HET ONZICHTBARE VOORWERP

 

Tegen het licht gehouden

in de kom van je handen

is het helderder dan water,

helderder dan glas,

dan lucht.

Het houdt niets tegen.

 

Tegen de lucht is het soms

rood, soms blauw.

In het gras in je tuin gezet

strompelen de bijen er doorheen.

 

Bij nauwkeurige beschouwing zit er

binnenin altijd nog een dag

waar je leven zich af zou kunnen spelen.

Toch heeft het niets van doen

met dromen die veranderen

wanneer jij verandert van gedachten.

‘s Nachts op een tafel wordt het

de spil van je huis,

een vuurtje in een verduisterde kamer

en de stilte buigt zich er naar over

en raakt het met één vinger aan.

 

Dagenlang zoek duikt het

plotseling op

in een stapel oude hoeden.

Geen enkele reden zich daar te bevinden,

noch om ergens anders te zijn.

 

 

 

EEN OUDE FOTO UIT VERMONT

 

Wij zijn te veraf om het patroon te zien

van het borduursel dat zij ophoudt tegen

de rug van de stoel voor het huis

met zijn open ramen en twee behorde deuren.

 

Noch is haar gezicht scherp, ofschoon het lijkt

of ze glimlacht. Aan weerszijden vervagen berg-

welvingen en een tweetal appelbomen

drukt dunne schaduw op de muren.

 

Het is nazomer, bramentijd.

 

Achter velden die wij niet kunnen zien boort

een beekje zich in de koele zij van een heuvel. Verderop,

in woest gebied dat zij nimmer betrad, weerspiegelt

een donkere vijver een cirkel van sparren,

 

en de vogels zwijgen, want dit is het ogenblik

net voor een storm, waarin bladeren gaan hangen

en je hart je zonder reden bezwaart.

 

Waarom, op dat moment, glimlacht zij,

 

terwijl de eerste vlaag het erf opjaagt, echtgenoot

of vader roept vanuit het huis, haar naar binnen

manend, haar dit van verre vertellend, terwijl

 

zij in de kooi van onkruid dwaalt, aan de rand

van de akker, aan gene zijde van de tuin, de schuur,

van ons allen. Je bent geneigd te denken dat zij gelooft

 

de wind neemt mij mee.

 

 

 

DE FATALE VERGISSING VAN DE MOORDENAAR

 

‘When in doubt have a man come through a door with a gun in his hand.’ Raymond Chandler.

 

Hij komt binnen,

het grote pistool in zijn vuist. Hij zegt

‘Niemand van zijn plaats.’

Niemand stond op het punt, er is zelfs

niemand hier, behalve

ikzelf en deze fles whisky

en aan wachten ben ik gewend.

 

Hij eist een verklaring

over de parels omdat hij manieren

weet om mij aan de praat te krijgen. Echter,

ik weet niets over parels,

niets over Mr. R. of De Grote Baas,

en niets over Oregon waar ik nooit

van mijn leven ooit heb gewoond.

 

Misschien lieg ik, maar hij is overtuigd,

ofschoon hij me toch neer zal schieten,

waar ik begrip voor heb.

 

Misschien zeg ik, “Wat hield je tegen?’

Waarschijnlijk drink ik gewoon de whisky op,

slechte whisky maar wel werkzaam.

 

Mijn vermomming, moet je begrijpen,

was tijdelijk, iets dat later wel

of niet kan worden verklaard.

Het belang ervan voor het verhaal

ligt in de ontdekking van het lichaam,

morgen, door de detective.

 

Ook duik ik drie hoofdstukken voor het eind

op als Dokter, waar ik nog minder dan nu

te vertrouwen ben, nu ik deze dood

nog voor de boeg heb.

 

‘Er moeten connecties zijn,’

vertel ik hem. ‘Die zijn er altijd.

En het is slim de getuige zwijgend

achter te laten, het karweitje te klaren

en hem te peren.’

 

Het pistool aarzelt door de kamer.

‘Luister,” zeg ik hem. ‘Er kan

van alles gebeuren. Maar dit

zou de fatale vergissing kunnen zijn.

Jij weet niet meer dan ik.’

 

De lange buis van de demper richt zich op mij.

Ernstig overweeg ik de vinger aan de trekker,

het geluid als van iemand die hoest

boven in een oud gebouw,

en nu de eenzame kogel

hangend in de lucht tussen ons in.

 

Je zou kunnen vragen: Maar wat verwachtte ik?

En ik zou moeten zeggen: Slechts dit.

Niets dan dit.

 

 

 

 

BEZOEK AAN HET MIRAKEL

 

‘t Is met opzet donker

luister dus.

 

Wellicht bewoon ik een kruik, wellicht een pot,

wellicht niets. Niets dan dit

loze eindje stem

zich oprichtend tot jou.

Het klinkt als water.

Denk daar niet aan.

 

Laat je bedienden op eigen kracht

de berg afklimmen. Ik luister,

Ik zal je alles vertellen

wat ik ontdek, maar ik kan niet

zeggen wat het beduidt.

 

Iemand spiegelt je

altijd het gunstigste lot voor,

maar jij weet wel beter.

 

En houd dit voor ogen: Het antwoord

verschijnt mettertijd

net als de sleutel die precies

past en alles verklaart

nadat de misdaad is opgelost.

 

Dan zul je zeggen: Ik had het moeten weten.

Het was er al die tijd en

nooit ook maar verborgen,

zoals het verhaal van de brief

door de dief over het hoofd gezien

omdat hij niet was verstopt.

Dat is de grap uiteraard.

 

Je hebt mij niet nodig.

 

 

 

 

VERDERE AVONTUREN VAN DE PIJP

 

Hommage aan Magritte

 

Je gaat zitten, slaat

de krant open, zonder te kijken

breng je de lucifer naar de pijp.

Maar ‘t is geen pijp, ‘t is een peer.

 

Toch was het sekonden geleden

nog een pijp!

Wat zou de reden kunnen zijn

voor deze ongebruikelijke transformatie?

Zou het een teken voor

iets belangrijks kunnen zijn?

Is de peer te eten?

 

Nee. De peer is hard als steen.

In feite is het een steen,

vermomd als een peer.

 

Misschien werd de pijp gestolen –

onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk.

Misschien kan de stenen peer

worden gebruikt

als presse-papier, ofschoon

je er geen nodig hebt,

of als deurbuffer, of als

een soort dekoratief objekt.

 

Dan valt je blik op het onderschrift:

Dit is geen peer. Dit is een pijp.

 

En alles is duidelijk.