Op een dag wilde ik wat gedichten voor kinderen schrijven, maar ik wist niets te verzinnen. Op een werkblad rolden wat zinnen en losse woorden. Ritmische zinnen en rare woorden en associatieve sprongen. Dat werden zes gedichten over angst en bang zijn. Geen gedichtjes om er kinderen de stuipen mee op het lijf te jagen, maar om angst te benoemen en bangheid tot reële proporties terug te brengen. Dat kan.
‘Dat is de kolenboer,’ zei mijn vader, ‘en hij heet gewoon Jan.’

Het verschil tussen bangheid en angst is dat je direct weet waarvoor je bang bent en dat je bij angst dat niet onmiddellijk weet. En zelfs later weet je het niet precies. Hoogstens kun je je de omstandigheden voor de geest halen. Een kind weet alleen dat het donker was en dat het de kraan hoorde druppen. En wij als volwassenen zeggen erbij dat het kind lichamelijk uit zijn evenwicht was, koorts had en dan gebeurt dat soms: angstig worden.

Kort geleden vertelde iemand mij het volgende:
Hij maakte met zijn zoon een kampeertocht door Frankrijk. Op een avond zetten ze hun tentjes op bij een bunker in de vuurt van Verdun. Plotseling werd hij die avond overvallen door angst die als golven in hem opsteeg. De overrompeling duurde maar even, maar zou hem altijd bijblijven als een opwelling van angst uit het niets. Er was wel die bunker, maar die kon hij niet in verband met de angsttoestand brengen.
Later, de volgende dagen, realiseerde hij zich, dat hij zich op het slagveld van de eerste wereldoorlog bevond, iets wat hij natuurlijk al lang wist. Hij en zijn zoon vonden resten van geraamten, kogels die aan gruzelementen vielen toen zij ze oppakten en afgebrande geweren met mos erop.
Later: dat en daar, maar op het moment dat de man door angst werd overvallen wist hij van dat en daar niets. Achteraf was er iets van een angstspoor te traceren in de akelige omgeving waar ze kampeerden, vlakbij een bunker en een berg die al voor de eerste wereldoorlog een naam had: Der tote Mann of L’homme mort.

Terug naar de kindergedichten over angst. Neem de volgende situatie. Vader en moeder betekenen voor kinderen zekerheid en houvast. Als zij er niet zijn vallen die zekerheid en dat houvast weg en kan er angst optreden.
Het kind is alleen, is ziek, heeft koorts, vader en moeder zijn er niet, het speelgoeddiertje is beneden, het is donker en warm en koud tegelijk. Alle samenhang die er behoort te zijn is verstoord, er is geen evenwicht meer, niets past meer in dat kinderleven. En het kind hoort het druppen van de kraan, steeds maar door, want angst heeft geen tijd. Een moment van onthechting, zonder een reële klok.
Vanuit mijn gezichtspunt is dat een moment en een situatie dat angst bij kinderen kan optreden, denk ik. Ik denk dat, want ik ben een volwassene en zeker weten doe ik het niet.
Bovendien geef ik hier mijn veronderstellingen achteraf, de gedichten zijn al lang klaar. De overwegingen die telden bij het maken waren misschien nog intuïtiever dan nu uitgesproken.

‘Geef me je handje, dan word je niet moe,’ zei een vader op een steenkoude avond in december tegen zijn zoontje toen ze over de besneeuwde markt liepen. Dat hielp.
‘Dat is de kolenboer, hij heet Jan.’ Dat ook.
Maar angstige kinderen? Je kunt pas later wat tegen ze zeggen en de angst benoemen als die al voorbij is.
Een beetje bang zijn kan geen kwaad en is zo gek nog niet, anders zouden kinderen misschien een leeuw gaan aaien. Maar angst, nee liever niet.

 
Twee gedichten voor kinderen
 
 

Koorts

Het is de wind
die vliegt door de bomen,

het is de regen
die klettert op het dak,

het is een kind
dat hevig moet dromen,

van almaar dezelfde woorden,
altijd maar door,

van ontzettend ver lopen,
en nergens komen,

altijd maar door.

Zo warm, zo nat.
En de nacht is zo zwart.

 
 

Latte

Latte, soms op bokkepoten,
met hoorns op de kop,
en vleugels van een vleermuis,
en soms is hij een Wolf of de Koorts,
het Druppen van een Kraan, een Gnoom
van de Verzinselberg, het Donker,
de Kinderlokker of een Nare Droom.

Soms is Latte echt, dat is waar,
maar meestal hoort hij tot de spoken
die niet eens bestaan,
zo een die kluifjeszwammen eet,
zwarte, witte, echte kluifjes,
en smult van krabbescheer en kikkerbeet.

Wees dus voorzichtig, maar niet bang,
want Latte zet het op een lopen
voor ieder moedig kind,
dik of dun, kort of lang.
Voor helden is die nare Latte bang.