEG TE GOOIEN WAT HIJ AL GEWONNEN HEEFT.

­ Hoe komt u tot deze waarneming?
– Er bestaat een geheime bundel van Goethe. In dit met touwtjes dichtgebonden pakket zitten de delen van Faust (2de deel, 5de akte) die hij van publicatie heeft uitgesloten.
­- Geheime mededelingen? Uit esoterische bronnen?
­- Zonder twijfel. Betrouwbare bronnen uit Syrië, uit Malta.
­- Met precieze beschrijvingen hoe een duivelspact werkzaam wordt, ervan af­ gezien dat er met eigen bloed geschreven moet worden?
­- Wezenlijk zijn, zoals bij elk verdrag, de kleine lettertjes. De uitzonderingen elk apart.
– En u zegt dat Mephistopheles de ziel van dr. Faust, die hij al bezat, weer vrij
­ liet uit vertwijfeling over zijn object?
­- Ja, zo beschrijft Goethe het volgens de geheime bronnen. De Verleider hield het niet langer uit. Hij vertrok in zekere zin.
­- Dr. Faust, de Wittenberger, bleek niet op de hoogte te zijn van de almachtsfantasieën die hem naar de duivel hadden gedreven?
– Uiteindelijk wilde hij de kennis die de duivel hem toevertrouwde al helemaal niet meer opschrijven. Uit Ethiopië, uit het Caraïbische gebied, uit Verona waren vrouwen naar Wittenberg gebracht door de als bezeten werkende duivel. Daar wachtten ze in een herberg.
­- De geleerde was lusteloos?
­- Zonder drift. Het was moeilijk de wachtende vrouwen rustig te houden. Ten slotte moest de duivel zelfs als vervanger voor Faust inspringen.
– Is dat geen moeilijk werk voor een goddelijk wezen?
­- Dat weten we niet. In elk geval beschouwde Mephistopheles zijn tegenprestatie niet als beloning.
­- Behoort het tot het concept van de Boze, dat men zich houdt aan wederzijdse verdragen?
– Dat wordt door Goethe bevestigd. Enthousiast bedacht de Verleider tegenprestaties die voldeden aan het oorspronkelijke verdrag met dr. Faust. Toen daarvan niets te verwezenlijken was, omdat de verdragspartner slechts een zeer begrensd bevattingsvermogen toonde voor de duivelse voordelen, raakte Mephistopheles in vertwijfeling.
­- Vond hij het moeilijk het Kwaad zelf te moeten voltrekken?
­- Het was voor hem waardeloos. Dat hij als ‘vorst van de chaos’ de ondermijning op zijn vaandel had geschreven, wist men. Het was voor hem moeilijk daarbovenop het bewijs te moeten leveren voor het Kwaad in dr. Faust als dat er niet was. De duivel is veroorzaker van het Kwaad, niet degene die er garant voor staat.
­- Waarom eigenlijk?
­- Dat weten we niet. Goethe beweert uit een bron te hebben opgemaakt dat de Verleider het onderscheidingsvermogen voor gelukkige en ongelukkige gevoelens mist, dat hij de zielen niet opkoopt, respectievelijk per verdrag voor zich vastlegt omdat hij ze op de Jongste Dag als een soort leger tegen God denkt te kunnen aanvoeren, maar omdat hij ze als hulp nodig heeft voor de ontwikkeling van zijn eigen onderscheidingsvermogen.
­- Vandaar de teleurstelling van de duivel toen Faust weigerde.
­- Ja, dat was de opening waardoor dr. Faust ontkwam.

De opening die de duivel voor zichzelf houdt
Een van de moordenaars van het Derde Rijk, wetenschapper en nationaal­socialist, had zich in 1944 van de wetenschap die de belastbaarheid van mensen onder koucondities onderzocht, laten overplaatsen naar de buitenlandverkenning van partijgenoot SS­hoofdleider Schellenberg. Portugal, Afghanistan, Spanje, Zweden, Zwitserland, dat wil zeggen: de weinige neutrale landen waren de doelen die de voorkeur genoten van de geheime diensten van het Derde Rijk. Zo zat Herman P. op 13 april 1945 als een van de laatste passagiers in de machine die. nog altijd wekelijks heen en weer vloog tussen Stuttgart en Madrid. Als vliegverbinding van de neutrale landen was deze lijn onaantastbaar, zoals in vredestijd gemeld aan geallieerde en Duitse luchtcontrole­instanties, een laatste verbinding in de eindfase van de oorlog.

­- Met weinig bagage? Zwaar beladen met schuld?
­- Hij voelde geen schuld. Hij beschouwde zich als werktuig van de evolutie, als medisch medewerker van het wetenschappelijk onderzoek. Hij was bijzonder ongevoelig voor het lijden van anderen.
­- Wist hij dat hij de duivel was?
­- Dat weten we niet. Misschien had hij een vermoeden. De meesten zijn duivels zonder het te weten.
­- De opening die hij voor zichzelf gemaakt had, bestond eruit dat hij ‘bezeten zijn opdracht uitvoerde’. Anders zou het hem niet mogelijk zijn geweest zijn kameraden achter te laten en de opening waar te nemen.
­- Wat was dat voor een opdracht?
­- Een ‘Vierde Rijk’ voorbereiden. Kon men kolonies vormen in Zuid­Afrika? Hij had insignes van het Derde Rijk bij zich, waaronder een bloedproef van Hitler.
­- Waar moest die voor dienen?
­- Misschien was daar in de toekomst iets nieuws uit te maken. Voor de duivel, maar ook voor een arts met genetische ervaring, was het niet onmogelijk uit een paar cellen of uit een bloedproef een homunculus te ontwikkelen.
­- Werd Herman P. aan de geallieerden uitgeleverd?
– Ze beschikten over de passagierslijsten van deze vluchten. Ze eisten uitlevering. De Spaanse autoriteiten bleven weigerachtig. P. verdween via Tanger naar Centraal­Afrika.
­- Zouden de katholieke Spanjaarden de man hebben uitgeleverd als ze hadden geweten dat hij de duivel was?
– Hoe moesten ze dat weten zonder het hem te vragen? Uit de passagierslijsten en zijn paspoorten viel dat niet op te maken.
­- De Boeren die het apartheidsregime invoerden stonden onverschillig tegenover de identiteit van de man?
­- Hij maakte zich waar in hun diensten.
­- Heel Afrika te onderwerpen was geen eenvoudige aangelegenheid.
­- Moeilijk alleen al vanwege het aantal inzetbare blanken. Men zou dit getal hebben moeten vertwaalfvoudigen. Zonder laboratoria een onmogelijkheid Later verhuisde P. naar Zuid­Rhodesië, waar hij de strijdkrachten onderrichtte in het folteren.
­- Hoe weet men dat?
­- Een spion van de DDR schaduwde hem sinds 1953.
­- Is P. inmiddels gestorven? Hoe kwam hij aan zijn einde?
­- Een duivel sterft niet. Hij verandert van gedaante. Over het einde van P. weten we niets.

De gelukshuid

Een boerin kreeg een kind, ‘het had een gelukshuid’. Vrouwen in het dorp zeiden: de jongen zal nog ooit met de dochter van de koning trouwen.
Jaren later kwam de koning naar het dorp en hoorde die voorspelling. Zijn dochter wilde hij voor zichzelf houden of hoogstens ruilen tegen een groot vreemd koninkrijk. Dus gaf hij de jongen die de gelukshuid bezat een schrijven aan de koningin, dat hij verzegelde. Hij beval hem het onmiddellijk naar het verstevigde slot te brengen. In de brief stond het bevel dat de bode direct na aankomst omgebracht moest worden.
De gelukshuid zette het op een lopen en werd moe. De hut die hij vond was een rovershol. De grootmoeder van de rovers liet hem binnen en verstopte hem. ’s Nachts kwamen de rovers terug en openden de brief. Deze booswichten waren verontwaardigd over het plan van de koning. Ze schreven, gedicteerd door hun grootmoeder, een nieuwe brief. Men moest de bode op bevel van de koning onverwijld met de prinses in de echt verbinden.
Toen de koning in zijn kasteel terugkeerde en het resultaat van zijn bemoeiingen zag, was hij alleen bereid daarmee in te stemmen als de gelukshuid hem de DRIE GOUDEN HAREN VAN DE DUIVEL bracht. Dat de jongen daarin zou slagen, leek hem onmogelijk. Zo hoopte hij de niet geliefde indringer dankzij zijn koninklijke beschikkingsrecht uit de weg geruimd te hebben.
De jongen reed over de rivier van de dood naar het land van de duivel. Die was op reis. De grootmoeder van de duivel gaf hem raad. Ze veranderde hem in een luis en zette hem in haar pels. De GROTE DRAAK kwam thuis en wilde slapen in de schoot van de grootmoeder. Nauwelijks was hij ingeslapen of zij trok hem een van zijn drie gouden haren uit. De gewelddadige geest kwam dreigend overeind. Geen vijand was in zicht. Het gebeuren herhaalde zich, tot de drie gouden haren van de duivel aan de weer in zijn eigen gedaante veranderde jongen konden worden gegeven. Maar de duivel, telkens uit zijn slaap gehaald, verried het geheim van zijn grootmoeder. Daardoor kon de gelukshuid, met schatten overladen, weer in de vesting van de koning worden opgesloten.
Die wil daar zijn voordeel mee doen. Hij wil naar de schatten die de gelukshuid heeft gevonden, hij wil daar meer vandaan halen. De jongen stuurt hem over de rivier naar het rijk van de duivel, waar de schatten liggen. De veerman, die de koning heeft overgezet, drukt hem na de oversteek het roer in de handen. Nu moet de koning voor eeuwig als veerman dienen. Dat is namelijk de wet.
De gelukshuid echter leefde tevreden met de koningsdochter en regeerde het rijk.

­- Hoezo heeft de duivel maar drie haren?
­- Hij heeft genoeg haren, maar slechts drie zijn van goud.
­- Is de duivel een dier?
­- Dieren hebben geen eeuwig leven. Hij heeft de gedaante van een dier, zolang hij geen andere gedaanten kiest.
­- Waarom heet hij de GROTE DRAAK?
­- Dat is een van zijn bijnamen.
­- De gelukshuid wordt nooit aan het werk gezien.
­- Nee. Hij heeft geluk. Hij is onaantastbaar voor boosaardige plannen. Hij draagt een gelukspantser.
­- Een vermogen zich te laten helpen?
­- Het zijn vrouwen uit het dorp en grootmoeders die de gelukshuid helpen.
­- Door raad te geven?
­- Nee, actief. Ze kunnen gedaanteveranderingen bewerkstelligen. Ze zijn goudmaaksters, gelukmaaksters.
­- Is in zoverre niet werk maar het vermogen zich helpers te verschaffen de wezenlijke menselijke eigenschap die geluk brengt?
­ Een tweede huid.

‘Boetelingensneeuw’
Boetelingensneeuw (aan boetelingen herinnerende ijsfiguraties) ontstaat als sneeuwafzetting in gebieden met een grote droogte en een hoge uitwaseming. Het lopen over gletsjer­ en firnsneeuwvlakten gaat daar moeizaam.
De toppen van de Issik­gletsjers, waarop zich boetelingensneeuw bevindt, hellen ten gevolge van hun sneeuwlast naar het zuiden over en zijn tot zes kilometer hoog. De ongebruikelijke vormen werden om vijf uur in de namiddag aan de westelijke helling van het oostelijke Alisu­dal op ongeveer 5300
meter hoogte uit de verte waargenomen.
Nog nooit heeft iemand deze vlakte in het politiek explosieve gebied tussen de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten, Kasjmir, Afghanistan en het Wakhan­gebergte, dat F. Kussmaul onderzocht heeft, betreden, geen terrorist, geen achtervolger. Het gaat om een gebied buiten het mensdom.